RvdW 2021/186
Verzekeringsrecht. Kennisgevingsplicht verzekeraar (art. 7:929 lid 1 BW) bij beroep op schending mededelingsplicht verzekeringnemer; strekking; nadeelsvereiste?; vermissing of overlijden verzekeringnemer; volstaat kennisgeving aan begunstigde?; stelplicht en bewijslast.
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
5 februari 2021
- Magistraten
Mrs. M.V. Polak, G. Snijders, C.H. Sieburgh, H.M. Wattendorff, A.E.B. ter Heide
- Zaaknummer
19/03030
- Conclusie
A-G mr. M.H. Wissink
- Folio weergave
- Vakgebied(en)
Verzekeringsrecht / Verzekeringsovereenkomst
Burgerlijk procesrecht / Bewijs
Verzekeringsrecht / Sommenverzekering
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2021:178, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 05‑02‑2021
ECLI:NL:PHR:2020:882, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑09‑2020
Beroepschrift, Hoge Raad, 03‑10‑2019
- Wetingang
Art. 3:37 lid 3, art. 7:928, 7:929 lid 1, art. 7:933 lid 1, art. 7:983 lid 3 BW
Essentie
Verzekeringsrecht. Kennisgevingsplicht verzekeraar (art. 7:929 lid 1 BW) bij beroep op schending mededelingsplicht verzekeringnemer; strekking; nadeelsvereiste?; vermissing of overlijden verzekeringnemer; volstaat kennisgeving aan begunstigde?; stelplicht en bewijslast.
Samenvatting
Art. 7:929 lid 1 BW bepaalt dat de verzekeraar die ontdekt dat niet is voldaan aan de in art. 7:928 BW omschreven mededelingsplicht van de verzekeringnemer, de gevolgen daarvan slechts kan inroepen indien hij de verzekeringnemer binnen twee maanden na de ontdekking op de niet-nakoming wijst onder vermelding van de mogelijke gevolgen (hierna ook: de kennisgevingsplicht). Deze kennisgeving dient schriftelijk te geschieden (art. 7:933 ...