Einde inhoudsopgave
Verdrag van Genève betreffende de behandeling van krijgsgevangenen, van 12 Augustus 1949
Artikel 71
Geldend
Geldend vanaf 21-10-1950
- Bronpublicatie:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
21-10-1950
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
12-08-1949, Trb. 1951, 74 (uitgifte: 14-06-1951, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
1.
Krijgsgevangenen zijn gerechtigd zowel brieven en briefkaarten te verzenden als te ontvangen. Indien de gevangenhoudende Mogendheid het noodzakelijk acht deze correspondentie te beperken, moet zij maandelijks de verzending toestaan van ten minste twee brieven en vier briefkaarten, zoveel mogelijk overeenkomstig de als bijlage aan dit Verdrag gehechte modellen, ongerekend de briefkaarten, bedoeld in artikel 70. Verdere beperkingen mogen alleen worden opgelegd indien de beschermende Mogendheid alle reden heeft deze in het belang van de krijgsgevangenen zelf te achten, gezien de moeilijkheden welke de gevangenhoudende Mogendheid ontmoet bij het vinden van een voldoend aantal bevoegde vertalers voor het uitoefenen van de noodzakelijke censuur. Indien de aan krijgsgevangenen gerichte correspondentie moet worden beperkt, mag deze beslissing slechts worden genomen door de Mogendheid tot welke zij behoren, eventueel op verzoek van de gevangenhoudende Mogendheid. Deze brieven en briefkaarten moeten met de snelste middelen waarover de gevangenhoudende Mogendheid beschikt, worden vervoerd; zij mogen niet worden opgehouden of achtergehouden bij wijze van tuchtmaatregel.
2.
Krijgsgevangenen die sedert lang zonder bericht van hun naaste familieleden zijn, of die niet in de gelegenheid zijn langs de gewone weg bericht van hen te ontvangen of aan hen te zenden, evenals degenen die zich zeer ver van de hunnen bevinden, zijn gerechtigd telegrammen te zenden, waarvan de kosten ten laste van hun rekening bij de gevangenhoudende Mogendheid zullen worden gebracht of betaald met het geld waarover zij beschikken. Deze maatregel zal eveneens voor hen van toepassing zijn in dringende gevallen.
3.
In den regel zal de correspondentie van krijgsgevangenen in hun moedertaal worden gevoerd. De Partijen bij het conflict kunnen correspondentie in andere talen toestaan.
4.
De zakken welke de post van krijgsgevangenen bevatten, moeten zorgvuldig verzegeld zijn en van etiketten voorzien, waaruit duidelijk hun inhoud blijkt, en moeten geadresseerd zijn aan de postkantoren van bestemming.