Hof Amsterdam, 22-01-2016, nr. 23-001578-14
ECLI:NL:GHAMS:2016:131
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
22-01-2016
- Zaaknummer
23-001578-14
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2016:131, Uitspraak, Hof Amsterdam, 22‑01‑2016; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2017:2475, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑01‑2016
Inhoudsindicatie
Profijtontneming. Hof herberekent wdr voordeel uit hennepkwekerij vanwege beperkte beschikbare ruimte en afwijkend productieproces. Voorts ziet hof medicinaal gebruik door veroordeelde zelf als besparing van kosten. Tevens worden de inkomsten uit de verkoop van door de veroordeelde gemaakte foto’s van het kweekproces aangemerkt als vervolgprofijt en meegenomen bij berekenen van wdr voordeel
Partij(en)
parketnummer: 23-001578-14
datum uitspraak: 22 januari 2016
TEGENSPRAAK
Verkort arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 15 april 2014 op de vordering van het Openbaar Ministerie ingevolge artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht in de ontnemingszaak met nummer
13-853984-09 tegen de veroordeelde:
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] (Verenigde Staten) op [geboortedag] 1966,
adres: [adres].
Procesgang
Het Openbaar Ministerie heeft in eerste aanleg gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting zal worden opgelegd tot betaling van een geldbedrag aan de Staat ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel, geschat tot een bedrag van € 15.616,31.
De politierechter in de rechtbank Amsterdam bij vonnis van 15 april 2014 de veroordeelde de verplichting opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 4.535,50 ter ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel.
De veroordeelde heeft tegen dit vonnis hoger beroep ingesteld.
De veroordeelde is bij inmiddels onherroepelijk geworden arrest van het gerechtshof Amsterdam van
15 februari 2013 - kort gezegd - veroordeeld ter zake van het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
3 september 2015 en 8 januari 2016 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek ter terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door de veroordeelde en de raadsman naar voren is gebracht.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, omdat het hof tot een andere beslissing komt dan de rechtbank.
Schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel
De advocaat-generaal heeft ter terechtzitting in hoger beroep gevorderd dat aan de veroordeelde de verplichting wordt opgelegd tot betaling aan de staat van € 15.616,31 ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel.
Het hof is van oordeel dat op grond van de onder voormeld parketnummer aangelegde straf- en ontnemingsdossiers, alsmede op grond van het onderzoek ter terechtzitting, aannemelijk is geworden dat de veroordeelde door middel of uit baten van de hennepteelt wederrechtelijk voordeel heeft verkregen. Het hof ontleent de schatting van dat op na te melden geldbedrag gewaardeerde voordeel aan de inhoud van de bewijsmiddelen.
Het hof heeft bij de vaststelling van het bedrag waarop het wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat aansluiting gezocht bij de inhoud van het rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij (hierna te noemen: de voordeelsrapportage), welk proces-verbaal op 10 juni 2009 in de wettelijke vorm is opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [opsporingsambtenaar].
Bij die vaststelling heeft het hof voorts betrokken de algemene uitgangspunten die door het Bureau Ontnemingswetgeving Openbaar Ministerie zijn opgesteld en die zijn vervat in het rapport ‘Wederrechtelijk verkregen voordeel hennepkwekerij bij binnenteelt onder kunstlicht’ van
april 2005 (hierna te noemen: het BOOM-rapport).
Het hof is bij de berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel daarnaast uitgegaan van de verklaring van de veroordeelde ter terechtzitting van 3 september 2015, inhoudende dat hij gemiddeld
€ 1.000,00 tot maximaal € 1.400,00 per maand heeft verdiend met de verkoop van foto’s van de hennepplanten. De veroordeelde heeft bij de politie verklaard dat hij acht maanden eerder [het hof begrijpt: september 2008] was begonnen met het opzetten van de kwekerij. Het hof gaat er derhalve - ten voordele van de veroordeelde - vanuit dat hij gedurende die acht maanden minstgenomen € 8.000,00 aan inkomsten daaruit heeft genoten en merkt die inkomsten aan als (vervolg)profijt.
Het hof overweegt met betrekking tot de door de rechtbank in mindering gebrachte bedragen van
€ 1.70,00 [het hof begrijpt: 1.700,00 dan wel 170,00] en € 2.995,00 het volgende. Uit het dossier noch het verhandelde ter terechtzitting is gebleken dat deze geldbedragen daadwerkelijk in beslag zijn genomen of verbeurd zijn verklaard. Er is dan ook geen enkele aanleiding deze bedragen op het te betalen bedrag aan ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel in mindering te brengen.
De raadsman van de veroordeelde heeft de navolgende verweren gevoerd.
Aantal planten en oogsten
De raadsman heeft betwist dat het aantal door de SEON-medewerkers getelde planten correct is en heeft ter onderbouwing daarvan aangevoerd dat slechts een zeer beperkt deel van de zolder werd gebruikt voor de kweek en dat de aangetroffen stekjes in ruimte B op minder dan één vierkante meter stonden opgesteld. Ten aanzien van het aantal oogsten heeft de raadsman aangevoerd dat hoogstens kan worden gesteld dat er vaker is geoogst in de ruimte met zes planten, waar ook zeven lampen hingen, maar dat ook dit is niet gebeurd.
Het hof zal met betrekking tot de hoeveelheid planten uitgaan van de verklaring van de veroordeelde bij de politie ( p. 57 van het dossier), gelijkluidend aan zijn verklaring ter terechtzitting in hoger beroep van 3 september 2015, te weten dat er 75 plantjes stonden. Het onderdeel van het verweer betreffende het aantal planten behoeft om die reden geen verdere bespreking. Anders dan de raadsman is het hof van oordeel dat twee oogsten hebben plaatsgevonden in de ruimte waar de stekjes stonden, waarbij eveneens wordt uitgegaan van de verklaring van de veroordeelde in hoger beroep van 3 september 2015.
Ten onrechte standaardberekeningen toegepast
De raadsman heeft aangevoerd dat de politierechter ten onrechte de standaardberekeningen en
-normen van het BOOM-rapport als uitgangspunt neemt, omdat de kwekerij is opgebouwd ter optimalisatie van medicinale wiet voor eigen gebruik en niet voor een maximale productie, waardoor de gemiddelde oogst van 28,2 gram per plant niet kan worden gehaald.
Het hof is met de raadsman van oordeel dat een opbrengst van 28,2 gram per plant onder de gegeven omstandigheden niet haalbaar is, vanwege de beperkte beschikbare ruimte voor de hennepplanten en het afwijkende productieproces dat de veroordeelde heeft gehanteerd. Gelet op onder meer de foto’s in het dossier zal het hof uitgaan van een oppervlakte van 2 m², hetgeen bij 38 planten per m² resulteert in een opbrengst van 15,5 gram per hennepplant.
Ander doel dan verkoop
De raadsman heeft betoogd dat de politierechter er ten onrechte vanuit gaat dat de veroordeelde heeft verklaard dat een deel van de oogst een ander doel had dan verkoop, omdat de veroordeelde heeft bedoeld te verklaren dat de gehele oogst een ander doel had dan verkoop, te weten eigen (o.m. medicinaal) gebruik.
Voor de schatting van het wederrechtelijk verkregen voordeel maakt dit evenwel geen verschil, omdat ook de besparing voor de veroordeelde op de aanschafkosten van hennep voor medicinaal (of ander) gebruik door hemzelf als voordeel wordt aangemerkt.
De verweren van de raadsman worden mitsdien verworpen.
Berekening van het wederrechtelijk verkregen voordeel
Opbrengst per oogst
Als uitgangspunt is de hoeveelheid van 75 op de kweeklocatie aangetroffen hennepplanten aangenomen. In het voordeel van de veroordeelde levert dit op ongeveer 38 planten per m². De opbrengst per plant is, uitgaande van het BOOM-rapport, bij 38 planten per m²: 15,5 gram.
De opbrengst per oogst is derhalve als volgt te berekenen:
75 planten / 2 m² = 38/100 planten per m².
75 planten x 16,1 gram = 1.207,5 gram = 1,2075 kilogram.
Bruto opbrengst is 1,2075 x € 3.270,00 (kiloprijs uit het BOOM-rapport) = € 3.948,52.
Kosten per oogst
Afschrijvingskosten per oogst € 150,00
Overige variabele kosten € 4,40 x 75 planten € 330,00 +
Totale kosten € 480,00
Totale opbrengst (twee oogsten)
Opbrengst € 3.948,52 x 2 € 7.897,04
Kosten € 480,00 x 2 € 960,00 -
Totale opbrengst twee oogsten € 6.937,04
Inkomsten uit foto’s
8 maanden x € 1.000,00 € 8.000,00
Het wederrechtelijk verkregen voordeel komt hiermee op € 6.937,04 + € 8.000,00 = € 14.937,04.
Verplichting tot betaling aan de Staat
Aan de veroordeelde dient, ter ontneming van het door hem wederrechtelijk verkregen voordeel, de verplichting te worden opgelegd tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 14.937,04 (veertienduizend negenhonderd zevenendertig euro en vier eurocent).
Toepasselijk wettelijk voorschrift
De op te leggen maatregel is gegrond op artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Stelt het bedrag waarop het door de veroordeelde wederrechtelijk verkregen voordeel wordt geschat vast op een bedrag van € 14.937,04 (veertienduizend negenhonderd zevenendertig euro en vier eurocent).
Legt de veroordeelde de verplichting op tot betaling aan de Staat ter ontneming van het wederrechtelijk verkregen voordeel van een bedrag van € 14.937,04 (veertienduizend negenhonderd zevenendertig euro en vier eurocent).
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. J.D.L. Nuis, mr. P.C. Römer en mr. M.J.A. Plaisier, in tegenwoordigheid van
mr. S.W.M. Stevens, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
22 januari 2016.
mr. Römer is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[.......]
.