Einde inhoudsopgave
Renteaftrekbeperkingen in de VPB (FM nr. 119) 2006/6.8.1
6.8.1 Inleiding
Dr. J. van Strien, datum 20-10-2006
- Datum
20-10-2006
- Auteur
Dr. J. van Strien
- JCDI
JCDI:ADS587473:1
- Vakgebied(en)
Onbekend (V)
Vennootschapsbelasting (V)
Ondernemingsrecht / Jaarrekeningenrecht
Vennootschapsbelasting / Winstbepaling
Dividendbelasting / Algemeen
Vennootschapsbelasting / Algemeen
Voetnoten
Voetnoten
In deze paragraaf staat evenwel art. 15ad centraal. Separate behandeling van art. 15, lid 4 blijft achterwege. Behoudens situaties die vallen onder het overgangsrecht heeft art. 15, lid 4 zijn betekenis verloren met ingang 1 januari 2003. Voor de behandeling van art. 15, lid 4 verwijs ik naar Van Strien, J.; Aspecten van renteaftrekbeperkingen in de vennootschapsbelasting, Kluwer, Deventer, 2002, blz. 252-279 en de daar aangehaalde literatuur.
In paragraaf 6.2 heb ik aandacht besteed aan de winstdrainagejurisprudentie. In enkele van deze arresten wordt de fiscale eenheid gebruikt om ontstane verliezen als gevolg van omvangrijke rentebetalingen, te verrekenen met de winsten van ‘overgenomen’ vennootschappen. In paragraaf 6.4 werd duidelijk dat deze rente in bepaalde situaties niet ten laste van de winst mag worden gebracht, behoudens indien het wettelijk bepaalde tegenbewijs wordt geleverd. Deze wettelijke maatregel – art. 10a, lid 2, onderdeel b – richt zich op overnames binnen een concern. Tegen externe acquisities gevolgd door voeging in een fiscale eenheid kant art. 10a zich evenwel niet. Met de invoering van art. 15, lid 4 (oud) heeft de wetgever een dam opgeworpen tegen structuren, waarin een overgenomen werkmaatschappij in wezen haar eigen overname financiert. Art. 15, lid 4 maakt daarbij geen onderscheid tussen een externe overname en de acquisitie van een verbonden lichaam. Indien in de situatie van een intern gefinancierde interne verhanging art. 10a, lid 2, onderdeel b geen toepassing vindt, kan art. 15, lid 4 daarom alsnog de rente in aftrek beperken. Met de invoering van het nieuwe regime fiscale eenheid per 1 januari 2003, zijn de eind 1996 geïntroduceerde bepalingen art. 15, lid 4 en 5 vervangen door art. 15ad. Deze wijziging vormde op bepaalde punten tevens een aanscherping van de oude regeling.
In deze paragraaf onderzoek ik de in art. 15ad opgenomen renteaftrekbeperking. Bij de behandeling van de ratio van de regeling grijp ik – noodgedwongen – veelal terug op de parlementaire geschiedenis van art. 15, lid 4 en 5. Ook bij de uitleg van de werking van de regeling val ik terug op de oude parlementaire stukken.1 Ik ga eerst in op de motivatie van de wetgever voor de introductie van art 15, lid 4 en de reden om deze bepaling aan te scherpen met art. 15ad. Vervolgens onderzoek ik de systematiek van de aftrekbeperking en de werking van de tegenbewijsregeling. Ten slotte beoordeel ik art. 15ad aan de hand van het in hoofdstuk 1 ontworpen toetsingskader.