Hof Den Haag, 21-03-2018, nr. 22-004479-17
ECLI:NL:GHDHA:2018:622
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
21-03-2018
- Zaaknummer
22-004479-17
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Materieel strafrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2018:622, Uitspraak, Hof Den Haag, 21‑03‑2018; (Hoger beroep)
Cassatie: ECLI:NL:HR:2019:340, Bekrachtiging/bevestiging
Uitspraak 21‑03‑2018
Inhoudsindicatie
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van zijn ex-vriendin. Voorts heeft de verdachte zijn ex-vriendin gedurende ongeveer een half jaar stelselmatig lastiggevallen. Het hof veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120, subsidiair 60 dagen hechtenis, waarvan 40 uren voorwaardelijk, subsidiair 20 dagen hechtenis. Als bijzondere voorwaarden zijn daaraan verbonden reclasseringstoezicht, een behandelverplichting, een contactverbod met [aangeefster], een locatieverbod en een verplichting om mee te werken aan gesprekken met ketenpartners zoals de Raad van de Kinderbescherming/Jeugdbescherming. Oplegging van vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van Sr, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod, beide dadelijk uitvoerbaar verklaard.
Rolnummer: 22-004479-17
Parketnummers: 10-661174-17
Datum uitspraak: 21 maart 2018
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 13 oktober 2017 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortejaar] 1984,
[adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 7 maart 2018.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat:
1:hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2:hij in of omstreeks de periode van 7 december 2016 tot en met 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster], door
- die [aangeefster] (telkens) heel vaak/veel sms- en/of e-mailberichten te sturen en/of
- meermalen per week, althans (heel) vaak door de straat en/of langs het huis van die [aangeefster] te rijden/lopen en/of (daarbij) diverse voorwerpen (te weten onder meer takken en/of eieren en/of fruit en/of ontlasting) tegen de ramen van die [aangeefster] te gooien en/of (daarbij) in de richting van die [aangeefster] te schreeuwen/schelden en/of
- de vader van die [aangeefster] (te weten [vader]) heel vaak te bellen en/of (heel) veel sms-berichten te sturen en/of
- contact op te nemen (via telefoon/sms) met (een) vriendin(nen) van die [aangeefster] met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, te dulden en/of vrees aan te jagen;
3:hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel opzettelijk [aangeefster], in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar de woorden toe te voegen: kankerwijf en/of kankernarcist, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 100 uren, subsidiair 50 dagen hechtenis, en tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Als bijzondere voorwaarden zijn daaraan verbonden reclasseringstoezicht, een behandelverplichting, een contactverbod met [aangeefster], een locatieverbod en een verplichting om mee te werken aan gesprekken met ketenpartners zoals de Raad van de Kinderbescherming/Jeugdbescherming, alle zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts is aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht opgelegd, inhoudende een locatieverbod en een contactverbod, beide dadelijk uitvoerbaar verklaard en nader omschreven in het vonnis van beroep. Tot slot is de vordering van de benadeelde partij [aangeefster] toegewezen tot een bedrag van € 500,- en voor het overige afgewezen.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zal worden veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 160 uren, subsidiair 80 dagen hechtenis en tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 3 jaren. Als bijzondere voorwaarden dienen daaraan verbonden te worden reclasseringstoezicht, een behandelverplichting, een contactverbod met [aangeefster] en een locatieverbod en een verplichting om mee te werken aan gesprekken met ketenpartners zoals de Raad van de Kinderbescherming/Jeugdbescherming. Voorts dient aan de verdachte een vrijheidsbeperkende maatregel ex artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht te worden opgelegd voor de duur van een jaar, inhoudende een contactverbod en locatieverbod en deze maatregel dient dadelijk uitvoerbaar te worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1: hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, [aangeefster] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht en/of met zware mishandeling, door die [aangeefster] (meermalen) dreigend de woorden toe te voegen "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
2: hij in of omstreeks de periode van 7 december 2016 tot en met 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel, althans in Nederland, wederrechtelijk stelselmatig opzettelijk inbreuk heeft gemaakt op eens anders persoonlijke levenssfeer, te weten die van [aangeefster], door
- die [aangeefster] (telkens) heel vaak/veel sms- en/of
e-mailberichten te sturen en/of
- meermalen per week, althans (heel) vaak door de straat en/of langs het huis van die [aangeefster] te rijden/lopen en/of (daarbij) diverse voorwerpen (te weten onder meer takken en/of eieren en/of fruit en/of ontlasting) tegen de ramen van die [aangeefster] te gooien en/of (daarbij) in de richting van die [aangeefster] te schreeuwen/schelden en/of
- de vader van die [aangeefster] (te weten [vader]) heel vaak te bellen en/of (heel) veel sms-berichten te sturen en/of
- contact op te nemen (via telefoon/sms) met (een) vriendin(nen) van die [aangeefster]
met het oogmerk die [aangeefster], te dwingen iets te doen, niet te doen, en te dulden en/of vrees aan te jagen;
3: hij op of omstreeks 21 juni 2017 te Capelle aan den IJssel opzettelijk [aangeefster], in haar tegenwoordigheid, mondeling, heeft beledigd door haar het woord toe te voegen: kankerwijf en/of kankernarcist, althans woorden van gelijke beledigende aard en/of strekking.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezen verklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere overweging
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep de onder feit 2 bewezenverklaarde feitelijke handelingen bekend. Hij heeft voorts verklaard dat hij aangeefster [aangeefster] echter niet heeft kunnen stalken, omdat hij in de ten laste gelegde periode van aangeefster af en toe wel weer omgang met zijn dochter mocht hebben en bij aangeefster thuis mocht komen.
Het hof stelt vast dat deze verklaring van de verdachte op zichzelf staat en niet door enig ander wettig bewijsmiddel wordt ondersteund. Nu het verhandelde ter terechtzitting geen steun voor de verklaring van de verdachte heeft opgeleverd, is het hof van oordeel dat niet aannemelijk is geworden dat de verdachte in de ten laste gelegde periode af en toe wel omgang met zijn dochter mocht hebben en bij aangeefster thuis mocht komen.
Gelet op het vorenstaande is het hof van oordeel dat het aan de verdachte onder 2 ten laste gelegde wettig en overtuigend bewezen is.
Strafbaarheid van het bewezen verklaarde
Het onder 1 bewezen verklaarde levert op:
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht.
Het onder 2 bewezen verklaarde levert op:
belaging.
Het onder 3 bewezen verklaarde levert op:
eenvoudige belediging.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf en maatregel bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het bedreigen en beledigen van zijn ex-vriendin. Hij heeft hierdoor zijn ex-vriendin in haar goede naam en eer aangetast en ervoor gezorgd dat zij zich onveilig voelde.
Voorts heeft de verdachte zijn ex-vriendin gedurende ongeveer een half jaar stelselmatig lastiggevallen. Hij heeft haar onder meer veelvuldig telefonisch en per sms benaderd en hij is herhaaldelijk door de straat van zijn ex-vriendin gereden waarbij hij voorwerpen tegen haar raam gooide en naar haar schreeuwde. Door zijn handelen heeft de verdachte zeer grote angst bij het slachtoffer teweeg gebracht. Het is algemeen bekend dat slachtoffers van dit soort feiten gedurende lange tijd de psychische gevolgen daarvan kunnen ondervinden. Dat het slachtoffer erg bang is geweest - en nog steeds is - blijkt wel uit het dossier en uit de door haar ter terechtzitting voorgelezen slachtofferverklaring.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 21 februari 2018, waaruit blijkt dat hij eerder onherroepelijk is veroordeeld voor onder meer feiten in de relationele sfeer. Dat heeft hem er kennelijk niet van weerhouden de onderhavige feiten te plegen.
Het hof heeft voorts acht geslagen op rapportages van de reclassering te weten een Integraal Eind Evaluatieverslag d.d. 25 oktober 2017 en een Voortgangsverslag toezicht d.d. 27 februari 2018 en opgemaakt door B. van Ulsing. Uit dit laatste verslag blijkt dat het contact met de verdachte zeer moeizaam verloopt. Hij laat grensoverschrijdend gedrag zien en komt erg intimiderend over.
Uit hetgeen hiervoor is weergegeven blijkt dat er tussen de verdachte en aangeefster een groter probleem speelt dan enkel de onderhavige zaak. De relatie tussen hen beiden is op enig moment door aangeefster verbroken en sindsdien doet de omgang met hun dochter [dochter] de emoties hoog oplopen. De verdachte heeft thans geen omgang met [dochter]. Hoe zeer dit de verdachte ook aangrijpt, het dient duidelijk te zijn dat dit geen enkele rechtvaardiging vormt om te handelen zoals de verdachte heeft gedaan.
Het hof zal, met als doel om te voorkomen dat de verdachte in de toekomst weer strafbare feiten pleegt, en om te voorkomen dat hij het op te leggen contact- en locatieverbod overtreedt, een voorwaardelijk strafdeel opleggen. Het hof is van oordeel dat voor deze stok achter de deur kan worden volstaan met een deels voorwaardelijke taakstaf en zal aan de verdachte dan ook geen voorwaardelijke gevangenisstraf opleggen. De oplegging van bijzondere voorwaarden, grotendeels zoals door de reclassering geadviseerd, zijn hierbij zonder meer noodzakelijk.
Alles afwegend leidt dit tot na te noemen straf.
Vordering tot schadevergoeding [aangeefster]
In het onderhavige strafproces heeft [aangeefster] zich als benadeelde partij gevoegd en een vordering ingediend tot vergoeding van geleden materiële en immateriële schade als gevolg van het aan de verdachte onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde, tot een bedrag van € 3.307,41.
Ter terechtzitting in hoger beroep is deze vordering beperkt tot een bedrag van € 2.400,- aan geleden immateriële schade.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot toewijzing van een gedeelte van de vordering van de benadeelde partij tot een bedrag van € 1.000,-, met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
De vordering van de benadeelde partij is door en namens de verdachte betwist.
Het hof is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er immateriële schade is geleden en dat deze schade het rechtstreeks gevolg is van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde. De vordering leent zich - naar maatstaven van billijkheid - voor toewijzing tot een bedrag van € 750,-, te vermeerderen met de gevorderde wettelijke rente over dit bedrag vanaf 7 december 2016 tot aan de dag der algehele voldoening.
Voor het overige levert behandeling van de vordering van de benadeelde partij naar het oordeel van het hof een onevenredige belasting van het strafgeding op.
Het hof zal dan ook bepalen dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk is in de vordering tot vergoeding van de geleden schade. Deze kan in zoverre bij de burgerlijke rechter worden aangebracht.
Dit brengt mee dat de verdachte dient te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt, welke kosten het hof vooralsnog begroot op nihil, en in de kosten die de benadeelde partij ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Betaling aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster]
Nu vaststaat dat de verdachte tot een bedrag van € 750,00 aansprakelijk is voor de schade die door het bewezen verklaarde is toegebracht, zal het hof aan de verdachte de verplichting opleggen dat bedrag aan de Staat te betalen ten behoeve van het slachtoffer [aangeefster].
Toepasselijke wettelijke voorschriften
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde zoals hiervoor overwogen heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een taakstraf voor de duur van 120 (honderdtwintig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 60 (zestig) dagen hechtenis.
Beveelt dat de tijd die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in enige in artikel 27, eerste lid, of artikel 27a van het Wetboek van Strafrecht bedoelde vorm van voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde taakstraf in mindering zal worden gebracht, volgens de maatstaf van twee uren taakstraf per in voorarrest doorgebrachte dag, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Bepaalt dat een gedeelte van de taakstraf, groot 40 (veertig) uren, indien niet naar behoren verricht te vervangen door 20 (twintig) dagen hechtenis, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14d, tweede lid, van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarde(n) niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarden dat:
- de veroordeelde zich zal houden aan de aanwijzingen en/of voorschriften die de reclassering stelt aan betrokkene, ook indien dit inhoudt dat hij zijn medewerking dient te verlenen aan doorverwijzing naar hulpverlenende instanties. Hierna moet veroordeelde zich binnen de proeftijd blijven melden zo lang en zo frequent als de reclassering dit nodig acht;
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is direct of indirect contact te zoeken, te leggen of te hebben met mevr. [aangeefster], geboren op [geboortejaar] 1993, woonachtig aan [adres] te Capelle aan den IJssel, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- het de veroordeelde gedurende de volledige proeftijd verboden is zich te bevinden binnen het gebied dat wordt omsloten door [x, y, z] te Capelle aan den IJssel. Het contactverbod wordt gecontroleerd aan de hand van elektronische controle, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
Legt op de maatregel strekkende tot beperking van de vrijheid inhoudende dat:
- de veroordeelde voor de duur van 1 jaar zich niet zal ophouden binnen het gebied dat wordt omsloten door de [x,y,z] te Capelle aan den IJssel. Het locatieverbod wordt gecontroleerd aan de hand van elektronische controle, zolang de reclassering dit noodzakelijk acht;
- de veroordeelde voor de duur van 1 jaar op geen enkele wijze - direct of indirect - contact zal leggen, zoeken of hebben met mevr. [aangeefster], geboren op [geboortejaar] 1993, woonachtig aan [adres] te Capelle aan den IJssel.
Beveelt dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor het geval niet aan de maatregel wordt voldaan.
De duur van deze vervangende hechtenis bedraagt 3 dagen voor iedere keer dat niet aan de maatregel wordt voldaan, met een maximum van 1 jaar. Toepassing van de vervangende hechtenis heft de verplichtingen ingevolge de opgelegde maatregel niet op.
Omdat er ernstig rekening mee moet worden gehouden dat de veroordeelde opnieuw een strafbaar feit zal plegen en zich belastend zal gedragen jegens een bepaalde persoon beveelt het hof, gelet op artikel 38v van het Wetboek van Strafrecht, dat de opgelegde maatregel dadelijk uitvoerbaar is.
Vordering van de benadeelde partij [aangeefster]
Wijst toe de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [aangeefster] ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde tot het bedrag van
€ 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) ter zake van immateriële schade, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening.
Verklaart de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in de vordering en bepaalt dat de benadeelde partij in zoverre de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen.
Verwijst de verdachte in de door de benadeelde partij gemaakte en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken kosten, tot aan de datum van deze uitspraak begroot op nihil.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 december 2016.
Legt aan de verdachte de verplichting op om aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer, genaamd [aangeefster], ter zake van het onder 1, 2 en 3 bewezen verklaarde een bedrag te betalen van € 750,00 (zevenhonderdvijftig euro) als vergoeding voor immateriële schade, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door 15 (vijftien) dagen hechtenis, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de hierna te noemen aanvangsdatum tot aan de dag der voldoening, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de verplichting tot schadevergoeding aan de Staat ten behoeve van het slachtoffer niet opheft.
Bepaalt dat indien en voor zover de verdachte aan een van beide betalingsverplichtingen heeft voldaan, de andere vervalt.
Bepaalt de aanvangsdatum van de wettelijke rente voor de immateriële schade op 7 december 2016.
Dit arrest is gewezen door mr. H. van den Heuvel,
mr. Chr.A. Baardman en mr. L.C. van Walree, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 21 maart 2018.