Hof Arnhem-Leeuwarden, 05-11-2020, nr. 200.274.814/01
ECLI:NL:GHARL:2020:9172
- Instantie
Hof Arnhem-Leeuwarden
- Datum
05-11-2020
- Zaaknummer
200.274.814/01
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARL:2020:9172, Uitspraak, Hof Arnhem-Leeuwarden, 05‑11‑2020; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2021:1714, Bekrachtiging/bevestiging
- Vindplaatsen
JPF 2021/40
Uitspraak 05‑11‑2020
Inhoudsindicatie
Diagnose niet vereist om iemand onder curatele te stellen. De rechter is ook niet verplicht een deskundigenonderzoek te gelasten. Het bedrag van betrokkene is dusdanig problematisch dat de curatele dient voort te duren.
Partij(en)
GERECHTSHOF ARNHEM-LEEUWARDEN
locatie Leeuwarden
afdeling civiel recht
zaaknummer gerechtshof 200.274.814/01
(zaaknummer rechtbank Noord-Nederland 8005750)
beschikking van 5 november 2020
inzake
[verzoeker] ,
wonende te [A] ,verzoeker in hoger beroep, verder te noemen: de betrokkene,
advocaat: mr. S.G. Rissik te Roden,
en
[verweerster] , wonende te [A] , verweerster in hoger beroep, verder te noemen de echtgenote, advocaat: mr. B.L. van Riel te Assen.
Als overige belanghebbenden zijn aangemerkt:
[belanghebbende1] ,
wonende te [B] ,
verder te noemen: [belanghebbende1] ,
[belanghebbende2] ,
wonende te [C] ,
verder te noemen: [belanghebbende2] ,
[belanghebbende3] ,
wonende te [B] ,
verder te noemen: [belanghebbende3] ,
[de curator] B.V.,
kantoorhoudende te [D] ,
verder te noemen: de curator,
[belanghebbende4] ,
wonende te [A] ,
verder te noemen: [belanghebbende4] .
1. Het geding in eerste aanleg
Het hof verwijst voor het geding in eerste aanleg naar de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 6 december 2019, uitgesproken onder voormeld zaaknummer (hierna: de bestreden beschikking).
2. Het geding in hoger beroep
2.1
Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het beroepschrift met productie(s), ingekomen op 2 maart 2020;
- het verweerschrift met productie(s) van de echtgenote;
- een journaalbericht van mr. Rissik van 12 maart 2020 met productie(s);
- een journaalbericht van mr. Van Riel van 28 september 2020 met productie(s).
2.2
De mondelinge behandeling heeft op 8 oktober 2020 plaatsgevonden. De betrokkene en de echtgenote zijn in persoon verschenen, bijgestaan door hun advocaten. Ook zijn verschenen [belanghebbende1] , [belanghebbende2] en [belanghebbende3] , alsmede [belanghebbende4] . Namens de curator is mevrouwmr. [E] verschenen; zij nam deel aan de zitting via een skypeverbinding.
3. De feiten
3.1
De betrokkene is geboren [in] 1950. Verweerster is de echtgenote van de betrokkene. Samen zijn zij de ouders van [belanghebbende1] , [belanghebbende2] en [belanghebbende3] .
3.2
Bij beschikking van 9 december 2015 heeft de kantonrechter de betrokkene onder curatele gesteld wegens zijn lichamelijke of geestelijke toestand en wegens gewoonte van drankmisbruik. Tot curator is benoemd [de curator] B.V. gevestigd te [D] .
3.3
De hiervoor genoemde beslissing is in hoger beroep en na cassatie in stand gebleven.
3.4
Tussen de betrokkene en de echtgenote is een echtscheidingsprocedure aanhangig. De betrokkene heeft een nieuwe partner in de persoon van [belanghebbende4] , met wie hij inmiddels enige jaren samenwoont.
3.5
Bij beschikking van 31 juli 2018 heeft de kantonrechter het verzoek van de betrokkene om de curator te ontslaan en een opvolgend curator te benoemen afgewezen.
3.6
Bij verzoekschrift, ingekomen bij de kantonrechter op 28 augustus 2019, heeft de betrokkene verzocht de opheffing van de curatele te bevelen.
4. De omvang van het geschil
4.1
Bij de bestreden beschikking heeft de kantonrechter het onder 3.6 vermelde verzoek van de betrokkene afgewezen.
4.2
De betrokkene is met vier grieven in hoger beroep gekomen van de bestreden beschikking. Deze grieven beogen het geschil in hoger beroep in volle omvang aan de orde te stellen. De betrokkene verzoekt de bestreden beschikking te vernietigen en opnieuw rechtdoende zijn ondercuratelestelling op te heffen.
4.3
De echtgenote voert verweer en verzoekt de betrokkene in zijn verzoek in hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren dan wel het verzoek in hoger beroep van de betrokkene af te wijzen.
5. De motivering van de beslissing
Hoor en wederhoor
5.1
De betrokkene stelt dat de bestreden beschikking moet worden vernietigd omdat [belanghebbende4] en andere aanwezige bloed- en aanverwanten bij de zitting van de kantonrechter niet zijn toegelaten. De aanwezige bloed- en aanverwanten waren in ieder geval een broer, neef en nicht van de betrokkene.
5.2
In zaken betreffende (opheffing van de) ondercuratelestelling worden onder belanghebbenden verstaan degenen op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft (artikel 798 lid 1 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv). Bovendien worden onder belanghebbenden verstaan de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel en de kinderen of, bij gebreke van dezen, de ouders, broers en zusters van degene wiens curatele het betreft (artikel 798 lid 2 Rv). Nu er in het geval van de betrokkene een echtgenote, een levensgezellin en kinderen zijn, zijn de andere bloed- en aanverwanten geen belanghebbenden op grond van voormeld artikel. Niet is gesteld of gebleken dat de andere bloed- en aanverwanten personen betreft op wiens rechten of verplichtingen de zaak rechtstreeks betrekking heeft. De kantonrechter heeft hun de toegang tot de zitting dan ook kunnen ontzeggen. Ten aanzien van [belanghebbende4] is het hof van oordeel dat zij ten onrechte door de kantonrechter niet is aangemerkt als belanghebbende. Een dergelijk verzuim kan in hoger beroep worden hersteld door de ten onrechte niet opgeroepen partij alsnog in de gelegenheid te stellen zijn of haar standpunt toe te lichten (zie o.a. HR 26 maart 2004, ECLI:NL:HR:2004:AO1991). Nu het hof [belanghebbende4] hiertoe in de gelegenheid heeft gesteld en zij hiervan overigens ook gebruik heeft gemaakt, heeft thans hoor en wederhoor op genoegzame wijze plaatsgevonden.
Ondercuratelestelling
5.3
Op grond van artikel 1:378 lid 1 van het Burgerlijk Wetboek (hierna: BW) kan een meerderjarige door de kantonrechter onder curatele worden gesteld wanneer hij tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt, als gevolg van:
a. zijn lichamelijke of geestelijke toestand, dan wel
b. gewoonte van drank- of drugsmisbruik,
en een voldoende behartiging van die belangen niet met een meer passende en minder verstrekkende voorziening kan worden bewerkstelligd.
5.4
In de beschikking van 9 december 2015, waarbij de betrokkene onder curatele werd gesteld, heeft de kantonrechter geoordeeld dat aannemelijk was dat betrokkene zowel wegens een geestelijke toestand als gevolg van een bipolaire stoornis alsook wegens gewoonte van drankmisbruik, al dan niet met tussenpozen, niet in staat is of bemoeilijkt wordt zijn eigen belangen behoorlijk waar te nemen. Het hof heeft dit oordeel vervolgens bekrachtigd en het daartegen gerichte cassatieverzoek is door de Hoge Raad verworpen.
5.5
Op grond van artikel 1:389 lid 2 BW kan de kantonrechter de curatele opheffen, indien de noodzaak daartoe niet meer bestaat of voortzetting van de curatele niet zinvol is gebleken. De bewijslast voor de aanwezigheid van een of meer opheffingsgronden ligt bij de betrokkene.
5.6
Volgens de betrokkene had de ondercuratelestelling, gelet op de woorden 'dan wel' in de tekst van artikel 1:378 lid 1 BW, vanaf het begin af aan niet gegrond kunnen worden op zowel zijn geestelijke toestand als zijn gewoonte van drankmisbruik. Verder is de ondercuratelestelling ook niet langer noodzakelijk. Voor zijn geestelijke toestand verwijst de betrokkene naar de door hem ingebrachte rapportage van psychiater [F] , waarin laatstgenoemde concludeert dat vraagtekens gezet kunnen worden bij de diagnose van de bipolaire stoornis van de betrokkene. Daaruit volgt al voldoende dat de ondercuratelestelling heroverwogen dient te worden en anders is het voldoende aanleiding om een gerechtelijk onderzoek te gelasten. Ten aanzien van de gewoonte van drankmisbruik neemt de betrokkene het standpunt in dat er slechts sprake is van drankgebruik. Hij drinkt weliswaar gemiddeld anderhalve fles wijn per avond, maar dit leidt niet tot problemen. De gedragingen van de betrokkene onder invloed van alcohol zijn slechts bedoeld als grap of komen voort uit frustratie over de curatele. Al met al dient de ondercuratelestelling opgeheven te worden, al dan niet met instelling van minder verstrekkende beschermingsmaatregelen.
5.7
Naar het oordeel van het hof geven de woorden 'dan wel' in artikel 1:378 lid 1 BW aan dat een ondercuratelestelling reeds kan worden uitgesproken, indien één van de genoemde gronden aanwezig wordt geacht. Dit betekent echter niet dat een rechter niet beide gronden aan de curatele ten grondslag zou kunnen leggen indien hij van mening is dat beide gronden zich voordoen. Steeds zal de rechter daarbij voldoende duidelijk moeten motiveren op welke grond of gronden de curatele wordt uitgesproken.
5.8
Op basis van de stukken en het verhandelde tijdens de zitting is het hof van oordeel dat de rechtbank een goede beslissing genomen heeft. Ook kan het hof zich vinden in de door de rechtbank gegeven motivering. Het hof neemt deze dan ook over en maakt deze tot de zijne. Het hof voegt daar het volgende aan toe. In de bestreden beschikking heeft de kantonrechter uitgelegd waarom hij minder waarde hecht aan het persoonlijkheidsonderzoek van psychiater [F] dan aan het door de betrokkene vertoonde gedrag. Het gaat immers slechts om een onderzoek waarin de betrokkene over zichzelf vertelt. Het hof beziet dat onderzoek, net als de kantonrechter, in samenhang met het gebleken gedrag van de betrokkene in de loop van de tijd. Op basis van dat gedrag is het hof van oordeel dat nog steeds aan de gronden van de ondercuratelestelling is voldaan. Anders dan is betoogd door de betrokkene kan het onderzoek van [F] niet de conclusie dragen dat niet langer sprake is van een geestelijke toestand als gevolg waarvan de betrokkene tijdelijk of duurzaam zijn belangen niet behoorlijk waarneemt of zijn veiligheid of die van anderen in gevaar brengt. Evenmin geeft het onderzoek het hof aanleiding om een deskundigenonderzoek te gelasten. Zoals eerder door de Hoge Raad is bepaald in de zaak waarin betrokkene onder curatele werd gesteld, staat het de rechter vrij om een onderzoek te gelasten dan wel daarvan af te zien. Voor toewijzing van een verzoek tot ondercuratelestelling is niet steeds een onafhankelijk oordeel van een ter zake kundige arts/psychiater vereist. Het gaat er niet om dat er een specifieke diagnose is vastgesteld, maar dat de rechter overtuigd is dat aan de wettelijke grond voor ondercuratelestelling is voldaan.
5.9
De kern van het voorgaande is dat het voor een belangrijk deel niet gaat om woorden, maar om daden. In de bestreden beschikking is een overzicht opgenomen van de gedragingen van de betrokkene tot dat moment, waaruit blijkt dat de betrokkene nog altijd afwijkend en destructief gedrag vertoont. Na de bestreden beschikking heeft deze lijn zich doorgezet, hetgeen onder meer blijkt uit de volgende recente gebeurtenissen:
- de betrokkene heeft in december 2019 een ruit in de voordeur van het huis van deechtgenote ingeslagen; hiervan is aangifte gedaan;- de betrokkene heeft meerdere advocaten ingehuurd om nieuwe procedures te startenomtrent de echtscheiding;- de betrokkene heeft dochter [belanghebbende2] en zoon [belanghebbende3] met de dood bedreigd;- op 5 juni 2020 is de betrokkene bij de woning van de echtgenote geweest en heeft daar deechtgenote, beide dochters en buren lastig gevallen; ook hiervan is aangifte gedaan;- in de tweede week van juni 2020 was de betrokkene op Ameland om, in weerwil vangemaakte afspraken, één van de vakantiehuizen van partijen te verkopen;- evenals in februari en maart 2020, heeft de betrokkene in juni en augustus 2020 warrige enbedreigende e-mailberichten gestuurd aan verschillende mensen.Deze gedragingen worden door de betrokkene niet betwist.
5.10
Uit het voorgaande leidt het hof af dat het afwijkende en destructieve gedrag van de betrokkene nog steeds actueel is. De curator bevestigt dit beeld. Zij geeft aan dat, hoewel het contact met de betrokkene nu dikwijls rustiger verloopt dan voorheen, de noodzaak van de curatele als gevolg van de gedragingen van de betrokkene onverminderd groot is.
5.11
De indruk die het hof van de betrokkene heeft gekregen tijdens de zitting is dat hij een gebrekkig inzicht heeft in de ernst van zijn gedragingen en de impact en schadelijkheid voor anderen. Zo heeft de betrokkene verklaard dat hij procederen 'als een sport' ziet en heeft hij erkend dat hij nog meer procedures tegen de echtgenote, zijn kinderen en anderen gevoerd zou hebben als zijn procesbevoegdheid niet afhankelijk zou zijn van goedkeuring van de curator. Dat zijn gedragingen en berichten grappig en ironisch bedoeld zijn, zoals de betrokkene stelt tijdens de zitting, ziet het hof niet in. Dat is ook niet hoe de mensen tot wie de gedragingen zich richten ernaar kijken, gelet op de aangiften die zijn gedaan tegen de betrokkene.
5.12
De betrokkene heeft erkend dat hij veel van de berichten en bedreigingen 's avonds en 's nachts stuurt, wanneer hij (enkele glazen) wijn heeft gedronken. Dat hij als gevolg van de alcoholconsumptie (gemiddeld anderhalve fles wijn per dag) wat losser is en ventileert wat hij gedurende de dag onderdrukt, is volgens hem niet een probleem. Hier oordeelt het hof anders over. Bij de betrokkene is sprake van een gewoonte van drankmisbruik waardoor hij in ieder geval de veiligheid van anderen in gevaar brengt. De bedreigingen zijn daar een voorbeeld van, evenals het incident waarbij de betrokkene aan de deur stond bij de echtgenote en haar buren. Dochter [belanghebbende2] is bang dat haar moeder iets overkomt vanwege het onvoorspelbare en agressieve gedrag dat de betrokkene vertoont. Anders dan de betrokkene meent is het drankgebruik problematisch en veroorzaakt de betrokkene hierdoor onacceptabele overlast bij anderen.
5.13
Ondertussen is de betrokkene weer actief op zakelijk vlak: hij geeft advies op het terrein van het internationaal belastingrecht. Hiervoor is een stichting in het leven geroepen en een oude pensioen-bv nieuw leven ingeblazen. De stichting is er voor mensen die problemen hebben met de overheid, maar geen juridische bijstand kunnen of willen betalen. Er zijn nog geen inkomsten, maar al wel klanten geworven. De meeste klanten vinden hun weg naar de betrokkene, naar het hof begrijpt, op het terras onder het genot van een glaasje wijn. Daarbij gaat het niet alleen om klanten uit Nederland, maar ook om Duitse klanten. De betrokkene heeft geen expertise op het gebied van het Duitse fiscale recht, maar hij huurt daar dan weer mensen voor in. Tot op heden gaat dit ondernemen van de betrokkene niet vlekkeloos. Recent heeft de curator nog de vernietiging van rechtshandelingen van de betrokkene moeten inroepen. Tegen de betrokkene was een vordering aanhangig gemaakt door ondernemers waarmee hij verkennende gesprekken had gevoerd en afspraken had gemaakt, buiten de curator om. Dit illustreert het (nog steeds aanwezige) problematische gedrag van de betrokkene en raakt ook aan de gewoonte van drankmisbruik. De betrokkene houdt het consumeren van alcohol namelijk niet gescheiden van zijn 'professionele' contacten. Het illustreert daarnaast de noodzaak om de vergaande bescherming van betrokkene, door de ondercuratelestelling, in stand te houden. De betrokkene ziet namelijk niet in dat hij bepaalde handelingen achterwege zou moeten laten. Hij ziet ook niet in dat hij daarin beschermd moet worden.
5.14
Het hof komt dan ook tot het oordeel dat de betrokkene er niet in is geslaagd om voldoende te onderbouwen dat de noodzaak tot curatele niet meer bestaat of dat voortzetting daarvan niet zinvol is.
6. De slotsom
Op grond van hetgeen hiervoor is overwogen, falen de grieven. Het hof zal de bestreden beschikking daarom bekrachtigen.
7. De beslissing
Het hof, beschikkende in hoger beroep:
bekrachtigt de beschikking van de kantonrechter van de rechtbank Noord-Nederland, locatie Groningen, van 6 december 2019;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.G. Knot, E.B.E.M. Rikaart-Gerard en J.G. Idsardi, bijgestaan door mr. M.J. Muller als griffier en is op 5 november 2020 uitgesproken in het openbaar in tegenwoordigheid van de griffier.