Rb. Utrecht, 01-02-2011, nr. 11/50 F
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5119
- Instantie
Rechtbank Utrecht
- Datum
01-02-2011
- Zaaknummer
11/50 F
- LJN
BP5119
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBUTR:2011:BP5119, Uitspraak, Rechtbank Utrecht, 01‑02‑2011; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
Uitspraak 01‑02‑2011
Inhoudsindicatie
Faillissementsrecht. Toewijzing faillissementsverzoek. Tweede wsnp verzoek ter zitting is niet- ontvankelijk. Behandeling faillissementsverzoek vindt doorgang na indienen (tweede) Wsnp verzoek door verweerder. Het eerste Wsnp-verzoek is afgewezen.
Partij(en)
RECHTBANK UTRECHT
Sector Civiel
zaaknummer: 11/50 F
vonnis van de enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
[verzoeker sub 1], en
[verzoeker sub 2]
beiden wonende te [woonplaats],
hierna tezamen ook genoemd: verzoekers.
gemachtigde: mr. M.A. Hupkes, advocaat te Amsterdam,
tegen
[schuldenaar],
handelend onder de namen: [bedrijf 1],
en [bedrijf 2],
wonende te [woonplaats],
hierna ook genoemd: schuldenaar,
gemachtigde: mr. W.T.J.G. Osse, advocaat te Houten.
Verloop van de procedure
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is op 20 augustus 2010 ter griffie van deze rechtbank ingediend.
De schuldenaar heeft daarna, tijdig, een verzoekschrift tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
Het verzoek van schuldenaar is afgewezen bij vonnis van deze rechtbank van 29 november 2010.
Bij arrest van 13 januari 2011 heeft het Gerechtshof Amsterdam het vonnis van deze rechtbank bekrachtigd. Tegen het arrest is geen cassatie ingesteld, zodat laatstgemelde uitspraak in kracht van gewijsde is gegaan.
Het verzoekschrift tot faillietverklaring is behandeld in raadkamer van deze rechtbank van
- 1.
februari 2011. Ter zitting zijn verschenen verzoekers en hun gemachtigde, alsmede schuldenaar en zijn gemachtigde.
Ter terechtzitting heeft schuldenaar opnieuw een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling ingediend.
Beoordeling van het verzoek
- 1.
Nu niet is gesteld of gebleken dat het centrum van de voornaamste belangen van de schuldenaar zich in een andere lidstaat bevindt dan die waarin de schuldenaar zijn gebruikelijke verblijfplaats heeft, gaat de rechtbank op grond van het bepaalde in artikel 3 van de EU Insolventieverordening uit van de bevoegdheid van de Nederlandse rechter.
- 2.
Ten aanzien van het ter zitting ingediende verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling overweegt de rechtbank het volgende.
- 3.
Op grond van artikel 3a lid 2 van de Faillissementswet (Fw.) wordt de behandeling van het verzoek tot faillietverklaring geschorst totdat bij in kracht van gewijsde gegane uitspraak is beslist op het schuldsaneringsverzoek. Aangezien bij in kracht van gewijsde uitspraak op het eerder verzoek van verzoeker is beslist, kan de rechtbank de behandeling van het faillissementsverzoek thans voortzetten.
- 4.
Dat schuldenaar ter zitting opnieuw een verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling heeft ingediend doet hieraan niet af, omdat schuldenaar in dat verzoek niet-onvankelijk is. Artikel 3 lid 1 Fw. biedt de schuldenaar een naar tijd beperkte mogelijkheid om een dergelijk verzoek in te dienen. Is eenmaal op een dergelijk verzoek beslist dan wordt de behandeling van het faillissementsverzoek weer voortgezet.
Het zou in strijd zijn met de strekking van deze regeling indien de schuldenaar, wanneer zijn verzoek eenmaal is afgewezen, de behandeling van het faillissementsverzoek (eindeloos) zou kunnen uitstellen door op de zitting waarop de behandeling van het faillissementsverzoek wordt voortgezet (steeds) een nieuw verzoek tot toepassing van de schuldsanering in te dienen.
Het betoog van schuldenaar dat op basis van de jurisprudentie de natuurlijke persoon ten aanzien van wie de faillietverklaring is verzocht een verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling kan indienen zolang de behandeling van het faillissementsverzoek nog niet is gesloten (HR 29 januari 2010, LJN: BK4947) faalt, omdat dat betoog er ten onrechte vanuit gaat dat gemelde jurisprudentie een verdergaande strekking heeft dan het geven van een nadere afbakening van de termijn waarbinnen schuldenaar “hangende” een verzoek tot faillietverklaring (eenmalig) zijn schuldsaneringsverzoek kan indienen.
Dat, zoals (de gemachtigde van) schuldenaar heeft betoogd sprake is van nieuwe omstandigheden doet, daargelaten de houdbaarheid van dat betoog, daar niet aan af.
- 5.
Ten aanzien van het faillissementsverzoek overweegt de rechtbank dat schuldenaar het bestaan van feiten en omstandigheden die aantonen dat schuldenaar in de toestand verkeert dat hij heeft opgehouden te betalen en het vorderingsrecht van verzoekers niet heeft betwist en dat ook overigens van dat bestaan en het vorderingsrecht summierlijk is gebleken, zodat het verzoek tot faillietverklaring voor toewijzing gereed ligt.
- 6.
Het verzoek zal met inachtneming van het bepaalde bij de artikelen 1, 2, 4, 6 en 14 van de Faillissementswet worden toegewezen.
Beslissing
De rechtbank:
- -
verklaart na te noemen schuldenaar niet ontvankelijk in zijn verzoek tot het uitspreken van de toepassing van de schuldsaneringsregeling;
- -
verklaart
[schuldenaar], geboren op [1966] te [geboorteplaats], wonende [adres], handelend onder de namen [bedrijf 1] en [bedrijf 2], gevestigd: [adres], ingeschreven bij de Kamer van Koophandel onder nummer: [nummer],
in staat van faillissement;
- -
benoemt tot rechter-commissaris het lid van deze rechtbank, mr. R.J. Verschoof,
en stelt aan tot curator mr. R.M. Vermaire, advocaat te Utrecht;
- -
geeft de curator last tot het openen van de aan de gefailleerde gerichte brieven en telegrammen.
Dit vonnis is gewezen door M.H.F. van Vugt en in het openbaar uitgesproken op
- 1.
februari 2011 te 15.00 uur.