Einde inhoudsopgave
Reglement voor de procesvoering van het Gerecht
Artikel 51 Verplichte vertegenwoordiging
Geldend
Geldend vanaf 01-04-2023
- Bronpublicatie:
30-11-2022, PbEU 2023, L 44 (uitgifte: 14-02-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-04-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
30-11-2022, PbEU 2023, L 44 (uitgifte: 14-02-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
EU-recht / Instituties
EU-recht / Rechtsbescherming
1.
De partijen moeten door een gemachtigde of een advocaat worden vertegenwoordigd op de wijze bepaald in artikel 19 van het Statuut.
2.
De advocaat die een partij vertegenwoordigt of bijstaat, is gehouden ter griffie het bewijs neer te leggen waaruit blijkt dat hij tot de uitoefening van zijn beroep is toegelaten bij een rechterlijke instantie van een lidstaat of een andere staat die partij is bij de EER-Overeenkomst, voor zover dat bewijs nog niet is neergelegd met het oog op de opening van een e-Curia-account.
3.
De advocaten zijn gehouden om, wanneer zij een privaatrechtelijke rechtspersoon vertegenwoordigen, ter griffie een door deze rechtspersoon verleende machtiging neer te leggen.
4.
Indien het in de lid 2 of het in lid 3 bedoelde stukken niet is neergelegd, stelt de griffier de betrokken partij een redelijke termijn om het over te leggen. Indien het stukken niet binnen de gestelde termijn wordt overgelegd, beslist het Gerecht of het niet in acht nemen van het betrokken vormvoorschrift tot de formele niet-ontvankelijkheid van het verzoekschrift of van de memorie leidt. dan wel tot het oordeel dat de advocaat de betrokken partij niet vertegenwoordigt of niet bijstaat.