Rb. Haarlem, 29-10-2009, nr. 15/750024-09
ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1576
- Instantie
Rechtbank Haarlem
- Datum
29-10-2009
- Zaaknummer
15/750024-09
- LJN
BK1576
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBHAA:2009:BK1576, Uitspraak, Rechtbank Haarlem, 29‑10‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 29‑10‑2009
Inhoudsindicatie
Minderjarige; vrijspraak poging doodslag; veroordeling zware mishandeling; beroep psychische overmacht verworpen; gecombineerde taakstraf; bijzondere voorwaarde; gedeeltelijke toewijzing vordering benadeelde partij. De rechtbank Haarlem veroordeelt de minderjarige verdachte tot een deels voorwaardelijke gecombineerde taakstraf met bijzondere voorwaarde. Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan zware mishandeling met een mes. Het beroep op psychische overmacht wordt verworpen. De vordering van de benadeelde partij wordt deels toegewezen.
Partij(en)
RECHTBANK HAARLEM
Sector Strafrecht
Locatie Haarlem
Meervoudige strafkamer
Parketnummer: 15/750024-09
Uitspraakdatum: 29 oktober 2009
Tegenspraak
verkort strafvonnis (art. 138b Sv)
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het achter gesloten deuren gehouden onderzoek op de terechtzitting van 15 oktober 2009 in de zaak tegen:
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
1.Tenlastelegging
Aan verdachte is, na wijziging van de tenlastelegging, ten laste gelegd dat:
Primair
hij op of omstreeks 08 maart 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het leven te beroven, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes die [slachtoffer] heeft gestoken in de zij, in elk geval in het lichaam en/of met voormeld keukenmes een of meer stekende beweging(en) heeft gemaakt tegen (en/of in de richting van) het (boven)lichaam van die [slachtoffer], terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Subsidiair:
hij op of omstreeks 08 maart 2009 te Haarlem aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een doorgesneden pees en/of zenuw(en) aan (ring)vinger de (rechter)hand), heeft toegebracht, door opzettelijk met een (keuken)mes stekende bewegingen te maken tegen en/of in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] (terwijl die [slachtoffer] met zijn (rechter)hand het mes trachtte af te pakken en/of af te weren);
Meer subsidiair:
hij op of omstreeks 08 maart 2009 te Haarlem ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer] opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet meermalen, althans eenmaal, met een (keuken)mes stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van en/of tegen de zij en/of het lichaam van die [slachtoffer], in ieder geval op die [slachtoffer] is afgelopen terwijl verdachte een (keuken)mes in zijn hand hield, terwijl die [slachtoffer] met zijn (rechter)hand het mes trachtte af te pakken en/of af te weren, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid.
- 2.
Voorvragen
De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is tot kennisneming van de zaak, dat het Openbaar Ministerie ontvankelijk is in zijn vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.
- 3.
Vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van het subsidiair ten laste gelegde feit en gevorderd dat verdachte ter zake zal worden veroordeeld tot een gecombineerde taakstraf, bestaande uit een leerstraf van 20 uur, zijnde de leerstraf Agressieregulatie Training en een werkstraf voor de duur van 100 uur bij niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door 50 dagen jeugddetentie, waarvan 60 uur voorwaardelijk met een proeftijd voor de duur van twee jaren. De officier van justitie heeft gevorderd dat als bijzondere voorwaarde bij deze deels voorwaardelijke werkstraf wordt bepaald dat verdachte zich zal houden aan de aanwijzingen hem te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering Haarlem. In het kader van deze bijzondere voorwaarde heeft de officier van justitie tevens gevorderd te bepalen dat aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht wordt gegeven.
Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van de benadeelde partij toe te wijzen tot een bedrag van € 1.062,70 en voor het overige niet-ontvankelijk te verklaren. Tot slot heeft de officier van justitie gevorderd aan verdachte de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
- 4.
Bewijs
- 4.1.
Vrijspraak
Met de officier van justitie en de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat niet bewezen is hetgeen verdachte primair ten laste is gelegd. Verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
- 4.2.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan, in dier voege dat:
Subsidiair:
hij op 8 maart 2009 te Haarlem aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (een doorgesneden pees en zenuw aan de ringvinger van de rechterhand), heeft toegebracht, door opzettelijk met een (keuken)mes een stekende beweging te maken in de richting van het lichaam van die [slachtoffer] terwijl die [slachtoffer] met zijn rechterhand het mes trachtte af te pakken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, leest de rechtbank de tenlastelegging verbeterd. Blijkens het verhandelde op de terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in zijn verdediging.
Hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hier als bewezen is aangenomen, is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
- 4.3.
Bewijsoverweging
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting aangevoerd dat verdachte van het hem subsidiair ten laste gelegde feit dient te worden vrijgesproken, nu verdachte geen (voorwaardelijk) opzet heeft gehad op het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel. Verdachte heeft geen stekende bewegingen met het mes gemaakt en aangever derhalve ook niet gestoken. Aangever heeft letsel opgelopen tijdens de worsteling met verdachte, waarbij aangever het mes aan het scherpe gedeelte heeft vastgepakt. Door het vasthouden van het mes heeft verdachte niet willens en wetens de aanmerkelijke kans aanvaard dat bij aangever zwaar lichamelijk letsel zou ontstaan zodat verdachte dient te worden vrijgesproken, aldus de raadsvrouw.
De rechtbank verwerpt dit verweer en overweegt daartoe het volgende.
Zowel aangever als getuige [getuige] heeft verklaard dat verdachte met een mes in zijn hand op aangever is afgelopen en met dit mes een stekende beweging in de richting van aangever heeft gemaakt. Aangever heeft verklaard dat het mes hem raakte in zijn rechterzij, getuige heeft verklaard dat verdachte stak ter hoogte van aangevers middel. De getuigenverklaring van [getuige] strookt ook wat betreft het letsel van aangever met de aangifte, nu aangever melding heeft gemaakt van een snijwond in zijn rechterzijde. De rechtbank acht op grond van de aangifte en deze getuigenverklaring bewezen dat verdachte opzettelijk een stekende beweging heeft gemaakt in de richting van de zij van aangever.
Vervolgens heeft aangever met zijn rechterhand geprobeerd het mes van verdachte af te pakken door dit mes aan het scherpe gedeelte vast te houden. Tussen verdachte en aangever is een worsteling ontstaan, waarbij verdachte het mes stevig heeft vastgehouden. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aangever allereerst te steken en vervolgens het mes stevig vast te houden terwijl aangever het mes van hem probeerde af te pakken, willens en wetens de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat aangever in deze worsteling zwaar lichamelijk letsel zou oplopen. Aangever heeft daarbij ook daadwerkelijk zwaar lichamelijk letstel opgelopen, te weten een doorgesneden pees en zenuw in zijn rechterhand, waarvoor aangever een operatie heeft moeten ondergaan.
De rechtbank acht gelet op het voorgaande dan ook wettig en overtuigend bewezen dat verdachte opzettelijk zwaar lichamelijk letsel aan [slachtoffer] heeft toegebracht.
- 5.
Strafbaarheid van het feit
Het bewezenverklaarde levert op:
zware mishandeling.
- 6.
Strafbaarheid van verdachte
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting subsidiair aangevoerd dat verdachte een beroep op psychische overmacht toekomt. Verdachte werd al langere tijd door het slachtoffer gepest, waardoor verdachte geen weerstand kon bieden aan zijn woede als gevolg waarvan hij het mes niet heeft losgelaten toen aangever dat probeerde af te pakken, mede ook omdat verdachte bang was zelf gestoken te worden. Hierbij speelt voorts mee dat verdachte een veertienjarige jongen is die verminderd toerekeningsvatbaar is. Naar de mening van de verdediging heeft verdachte zich niet zelf in deze situatie gebracht door eerst de voetbalkooi te verlaten, thuis een mes te halen en vervolgens terug te keren. De raadsvrouw heeft hieraan de conclusie verbonden dat verdachte moet worden ontslagen van alle rechtsvervolging.
De rechtbank verwerpt het beroep op psychische overmacht en overweegt daartoe het volgende. Van psychische overmacht kan slechts sprake zijn indien er een van buiten komende druk bestaat die zo sterk is dat daar redelijkerwijs door verdachte geen weerstand tegen te bieden is. De rechtbank is van oordeel dat daarvan geen sprake was, nu niet aannemelijk is gemaakt dat de pesterijen door aangever voor verdachte een dusdanige druk hebben opgeleverd dat verdachte daartegen geen weerstand kon bieden. Voorts is komen vast te staan dat verdachte eerst naar huis is gegaan en vervolgens met een mes is teruggekeerd naar het slachtoffer, dit alles binnen een tijdspanne van enkele minuten. Onder die omstandigheden en gezien het tijdsverloop was verdachte in de gelegenheid om na te denken over zijn voornemen en kon hij nog besluiten het delict niet te plegen, zodat ook op dat punt een beroep op psychische overmacht niet opgaat.
Er is ook overigens geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dus strafbaar.
- 7.
Motivering van de sancties
Bij de beslissing over de sancties die aan verdachte moeten worden opgelegd, heeft de rechtbank zich laten leiden door de aard en de ernst van het bewezen verklaarde en de omstandigheden waaronder dit is begaan, alsmede de persoon van verdachte zoals van een en ander uit het onderzoek ter terechtzitting en uit de bespreking aldaar van de vanwege Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering Haarlem uitgebrachte rapporten van 30 september 2009, 5 oktober 2009 en 5 oktober 2009, ingekomen op 14 oktober 2009 met een gewijzigd strafadvies, en het door B.G.J. Gunnewijk, kinder- en jeugdpsychiater, opgestelde psychiatrisch Pro Justitia rapport van 3 augustus 2009 is gebleken.
In het bijzonder heeft de rechtbank het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich op 8 maart 2009 schuldig gemaakt aan zware mishandeling van het slachtoffer [slachtoffer]. Verdachte en het slachtoffer waren die dag met een aantal andere jongens aan het voetballen. Nadat verdachte het slachtoffer, al dan niet opzettelijk, had getackeld heeft het slachtoffer verdachte geduwd waardoor verdachte ten val kwam. Vervolgens werd het voetbalspel hervat, maar verdachte werd zo kwaad dat hij na enkele minuten naar huis is gegaan om naar eigen zeggen een stok te halen. Toen verdachte in de schuur echter een mes zag liggen, heeft hij dit mes meegenomen en is daarmee teruggefietst naar de voetbalkooi. Aldaar is verdachte, terwijl hij het mes in zijn rechterhand hield, op het slachtoffer afgelopen en heeft hij een stekende beweging gemaakt waarbij het mes het slachtoffer in de zij heeft geraakt. Vervolgens heeft het slachtoffer het mes van verdachte proberen af te pakken. Tijdens de worsteling die ontstond heeft verdachte het mes echter stevig vastgehouden, terwijl het slachtoffer het mes aan het scherpe gedeelte vasthield. Als gevolg hiervan heeft het slachtoffer zwaar lichamelijk letstel aan zijn rechterhand opgelopen, bestaande uit een doorgesneden pees en zenuw aan zijn ringvinger. Het slachtoffer heeft inmiddels een operatie aan zijn hand moeten ondergaan en fysiotherapie moeten volgen. Het slachtoffer heeft hier een litteken aan overgehouden en het is niet uitgesloten dat nog een tweede operatie moet volgen.
De rechtbank rekent het verdachte sterk aan dat hij op een dergelijke lichtvaardige wijze heeft besloten een mes mee te nemen om de confrontatie met het slachtoffer aan te gaan. Het is bekend dat een dergelijk geweldsmisdrijf vaak langdurige en ernstige gevolgen heeft voor het slachtoffer en de directe omgeving. Voor het slachtoffer heeft dit feit in elk geval lichamelijk letsel aan zijn hand meegebracht, waarvoor hij een operatie moest ondergaan. Het slachtoffer zal het ontsierende litteken op zijn hand de rest van zijn leven moeten meedragen. Het zijn dergelijke geweldsmisdrijven die in de samenleving gevoelens van onrust en onveiligheid veroorzaken.
De rechtbank verenigt zich met de conclusie van kinder- en jeugdpsychiater B.G.J. Gunnewijk, dat verdachte ten tijde van het ten laste gelegde feit als verminderd toerekeningsvatbaar moet worden beschouwd. De rechtbank neemt op dat punt de conclusie van het rapport over.
Met betrekking tot de op te leggen sancties overweegt de rechtbank het volgende.
De raadsvrouw heeft ter terechtzitting meer subsidiair nog aangevoerd dat zij, net als de officier van justitie en conform het eerste strafadvies van de jeugdreclassering, een Agressieregulatie Training afdoende acht. Voorts heeft de raadsvrouw aangevoerd dat zij een onvoorwaardelijke werkstraf niet nodig acht.
De rechtbank houdt rekening met de jeugdige leeftijd van verdachte en neemt in aanmerking dat hij niet eerder met politie en justitie in aanraking is geweest. Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat de straf zoals door de officier van justitie gevorderd, passend en geboden is en recht doet aan de ernst van het feit. Anders dan de raadsvrouw, is de rechtbank van oordeel dat een andere straf dan een deels voorwaardelijke werkstraf geen recht doet aan de ernst van het feit.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat verdachte een taakstraf moet worden opgelegd, in de vorm van een werkstraf en leerstraf van na te noemen aantal uren. De leerstraf bestaat uit het volgen van de Agressieregulatie Training.
De rechtbank zal bepalen dat een gedeelte van de werkstraf vooralsnog niet ten uivoer zal worden gelegd en zal daaraan een proeftijd verbinden van twee jaar opdat verdachte er tijdens die proeftijd van wordt weerhouden strafbare feiten te begaan.
Daarnaast acht de rechtbank verplicht contact met Bureau Jeugdzorg Noord-Holland,
afdeling jeugdreclassering Haarlem, thans in de persoon van mevrouw [jeugdreclasseringswerker] gedurende
de proeftijd noodzakelijk. Een voorwaarde van die strekking zal aan het voorwaardelijk deel
van de op te leggen werkstraf worden verbonden.
- 8.
Vordering benadeelde partij en schadevergoedingsmaatregel
Namens de benadeelde partij [slachtoffer] is een vordering tot schadevergoeding van
€ 1662,70 ingediend tegen verdachte wegens materiële en immateriële schade die hij als gevolg van het ten laste gelegde feit zou hebben geleden. De gestelde materiële schade bestaat uit: reiskosten en opvragen van afschriften van het medisch dossier.
De rechtbank is van oordeel dat deze schade tot een bedrag van € 1.062,70 eenvoudig is vast te stellen en rechtstreeks voortvloeit uit het onder 4.2 bewezen verklaarde feit. Dit bedrag is als volgt opgebouwd: € 1.000 immateriële schade en € 62,70 voor het opvragen van afschriften van het medisch dossier. De vordering zal dan ook worden toegewezen tot dat bedrag te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2009.
Daarnaast dient verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog moet maken.
De rechtbank zal de benadeelde partij voor het overige niet in haar vordering ontvangen.
De rechtbank stelt vast dat verdachte jegens de benadeelde partij naar burgerlijk recht aansprakelijk is voor de schade die door het onder 4.2 bewezen verklaarde feit is toegebracht.
Daarom zal de rechtbank de schadevergoedingsmaatregel aan verdachte opleggen tot het bedrag waartoe de vordering van de benadeelde partij is toegewezen, te weten € 1.062,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2009.
- 9.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
De volgende wetsartikelen zijn van toepassing:
Wetboek van Strafrecht: 36f, 77a, 77g, 77h, 77l, 77m, 77n, 77x, 77y, 77z, 77aa, 302.
10. Beslissing
De rechtbank:
Spreekt verdachte vrij van het primair ten laste gelegde feit.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan zoals hiervoor onder 4.2 vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezen verklaarde feit het hierboven onder 5. vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart verdachte hiervoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gecombineerde taakstraf voor de duur van in totaal honderdtwintig (120) uren, bestaande uit:
– twintig (20) uur leerstraf, zijnde in dit geval het volgen van de Agressieregulatie Training, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door tien (10) dagen jeugddetentie.
– honderd (100) uur werkstraf, zijnde het verrichten van onbetaalde arbeid, bij het niet naar behoren verrichten daarvan te vervangen door vijftig (50) dagen jeugddetentie.
Beveelt dat van deze werkstraf een gedeelte, groot zestig (60) uren, subsidiair 30 dagen jeugddetentie niet ten uitvoer zal worden gelegd en stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaar.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast, indien:
?verdachte zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt;
?verdachte niet naleeft de bijzondere voorwaarde dat hij zich gedurende de proeftijd zal gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen te geven door of namens Bureau Jeugdzorg Noord-Holland, afdeling jeugdreclassering Haarlem, thans in de persoon van [jeugdreclasseringswerker], zolang deze instelling dat nodig oordeelt.
Geeft in het kader van deze bijzondere voorwaarde tevens aan bovengenoemde instelling de opdracht tot het verlenen van hulp en steun ex artikel 77aa van het Wetboek van Strafrecht.
Bepaalt dat de tijd die verdachte vóór de tenuitvoerlegging van dit vonnis in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de thans opgelegde werkstraf in mindering wordt gebracht, met dien verstande dat voor iedere dag in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, twee uur werkstraf wordt afgetrokken.
De leerstraf en het onvoorwaardelijk deel van de werkstraf moeten worden voltooid binnen een termijn van zes maanden na het onherroepelijk worden van dit vonnis.
Wijst toe de vordering tot vergoeding van de door de benadeelde partij [slachtoffer] geleden schade tot een bedrag van € 1.062,70 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2009 en veroordeelt verdachte tot betaling van dit bedrag aan [slachtoffer], voornoemd, rekeningnummer [nummer] (ten name van [zus]), tegen behoorlijk bewijs van kwijting.
Veroordeelt verdachte in de kosten door de benadeelde partij gemaakt, tot op heden begroot op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging alsnog te maken.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering.
Legt verdachte als schadevergoedingsmaatregel ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer] de verplichting op tot betaling aan de staat van een bedrag van € 1.062,70, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2009, bij gebreke van betaling of verhaal te vervangen door 10 dagen jeugddetentie.
Bepaalt dat betalingen aan de benadeelde partij, voornoemd, in mindering strekken op de
verplichting tot betaling aan de staat en dat betalingen aan de staat in mindering strekken op de verplichting tot betaling aan de benadeelde partij.
Heft op het reeds geschorste bevel voorlopige hechtenis van de verdachte.
Samenstelling rechtbank en uitspraakdatum
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.J. Medze, voorzitter, tevens kinderrechter,
mrs. D.H. Steenmetser-Bakker en A.M. Hol, rechters,
in tegenwoordigheid van de griffier mr. E.M. ten Bos,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van 29 oktober 2009.
Mr. A.M. Hol is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.