Einde inhoudsopgave
Verdrag inzake de internationale burgerluchtvaart
Artikel 5 Recht van niet-geregelde vluchten
Geldend
Geldend vanaf 04-04-1947
- Bronpublicatie:
07-12-1944, Stb. 1947, H 165 (uitgifte: 04-07-1947, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
04-04-1947
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
20-02-1954, Trb. 1954, 18 (uitgifte: 01-01-1954, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal belastingrecht (V)
Vervoersrecht / Luchtvervoer
Douane (V)
Elke Verdragsluitende Staat stemt ermede in dat alle luchtvaartuigen van de andere Verdragsluitende Staten, in gebruik anders dan op geregelde internationale luchtdiensten, met inachtneming van de bepalingen van dit Verdrag, het recht hebben zijn grondgebied binnen te vliegen of erover te vliegen zonder tussenlanding en er te landen anders dan voor verkeersdoeleinden, zonder voorafgaande vergunning, behoudens het recht van de Staat over wiens grondgebied wordt gevlogen, landing te eisen. Elke Verdragsluitende Staat behoudt zich echter, om redenen van vliegveiligheid, het recht voor, luchtvaartuigen welke zich willen begeven boven gebieden die ontoegankelijk zijn of waar niet voldoende luchtverkeersfaciliteiten aanwezig zijn, op te dragen voorgeschreven routes te volgen of voor zodanige vluchten speciale vergunning te verkrijgen.
Indien zodanige luchtvaartuigen gebruikt worden voor het vervoer van passagiers, goederen of post tegen vergoeding of beloning, anders dan op geregelde internationale luchtdiensten, hebben zij bovendien, met inachtneming van het bepaalde in artikel 7, het recht passagiers, goederen of post op te nemen of af te zetten, behoudens het recht van een Staat waar zulk opnemen of afzetten plaatsvindt, om zodanige bepalingen, voorwaarden of beperkingen te stellen, als hem wenselijk voorkomen.