Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende minimum-normen van sociale zekerheid
Artikel 29
Geldend
Geldend vanaf 27-04-1955
- Bronpublicatie:
28-06-1952, Trb. 1953, 69 (uitgifte: 04-09-1953, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
27-04-1955
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-03-1963, Trb. 1963, 37 (uitgifte: 01-03-1963, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Overige regelgevende instantie(s)
International Labour Organization
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Verdragenrecht
Internationale sociale zekerheid / Bijzondere onderwerpen
1.
De in artikel 28 vermelde uitkering moet tijdens het door verzekering gedekte geval ten minste worden gewaarborgd:
- a)
aan een beschermd persoon, die vóór het intreden van het door verzekering gedekte geval, overeenkomstig voorgeschreven regelen een wachttijd heeft vervuld, welke kan bestaan hetzij in 30 jaren van premiebetaling of arbeid, hetzij in 20 jaren van verblijf;
- b)
wanneer in beginsel alle werkende personen beschermd worden, aan een beschermd persoon, die een voorgeschreven wachttijd van premiebetaling heeft vervuld en te wiens name, in de loop van de actieve periode van zijn leven, premiën zijn betaald, waarvan het gemiddelde aantal per jaar een voorgeschreven aantal bereikt.
2.
Wanneer de toekenning van de in het eerste lid vermelde uitkering afhankelijk is gesteld van de vervulling van een minimum-tijdvak van premiebetaling of van arbeid, moet ten minste een verminderde uitkering worden gewaarborgd:
- a)
aan een beschermd persoon, die vóór het intreden van het door verzekering gedekte geval overeenkomstig voorgeschreven regelen een wachttijd van 15 jaren van premiebetaling of arbeid heeft vervuld;
- b)
wanneer in beginsel alle werkende personen beschermd worden, aan een beschermd persoon, die een voorgeschreven wachttijd van premiebetaling heeft vervuld en te wiens name, in de loop van de actieve periode van zijn leven, de helft van het voorgeschreven gemiddelde aantal premiën per jaar is betaald, bedoeld in alinea b) van het eerste lid van dit artikel.
3.
Aan het bepaalde in het eerste lid van dit artikel wordt geacht te zijn voldaan, wanneer een uitkering, berekend overeenkomstig Deel XI, doch naar een percentage, hetwelk 10 eenheden minder bedraagt dan dat, hetwelk in de bij dat Deel gevoegde tabel is aangegeven voor de model-gerechtigde, ten minste gewaarborgd wordt aan ieder beschermd persoon, die overeenkomstig voorgeschreven regelen hetzij 10 jaren van premiebetaling of van arbeid, hetzij 5 jaren van verblijf heeft vervuld.
4.
Een evenredige vermindering van het percentage, aangegeven in de bij Deel XI gevoegde tabel, kan worden toegepast, wanneer de wachttijd voor de met het verminderde percentage overeenkomende uitkering meer bedraagt dan 10 jaren van premiebetaling of van arbeid, doch minder dan 30 jaren van premiebetaling of van arbeid. Wanneer bedoelde wachttijd meer bedraagt dan 15 jaren moet een verminderde uitkering worden toegekend overeenkomstig het tweede lid van dit artikel.
5.
Wanneer de toekenning van de uitkering, bedoeld in de leden 1, 3 of 4 van dit artikel, afhankelijk is gesteld van de vervulling van een minimum-tijdvak van premiebetaling of van arbeid, moet overeenkomstig voorgeschreven regelen een verminderde uitkering worden gewaarborgd aan een beschermd persoon, die enkel tengevolge van het feit, dat hij op het tijdstip, waarop de regeling, welke het mogelijk maakte dit Deel van het Verdrag toe te passen, van kracht is geworden, een gevorderde leeftijd had bereikt, de voorgeschreven voorwaarden van het tweede lid van dit artikel niet heeft kunnen vervullen; het bepaalde in de vorige zinsnede vindt geen toepassing, indien een uitkering overeenkomstig de bepalingen van de leden 1, 3 of 4 van dit artikel wordt toegekend aan een zodanig persoon op een hogere dan de normale leeftijd.