NJ 1958/213
Beroep van getuige op verschoningsrecht. Desondanks afgelegde verklaring wettig bewijsmiddel? Geheimhoudingsplicht van den notaris.
HR 21-03-1958, ECLI:NL:HR:1958:87
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
21 maart 1958
- Magistraten
Mrs. Donner, Boltjes, de Jong, Hülsmann en Petit
- Zaaknummer
[21031958/NJ_1958-213]
- Conclusie
Mr. Langemeijer
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS137281:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1958:87, Uitspraak, Hoge Raad, 21‑03‑1958
- Wetingang
(BW art. 1946; WN art. 18.)
Essentie
Beroep van getuige op verschoningsrecht. Desondanks afgelegde verklaring wettig bewijsmiddel? Geheimhoudingsplicht van den notaris.
Samenvatting
Wanneer een der personen bedoeld in art. 1946, lid 2 onder 3° B. W., als getuige voorgebracht, heeft gebruik gemaakt van zijn bevoegdheid zich van het afleggen van getuigenis te verschonen, doch — hetzij zónder, hetzij na uitspraak des rechters — alsnog getuigenis heeft afgelegd, is zijn verklaring een op wettige wijze in het geding gebracht bewijsmiddel, waarop de rechter acht zal behoren te slaan. Hieruit volgt, dat het cassatiemiddel, dat aan de orde stelt de vraag van de al dan niet rechtmatigheid ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.