WR 2019/93
Woonruimte – algemene voorwaarden – procesrecht: bewijslast van hoofdverblijf op huurder is oneerlijk beding; verzwaarde stel- en motiveringsplicht; tegenbewijs
Hof Amsterdam 02-04-2019, ECLI:NL:GHAMS:2019:1109
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
2 april 2019
- Magistraten
Mrs. E.K. Veldhuijzen van Zanten, J.C.W. Rang, E.A. Minderhoud
- Zaaknummer
200.237.670/01
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- Vakgebied(en)
Huurrecht / Algemeen
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verbintenissenrecht / Europees verbintenissenrecht
Huurrecht / Bijzondere onderwerpen
Huurrecht / Huur van woonruimte
Verbintenissenrecht / Overeenkomst
- Brondocumenten
ECLI:NL:GHAMS:2019:1109, Uitspraak, Hof Amsterdam, 02‑04‑2019
- Wetingang
(art. 6:265, 7:244 BW; art. 150 Rv; Richtlijn 93/13/EEG)
Essentie
Woonruimte – algemene voorwaarden – procesrecht: bewijslast van hoofdverblijf op huurder is oneerlijk beding; verzwaarde stel- en motiveringsplicht; tegenbewijs
Samenvatting
Huurster is contractueel verplicht haar hoofdverblijf in de woning te hebben en de woning voortdurend te bewonen. Volgens art. 10 lid 2 Algemene Bepalingen rust de bewijslast van het hebben van hoofdverblijf op huurder. Verhuurster, een woningstichting, heeft ontbinding en ontruiming gevorderd omdat huurster haar hoofdverblijf niet meer in het gehuurde heeft. Huurster betwist dat zij niet haar hoofdverblijf in de woning heeft en acht het bewijsbeding oneerlijk in de zin van Richtlijn 93/13/ EEG en dus nietig, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.