Hof Amsterdam, 27-08-2018, nr. 23-000781-18.a
ECLI:NL:GHAMS:2018:3285
- Instantie
Hof Amsterdam
- Datum
27-08-2018
- Zaaknummer
23-000781-18.a
- Vakgebied(en)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHAMS:2018:3285, Uitspraak, Hof Amsterdam, 27‑08‑2018; (Hoger beroep)
Uitspraak 27‑08‑2018
Inhoudsindicatie
Het hof wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, omdat de politierechter ten onrechte in eerste aanleg aan een verstekbehandeling ten gronde was toegekomen.
afdeling strafrecht
parketnummer: 23-000781-18
datum uitspraak: 27 augustus 2018
TEGENSPRAAK (gemachtigd raadsman)
Arrest van het gerechtshof Amsterdam gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Amsterdam van 1 maart 2018 in de strafzaak onder parketnummer
13-050042-16 tegen
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1984,
thans zonder bekende woon- of verblijfplaats hier te lande.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van
27 augustus 2018.
Namens de verdachte is tegen voormeld vonnis hoger beroep ingesteld.
Het hof heeft kennisgenomen van hetgeen door de advocaat-generaal en de raadsman naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 17 februari 2016 te Amsterdam opzettelijk aanwezig heeft gehad ongeveer4 tabletten, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende MDMA en/of ongeveer 0,92 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde MDMA en/of cocaïne (telkens) een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.
Vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven, omdat tijdens het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep is gebleken dat de politierechter in de rechtbank Amsterdam ter terechtzitting van
1 maart 2018 niet aan de behandeling ten gronde had mogen toekomen. Daartoe overweegt het hof als volgt.
Ingevolge artikel 423, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering behoort het hof, indien de hoofdzaak door de rechtbank is beslist en sprake is van een ter gelegenheid van de behandeling en beslissing van de zaak in eerste aanleg tot nietigheid leidend verzuim, na een geheel nieuwe behandeling van de zaak in hoger beroep, de uitspraak van de eerste rechter te vernietigen, maar niet, vervolgens, de zaak terug te wijzen naar de eerste rechter op de grond dat de verdachte een aanleg heeft ontbeerd.
Op deze hoofdregel – niet terugwijzen – dient voor enkele gevallen waarin de rechter in eerste aanleg de hoofdzaak heeft beslist, een uitzondering te worden aangenomen. Daartoe behoort het geval dat die rechter aan een behandeling ten gronde niet had mogen toekomen, omdat een van de overige personen die een kernrol vervullen bij het onderzoek ter terechtzitting – waartoe naast de vertegenwoordiger van het openbaar ministerie, slechts de verdachte en diens raadsman worden gerekend – aldaar niet is verschenen, terwijl deze niet op de bij de wet voorgeschreven wijze op de hoogte is gebracht van de dag van de terechtzitting en zich evenmin een omstandigheid heeft voorgedaan waaruit voortvloeit dat die dag hem tevoren bekend was.
Het hof gaat ervan uit – zoals door de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep is gesteld – dat de raadsman – die zich als zodanig had gesteld en ook het procesdossier had ontvangen - in verband met de behandeling van de zaak ter terechtzitting in eerste aanleg tijdig in het gerechtsgebouw aanwezig was, van zijn aanwezigheid mededeling had gedaan aan de dienstdoende bode en dat de raadsman zich als gevolg van een miscommunicatie met de bode naar de verkeerde zittingszaal had begeven, waarna hij slechts enkele minuten na aanvangstijd van de behandeling van de zaak de juiste zittingszaal betrad. Toen bleek dat de politierechter al bij verstek eindvonnis had gewezen. Een dergelijke situatie moet met de hiervoor bedoelde uitzonderingsgevallen worden gelijkgesteld.
Dit brengt mee dat, nu de raadsman ter terechtzitting in hoger beroep terugwijzing naar de politierechter heeft verlangd, de zaak – met vernietiging van het vonnis waarvan beroep – zal worden teruggewezen naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Wijst de zaak terug naar de politierechter in de rechtbank Amsterdam, teneinde met inachtneming van dit arrest recht te doen.
Dit arrest is gewezen door de meervoudige strafkamer van het gerechtshof Amsterdam, waarin zitting hadden mr. G.M. Boekhoudt, mr. M. Lolkema en mr. A. Verweij, in tegenwoordigheid van
mr. N.R. Achterberg, griffier, en is uitgesproken op de openbare terechtzitting van dit gerechtshof van
27 augustus 2018.
Mr. A. Verweij is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.
[…]