Einde inhoudsopgave
Statuut van Rome inzake het Internationaal Strafhof
Artikel 121 Wijzigingen
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2002
- Bronpublicatie:
17-07-1998, Trb. 2000, 120 (uitgifte: 17-10-2000, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2002
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
26-07-2002, Trb. 2002, 135 (uitgifte: 01-01-2002, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Rechtshandhaving
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Na het verstrijken van een periode van zeven jaar na de inwerkingtreding van dit Statuut kan een Staat die Partij is wijzigingen daarin voorstellen. De tekst van een voorgestelde wijziging wordt aan de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties voorgelegd, die deze onverwijld aan alle Staten die Partij zijn toezendt.
2.
Niet eerder dan drie maanden na de datum van kennisgeving beslist de Vergadering van Staten die Partij zijn in haar volgende bijeenkomst bij meerderheid van hen die aanwezig zijn en hun stem uitbrengen of zij het voorstel in behandeling nemen. De Vergadering kan het voorstel rechtstreeks afhandelen of een Herzieningsconferentie bijeenroepen indien de zaak in kwestie dit wettigt.
3.
De aanneming van een wijziging in een bijeenkomst van de Vergadering van Staten die Partij zijn of in een Herzieningsconferentie waarover geen consensus kan worden bereikt, vereist een tweederde meerderheid van Staten die Partij zijn.
4.
Behoudens het vijfde lid, wordt een wijziging voor alle Staten die Partij zijn van kracht een jaar nadat zevenachtste van hen hun akten van bekrachtiging of aanvaarding bij de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties heeft neergelegd.
5.
Een wijziging in artikel 5, 6, 7 en 8 van dit Statuut wordt voor die Staten die Partij zijn en de wijziging hebben aanvaard van kracht een jaar na de nederlegging van hun akten van bekrachtiging of aanvaarding. Ten aanzien van een Staat die Partij is en de wijziging niet heeft aanvaard, oefent het Hof zijn rechtsmacht niet uit met betrekking tot een misdrijf waarop de wijziging betrekking heeft indien dit is gepleegd door onderdanen van die Staat die Partij is of op het grondgebied daarvan.
6.
Indien een wijziging door zevenachtste van de Staten die Partij zijn is aanvaard overeenkomstig het vierde lid, kan een Staat die Partij is en de wijziging niet heeft aanvaard dit Statuut met onmiddellijke ingang opzeggen, onverminderd artikel 127, eerste lid, doch onder toepassing van artikel 127, tweede lid, door een kennisgeving binnen een jaar nadat die wijziging van kracht werd.
7.
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties stelt alle Staten die Partij zijn in kennis van een wijziging die in een bijeenkomst van de Vergadering van Staten die Partij zijn of in een Herzieningsconferentie is aangenomen.