AB 2019/329
Onthouden schorsende werking aan hoger beroep in asielzaken niet in strijd met Unierechtelijk doeltreffendheids- en gelijkwaardigheidsbeginsel.
ABRvS 20-02-2019, ECLI:NL:RVS:2019:457, m.nt. A.M. Reneman
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
20 februari 2019
- Magistraten
Mr. N. Verheij
- Zaaknummer
201609659/1/V2 en 201609659/4/V2
- Noot
A.M. Reneman
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS68118:1
- Vakgebied(en)
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Vreemdelingenprocesrecht
EU-recht / Rechtsbescherming
Bestuursprocesrecht / Algemeen
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2019:457, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 20‑02‑2019
- Wetingang
Essentie
Het Unierecht vereist niet dat het hoger beroep in asielzaken schorsende werking heeft. De Afdeling blijft voorlopige voorzieningen toewijzen bij een ‘arguable claim’ van een schending van art. 3 EVRM.
Samenvatting
Het anders dan in art. 8:106 Awb niet van rechtswege toekennen van schorsende werking aan het instellen van hoger beroep in asielzaken is in overeenstemming […] met het Unierechtelijke gelijkwaardigheidsbeginsel. Zoals het hof […] heeft overwogen, is ook aan het Unierechtelijke doeltreffendheidsbeginsel voldaan. Het Unierecht verzet zich er dan ook niet tegen dat aan het instellen van hoger beroep in asielzaken niet automatisch ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.