Gst. 2020/30
De Afdeling gaat om. Art. 26 Awir biedt discretionaire ruimte inzake hoogte terugvordering. Het ligt op de weg van de Belastingdienst/Toeslagen te bepalen hoe hij om zal gaan met andere gevallen waarin hij eerder heeft beslist over de terugvorderingen.
ABRvS 23-10-2019, ECLI:NL:RVS:2019:3536, m.nt. R. Stijnen
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
23 oktober 2019
- Magistraten
Mrs. J.A. Hagen, H.G. Sevenster, B.P.M. van Ravels
- Zaaknummer
201802802/1/A1
- Noot
R. Stijnen
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS189045:1
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Kinderopvang
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2019:3536, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 23‑10‑2019
- Wetingang
Essentie
De Afdeling gaat om. Art. 26 Awir biedt discretionaire ruimte inzake hoogte terugvordering. Het ligt op de weg van de Belastingdienst/Toeslagen te bepalen hoe hij om zal gaan met andere gevallen waarin hij eerder heeft beslist over de terugvorderingen.
Samenvatting
De Afdeling ziet thans aanleiding om tot een andere uitleg van art. 26 Awir te komen. Anders dan de Afdeling eerder heeft geoordeeld, is weliswaar in die bepaling een betalingsverplichting van de belanghebbende neergelegd, maar is hierin niet imperatief voorgeschreven dat de Belastingdienst/Toeslagen het gehele bedrag van de belanghebbende moet terugvorderen. De bepaling biedt ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.