BNB 2021/21
Geen schending hoorplicht indien horen niet plaatsvindt als gevolg van onenigheid over andere bezwaarschriften
HR 06-11-2020, ECLI:NL:HR:2020:1728, m.nt. E.B. Pechler
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
6 november 2020
- Magistraten
Mrs. Koopman, Punt, Van Loon, Fierstra, Wortel
- Zaaknummer
19/02693
- Conclusie
A-G Wattel
- Noot
E.B. Pechler
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS250101:1
- Vakgebied(en)
Fiscaal bestuursrecht / Bezwaarfase
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2020:1728, Uitspraak, Hoge Raad, 06‑11‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 28‑02‑2020
ECLI:NL:PHR:2020:184, Conclusie, Hoge Raad (Parket), 28‑02‑2020
- Wetingang
Art. 7:2 lid 1 Awb
Essentie
Geen schending hoorplicht indien horen niet plaatsvindt als gevolg van onenigheid over andere bezwaarschriften
Samenvatting
Tijdens het hoorgesprek naar aanleiding van de bezwaarschriften die de gemachtigde namens belanghebbende heeft ingediend, is tussen de Inspecteur en de gemachtigde onenigheid ontstaan over andere op dezelfde dag te bespreken bezwaarschriften. Als gevolg daarvan zijn de bezwaren van belanghebbende uiteindelijk niet besproken. Het Hof heeft geoordeeld dat de Inspecteur de hoorplicht niet heeft geschonden.
HR: De hoorplicht zou zijn geschonden als belanghebbende geen gebruik kon maken van de gelegenheid te worden gehoord door omstandigheden die voor rekening van de Inspecteur moeten blijven. ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.