Rb. Overijssel, 05-02-2014, nr. C/08/137695 / HA ZA 13-157
ECLI:NL:RBOVE:2014:3326
- Instantie
Rechtbank Overijssel
- Datum
05-02-2014
- Zaaknummer
C/08/137695 / HA ZA 13-157
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBOVE:2014:3326, Uitspraak, Rechtbank Overijssel, 05‑02‑2014; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 05‑02‑2014
Inhoudsindicatie
Ouders stellen de school toerekenbaar tekort is geschoten bij de onderwijsinspanningen van haar zoon. Vordering afgewezen.
Partij(en)
vonnis
RECHTBANK OVERIJSSEL
Team kanton en handelsrecht
Zittingsplaats Zwolle
zaaknummer / rolnummer: C/08/137695 / HA ZA 13-157
Vonnis van 5 februari 2014
in de zaak van
1. [A],
2. [B],
beiden wonende te [plaats],
eisers in conventie,
verweerders in reconventie,
advocaat mr. S.G. Volbeda te Arnhem,
tegen
de stichting
STICHTING INTERNATIONALE SCHOOL EERDE,
gevestigd te Ommen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
advocaat mr. A. Arslan te Zwolle.
Partijen zullen hierna [A en B] en ISE genoemd worden.
1. De procedure
1.1.
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- -
het tussenvonnis van 14 augustus 2013
- -
het proces-verbaal van comparitie van 3 oktober 2013
- -
de akte van [A en B]
- -
de antwoordakte van ISE.
1.2.
Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1.
ISE exploiteert in Ommen een particuliere, internationaal georiënteerde onderwijsinstelling waaraan een internaat is verbonden.
2.2.
[A en B] hebben hun zoon [zoon] (geboren [datum] 1995) op 2 december 2006 als “7-dag boarder” aangemeld bij ISE voor verblijf en het volgen van onderwijs. [zoon] kwam van een internationale school in Roemenië. De contractuele verplichtingen van partijen zijn neergelegd in een overeenkomst die zowel door [A en B] als door ISE is ondertekend (hierna: de overeenkomst). Op 23 augustus 2009 hebben [zoon] en zijn vader de “Eerde Code of Honour” ondertekend.
2.3.
Een maand na zijn aanmelding bij ISE is [zoon] met instemming van [A en B] een jaar lager, te weten in het laatste jaar van de basisschool, geplaatst.
2.4.
In 2010 is [zoon] voor psychologisch onderzoek aangemeld bij Dimence. Reden voor aanmelding betrof door ISE ervaren problemen met [zoon], zoals het zich niet aan regels houden, verbale agressie, opstandig gedrag en matige schoolprestaties. [A en B] wilden graag een onafhankelijk onderzoek om te beoordelen of bij [zoon] sprake was van ADHD, hoogbegaafdheid of andere problemen.
2.5.
Volgens de brief van Dimence van 20 juli 2010 aan [A en B] is uit het psychologisch onderzoek naar voren gekomen dat [zoon] functioneert op gemiddeld intelligentieniveau, dat er onvoldoende aanwijzingen zijn voor ADHD en dat van hoogbegaafdheid geen sprake is. Uit het onderzoek komen wel zorgen naar voren over de emotionele ontwikkeling van [zoon]. [zoon] heeft veel behoefte aan nabijheid van zijn ouders, zodat plaatsing op ISE voor hem heel erg moeilijk is. Daarnaast heeft [zoon] behoefte aan veiligheid en geborgenheid, welke behoefte in de huidige situatie bij ISE onvoldoende wordt vervuld. De emotionele problemen die [zoon] ervaart kunnen, samen met een temperamentvolle aanleg, ten grondslag liggen aan de gedragsproblemen en de onrust die ervaren worden op ISE en kunnen daarmee ook verklaren dat deze problemen niet of minder spelen als [zoon] bij zijn ouders is.
2.6.
In december 2010 heeft ISE in overleg met [A en B] een intensief “support plan” voor [zoon] opgesteld om zijn schoolresultaten en gedrag te verbeteren.
2.7.
In oktober 2011 heeft ISE [zoon], na een interne screening op dyslexie, aangemeld bij orthopedagogisch en didactisch centrum Het Lumeijn voor een onderzoek naar dyslexie. In het onderzoeksrapport van 9 november 2011 is het volgende vermeld:
Samenvatting en conclusie
- -
Het vaardigheidsniveau van lezen en spellen op woord- en zinsniveau in het Nederlands ligt ver onder hetgeen van [zoon] verwacht mag worden op basis van zijn leeftijd en schoolniveau. Er is sprake van een forse achterstand.
- -
Ondanks het trage leestempo is het begrijpend lezen in het Nederlands voldoende.
- -
Het vaardigheidsniveau van lezen in het Engels ligt op een veel hoger niveau dan in het Nederlands. Geschikte Engelstalige testen en normering ontbreken om hier verder verantwoorde uitspraken over te doen.
- -
Op het gebied van de leervoorwaarden zijn geen aanwijzingen voor dyslexie naar voren gekomen. [zoon] presteert op alle taken goed. Zijn auditief geheugen blijkt een erg sterk punt. Dit betekent dat hij erg gemakkelijk instructies, lesinhoud en informatie via de auditieve weg kan opnemen en vasthouden.
- -
Er zijn geen aanwijzingen voor een erfelijke component.
- -
[zoon] heeft geen regulier basisonderwijs in de Nederlandse taal gevolgd. De lees- en spellingsproblemen hangen daardoor in hoge mate samen met het ontbreken van een consistent doorlopen curriculum in de basisschoolperiode.
- -
Er is buiten het standaard inhaalprogramma Nederlands geen intensieve remedial teaching voor lezen of spelling gegeven. De hardnekkigheid van de problematiek kan daarmee onvoldoende worden aangetoond.
- -
De vraag of [zoon] voldoende capaciteiten heeft voor de Havo blijft onbeantwoord door het ontbreken van betrouwbare testgegevens. Een eventuele relatie tussen zijn cognitieve aanleg en de leerproblemen op school is daardoor niet te maken.
- -
[zoon] stelt zich tijdens dit onderzoek zelfbepalend op en is wisselend in zijn medewerking. Zijn concentratie en inzet wisselen eveneens.
- -
[zoon] is wat werkhouding betreft een minimalist. Deze houding vormt een belemmering om in opleiding of werk tot werkelijk goede prestaties te komen.
Op basis van bovenstaande gegevens kan geconcludeerd worden dat bij [zoon] geen sprake is van dyslexie. Er zijn wel duidelijke signalen voor een sterk wisselende concentratie en motivatie en hiermee samenhangende problemen met werkhouding en inzet.
(…)
2.8.
In januari 2012 heeft ISE besloten om [zoon] te verwijderen van het internaat en hem onder te brengen in een gastgezin buiten het schoolterrein van ISE. Aan deze verwijdering lag volgens ISE diefstal van een mobiele telefoon, gebruik van softdrugs en agressief gedrag jegens medewerkers van ISE ten grondslag. In april 2012 is [zoon] van school verwijderd, waarbij ISE hem nog wel heeft toegestaan om examens te doen.
2.9.
Uiteindelijk heeft [zoon] voor zes vakken certificaten behaald maar niet het zogenaamde International General Certificate of Secondary Education (IGCSE).
3. Het geschil
in conventie
3.1.
[A en B] vorderen dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. voor recht verklaart dat ISE jegens [A en B] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van haar uit de tussen partijen gesloten overeenkomst voortvloeiende verplichtingen en dat [A en B] hierdoor schade hebben geleden,
2. bepaalt dat ISE voornoemde door [A en B] geleden schade aan hen dient te vergoeden en dat deze schade nader dient te worden opgemaakt bij staat en vereffend volgens de wet,
3. ISE veroordeelt in de kosten van deze procedure, te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis en – voor het geval voldoening van de proceskosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de proceskosten te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
3.2.
[A en B] leggen aan hun vorderingen ten grondslag dat ISE niet heeft voldaan aan haar verplichting tot het onderwijzen en ondersteunen van [zoon]. ISE heeft de tegenvallende studieresultaten van [zoon] geweten aan gedragsproblemen, terwijl gebleken is dat bij hem sprake is van dyslexie of leesproblemen. ISE had dit eerder behoren te ontdekken en had passende ondersteuning voor [zoon] behoren te organiseren. Bovendien heeft ISE [zoon] in januari 2012 zonder toestemming van [A en B] verwijderd van het internaat en ondergebracht bij een gastgezin buiten het schoolterrein van ISE. Ook hierdoor is ISE tekortgeschoten in de nakoming van de overeenkomst die zij met [A en B] is aangegaan.
3.3.
De schade die [A en B] hierdoor hebben geleden bestaat uit de kosten die zij hebben gemaakt voor extra begeleiding van [zoon], door [A en B] begroot op een bedrag van ongeveer € 300.000,00, en kosten die zij hebben moeten betalen voor plaatsing in het gastgezin (€ 50,00 per dag) alsmede immateriële schade.
3.4.
ISE voeren als verweer het volgende aan. ISE betwist dat bij [zoon] sprake is van dyslexie. Wel is gebleken dat sprake is van een leesachterstand maar op dat punt valt ISE geen verwijt te maken. ISE heeft [zoon] onderwijs geboden en er alles aan gedaan om hem te begeleiden en te ondersteunen zodat hij goede resultaten zou behalen. Aldus heeft ISE voldaan aan de op haar rustende inspanningsverplichting en is geen sprake van een toerekenbare tekortkoming aan haar zijde. Ter zake van de schorsing en verwijdering uit het internaat van [zoon] is evenmin sprake van wanprestatie zijdens ISE. Subsidiair betwist ISE dat [A en B] schade hebben geleden en dat er een causaal verband bestaat tussen de toerekenbare tekortkoming en de schade.
in reconventie
3.5.
ISE vordert dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
1. [A en B] hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 9.315,00 verhoogd met de wettelijke rente vanaf 7 augustus 2013 tot en met de datum van algehele voldoening, waarbij geldt dat de ene betalende de ander zal zijn gekweten.
2. [A en B] veroordeelt in betaling van de kosten van dit geding.
3. [A en B] veroordeelt in de nakosten.
3.6.
[A en B] voert verweer.
3.7.
Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1.
De rechtbank stelt voorop dat [zoon] op [datum] 2013 meerderjarig is geworden. [zoon] is niet als eisende partij in de dagvaarding vermeld. Nu [A en B] voor zichzelf optreden en in deze procedure vergoeding vorderen van schade die zij persoonlijk hebben geleden als gevolg van de gestelde tekortkoming van ISE, brengt het voorgaande in de verdere beoordeling van deze zaak geen verandering.
4.2.
Alvorens de stellingen van partijen verder te bespreken overweegt de rechtbank dat aan ISE kan worden toegegeven dat de wijze en het tijdstip waarop [A en B] bij dagvaarding en bij akte (na comparitie) producties in het geding hebben gebracht niet geheel in overeenstemming is met hetgeen daarover in het geldende procesreglement en de vaste jurisprudentie is bepaald. Nu ISE zowel ter comparitie als in de antwoordakte na comparitie uitgebreid verweer heeft gevoerd, acht de rechtbank ISE hierdoor echter niet dusdanig in haar belangen geschaad dat, zoals door ISE is verzocht, de producties volledig buiten beschouwing moeten worden gelaten. Het voorgaande geldt niet voor de producties die [A en B] voorafgaand aan de comparitie in het geding hebben willen brengen.
Ter comparitie heeft de rechtbank reeds geoordeeld dat zij deze producties wegens strijd met de goede procesorde niet in haar beoordeling zal betrekken.
4.3.
Allereerst is de door [A en B] gestelde dyslexie van [zoon] door ISE betwist. Het Lumeijn heeft in het onderzoeksrapport van 9 november 2011 geconcludeerd dat bij [zoon] geen sprake is van dyslexie. Voorts komt uit het onderzoeksverslag van het Regionaal Instituut voor Dyslexie van 12 november 2013 naar voren dat bij [zoon] sprake is van leesproblemen, dat onduidelijk is of deze problemen het gevolg zijn van dyslexie en dat er aanwijzingen zijn dat de oorzaak daarvan is gelegen in een onderwijsachterstand omdat [zoon] het basisonderwijs niet in de Nederlandse taal heeft gevolgd. Gelet op deze onderzoeksbevindingen en het feit dat [A en B] ter comparitie en in de nadien in het geding gebrachte akte niet zozeer dyslexie als oorzaak van het bestaande leesprobleem bij [zoon] hebben benadrukt, gaat de rechtbank er bij de verdere beoordeling vanuit dat bij [zoon] geen sprake is van dyslexie.
4.4.
Tussen partijen lijkt verder niet in geschil te zijn dat bij [zoon] leesproblemen zijn vastgesteld die veroorzaakt lijken te zijn door een onderwijsachterstand. De rechtbank begrijpt dat de klachten van [A en B] erop neerkomen dat zij vinden dat ISE deze leesproblemen eerder had behoren te ontdekken en dat ISE onvoldoende passend onderwijs en passende begeleiding aan [zoon] heeft geboden. ISE heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij diverse maatregelen heeft getroffen om [zoon] te begeleiden en te motiveren zodat hij goede studieresultaten zou behalen. De werkhouding van [zoon] en de gedragsproblemen die ISE met hem heeft ervaren vormden daarbij een obstakel. In verband met tegenvallende studieresultaten heeft ISE diverse tests laten uitvoeren en is in aansluiting op de resultaten hiervan begeleiding en ondersteuning aangeboden. De setting waarin [zoon] zijn examens heeft afgelegd is door ISE bovendien maximaal gefaciliteerd en “dyslexieproof” ingericht.
4.5.
De op ISE rustende verplichting tot het bieden van onderwijs en ondersteuning dient als inspanningsverbintenis te worden beschouwd. Dit betekent dat de school aan haar verplichting heeft voldaan als zij bij de uitvoering daarvan de vereiste zorg heeft betracht. Het ligt op de weg van [A en B] om feiten en omstandigheden te stellen en zo nodig te bewijzen die de conclusie rechtvaardigen dat ISE zich onvoldoende heeft ingespannen. In het licht van het voorgaande, stelt de rechtbank vast dat [A en B], gegeven de werkhouding en de door ISE ervaren gedragsproblemen van [zoon] - die [A en B] op zichzelf niet hebben betwist - niet hebben geconcretiseerd op welk moment ISE de thans geconstateerde leesproblemen eerder had kunnen ontdekken. Evenmin zijn feiten en omstandigheden aangevoerd waaruit blijkt dat het geboden onderwijs en de ondersteuning onvoldoende waren toegesneden op de behoeften van [zoon] die op dat moment (redelijkerwijs) kenbaar waren voor ISE. De enkele bevindingen in het onderzoeksrapport van het Regionaal Instituut voor Dyslexie van 12 november 2013, die overigens niet volledig in tegenspraak lijken te zijn met de onderzoeksbevindingen van Het Lumeijn in 2011, brengen naar het oordeel van de rechtbank op zichzelf nog niet mee dat ISE onvoldoende passend onderwijs en passende begeleiding heeft geboden én dat haar daarvan een verwijt te maken valt.
4.6.
Het vorenstaande brengt mee dat [A en B] ter zake van hun standpunt dat ISE tekortgeschoten is in de op haar rustende inspanningsverbintenis niet aan hun stelplicht hebben voldaan. De rechtbank voegt hier nog aan toe dat [A en B] eveneens onvoldoende hebben onderbouwd dat zij hierdoor schade hebben geleden. Zo hebben zij geen stukken overgelegd waaruit kan blijken tot welke begeleiding ISE heeft geadviseerd en wat de kosten daarvan zijn geweest. Ook hebben zij onvoldoende onderbouwd wat de reden voor deze begeleiding is geweest en dat deze begeleiding onnodig zou zijn geweest indien ISE haar verplichting uit de overeenkomst correct was nagekomen.
4.7.
Het tweede verwijt dat [A en B] ISE maken is dat ISE [zoon] in januari 2012 zonder toestemming van [A en B] heeft verwijderd van het internaat en ondergebracht bij een gastgezin buiten het schoolterrein van ISE. ISE heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij reden had om [zoon] te schorsen en te verwijderen uit het internaat en dat in de mogelijkheid tot schorsing en verwijdering is voorzien in de artikelen 6, 7 en 8 van de overeenkomst. [A en B] hebben hier niets, althans onvoldoende, tegen ingebracht en evenmin nader onderbouwd waarom ISE desondanks haar verplichtingen uit de overeenkomst niet is nagekomen. Ook op dit punt hebben [A en B] derhalve niet voldaan aan hun stelplicht.
4.8.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de slotsom dat de vorderingen van [A en B] zullen worden afgewezen.
4.9.
[A en B] zullen in conventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ISE worden begroot op:
- griffierecht € 589,00
- salaris advocaat 904,00 (2,5 punten × tarief € 452,00)
Totaal € 1.493,00
in reconventie
4.10.
In reconventie heeft ISE betaling gevorderd van een bedrag van € 9.315,00, zijnde het bedrag aan openstaande facturen die ISE aan [A en B] heeft verzonden in verband met het verblijf van [zoon] op ISE en het onderwijs dat hij daar heeft genoten.
4.11.
[A en B] hebben ter comparitie erkend dat zij facturen van ISE gedeeltelijk onbetaald hebben gelaten en dat het eindbedrag van de afrekening die zij destijds met de toenmalig directeur van ISE hebben gemaakt correspondeert met het bedrag dat ISE thans vordert. Gelet hierop neemt de rechtbank als vaststaand aan dat [A en B] facturen tot het gevorderde bedrag van € 9.315,00 onbetaald hebben gelaten. Uit de conventie volgt verder dat van wanprestatie aan de zijde van ISE niet is gebleken, nog daargelaten dat een vordering uit hoofde van wanprestatie de betalingsverplichting van [A en B] op zichzelf niet opheft. Dit betekent dat [A en B] tot betaling van de door ISE gevorderde geldsom zullen worden veroordeeld. De wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 augustus 2013 zal eveneens worden toegewezen. Ook tegen dit onderdeel van de vordering is geen verweer gevoerd.
4.12.
[A en B] zullen in reconventie als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van ISE, bestaande uit salaris advocaat worden begroot op € 452,00 (2 punten × factor 0,5 × tarief € 452,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1.
wijst de vorderingen af,
5.2.
veroordeelt [A en B] in de proceskosten, aan de zijde van ISE tot op heden begroot op € 1.493,00,
5.3.
verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4.
veroordeelt [A en B] hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, om aan ISE te betalen een bedrag van € 9.315,00 (negenduizend driehonderd en vijftien euro) vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag met ingang van 7 augustus 2013 tot de dag van volledige betaling,
5.5.
veroordeelt [A en B] hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van ISE tot op heden begroot op € 452,00,
5.6.
veroordeelt [A en B] in de na dit vonnis ontstane kosten, begroot op € 131,00 aan salaris advocaat, te vermeerderen, onder de voorwaarde dat [A en B] niet binnen 14 dagen na aanschrijving aan het vonnis hebben voldaan en er vervolgens betekening van de uitspraak heeft plaatsgevonden, met een bedrag van € 68,00 aan salaris advocaat en de explootkosten van betekening van de uitspraak,
5.7.
verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. Willemse en in het openbaar uitgesproken op 5 februari 2014.