Einde inhoudsopgave
Associatieovereenkomst tussen de Europese Unie en de Europese Gemeenschap voor Atoomenergie en hun lidstaten, enerzijds, en de Republiek Moldavië, anderzijds
Artikel 231 Toepassingsgebied en definities
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2016
- Bronpublicatie:
27-06-2014, Trb. 2014, 207 (uitgifte: 26-11-2014, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
01-07-2016
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
28-06-2016, Trb. 2016, 89 (uitgifte: 28-06-2016, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Vrij verkeer
EU-recht / Marktintegratie
Internationaal publiekrecht / Algemeen
1.
Deze onderafdeling bevat de beginselen van het regelgevingskader voor alle elektronische-communicatiediensten die overeenkomstig afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk zijn geliberaliseerd.
2.
Voor de toepassing van deze onderafdeling en van afdeling 2 (Vestiging), afdeling 3 (Grensoverschrijdende dienstverlening) en afdeling 4 (Tijdelijke aanwezigheid van natuurlijke personen voor zaken) van dit hoofdstuk wordt verstaan onder:
- a)
‘elektronische-communicatiediensten’: alle diensten die volledig of voornamelijk bestaan uit de verzending van signalen via elektronische-communicatienetwerken, met inbegrip van telecommunicatiediensten en transmissiediensten met behulp van netwerken die voor omroep worden gebruikt. Deze diensten hebben geen betrekking op diensten die met behulp van elektronische-communicatienetwerken en elektronische-communicatiediensten doorgezonden inhoud aanbieden of hierover redactionele controle hebben;
- b)
‘openbaar communicatienetwerk’: elektronische-communicatienetwerk dat volledig of voornamelijk voor het verlenen van openbare elektronische-communicatiediensten wordt gebruikt;
- c)
‘elektronische-communicatienetwerk’: de transmissiesystemen en in voorkomend geval de schakel- of routeringsapparatuur en andere middelen die het mogelijk maken signalen over te brengen via draad, radiogolven, optische of andere elektromagnetische middelen waaronder satellietnetwerken, vaste (circuit- en pakketgeschakelde, met inbegrip van internet) en mobiele terrestrische netwerken, elektriciteitsnetten, voor zover deze voor overdracht van signalen worden gebruikt, netwerken voor radio- en televisieomroep en kabeltelevisienetwerken, ongeacht de aard van de overgebrachte informatie;
- d)
‘regelgevende autoriteit’ in de elektronische-communicatiesector: de instantie of instanties die belast is/zijn met de regelgeving inzake de in dit hoofdstuk bedoelde elektronische communicatie;
- e)
‘aanzienlijke marktmacht’: een dienstverlener wordt geacht een aanzienlijke marktmacht te hebben wanneer hij, alleen of samen met anderen, een met een machtspositie overeenkomende positie heeft, dit wil zeggen een economische kracht bezit die hem in staat stelt zich in belangrijke mate onafhankelijk van zijn concurrenten, klanten en uiteindelijk consumenten te gedragen;
- f)
‘interconnectie’: de fysieke en logische koppeling van openbare communicatienetwerken die door dezelfde of een andere dienstverlener worden benut om gebruikers van een dienstverlener in staat te stellen te communiceren met gebruikers van dezelfde of van een andere dienstverlener, of toegang te hebben tot diensten van een andere dienstverlener. Diensten kunnen worden verleend door de betrokken partijen of door andere partijen die toegang tot het netwerk hebben. Interconnectie is een specifieke vorm van toegang die tussen exploitanten van openbare netwerken tot stand wordt gebracht;
- g)
‘universele dienst’: het pakket van diensten van een bepaalde kwaliteit dat op het grondgebied van een partij tegen een betaalbare prijs beschikbaar is voor alle gebruikers, ongeacht hun geografische locatie. Elke partij beslist over het toepassingsgebied en de uitvoering van de universele dienst;
- h)
‘toegang’: het beschikbaar stellen van faciliteiten en/of diensten aan een andere dienstverlener, onder vastgestelde voorwaarden, al dan niet op exclusieve basis, met het doel elektronische-communicatiediensten te verlenen. Dit omvat onder andere toegang tot netwerkonderdelen en bijbehorende faciliteiten, wat mee kan brengen dat apparatuur wordt gekoppeld door middel van vaste of mobiele middelen (dit omvat in het bijzonder de toegang tot het aansluitnet en tot alle faciliteiten en diensten die noodzakelijk zijn om via het aansluitnet diensten te verlenen); toegang tot materiële infrastructuur waaronder gebouwen, goten en masten; toegang tot relevante programmatuursystemen waaronder operationele ondersteuningssystemen; toegang tot nummervertaling of systemen met vergelijkbare functionaliteit; toegang tot vaste en mobiele netwerken, in het bijzonder voor roaming; toegang tot voorwaardelijke toegangssystemen voor digitale-televisiediensten; toegang tot virtuele netwerkdiensten;
- i)
‘eindgebruiker’: een gebruiker die geen diensten in verband met openbare communicatienetwerken of met openbare elektronische communicatie verleent;
- j)
‘aansluitnet’: fysiek circuit dat het netwerkaansluitpunt in het gebouw van de abonnee verbindt met de hoofdverdeler of een soortgelijke voorziening in het vaste openbare communicatienetwerk.