NJ 1934, p. 549
Vervolg op H. R. 26 Juni 1933, N. J. 1933, 1582. Uitlokking tot een krachtens art. 2 der Crisislnvoerwet 1931 verboden handeling.
HR 03-01-1934, ECLI:NL:HR:1934:33
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
3 januari 1934
- Magistraten
Mrs. Jhr. Feith, Taverne, Schepel, Meckmann en Donner
- Zaaknummer
[031934/NJ_1934,_p._549]
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS129252:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1934:33, Uitspraak, Hoge Raad, 03‑01‑1934
- Wetingang
(Crisisinvoerwet 1931 art. 2; Sr art. 47 onder 2.)
Essentie
Vervolg op H. R. 26 Juni 1933, N. J. 1933, 1582. Uitlokking tot een krachtens art. 2 der Crisislnvoerwet 1931 verboden handeling.
Samenvatting
Ook nu B. eerst zijne voorwaarden heeft gesteld en daarna verd., die tot hem was gekomen om met hem over confectiegoederen te spreken, op deze voorwaarden is ingegaan en zich daarmede accoord heeft verklaard, heeft verd. in den zin van art. 47 Sr. aan B. een belofte gedaan voor het geval hij, B., het strafbare feit zoude plegen, zoodat het Hof als bewezen kon aannemen, dat door beloften het misdrijf opzettelijk was uitgelokt. Terecht overwoog het ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.