GHvJ, 28-01-2011, nr. AR-240/07-H-93/10
ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP9818
- Instantie
Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
- Datum
28-01-2011
- Zaaknummer
AR-240/07-H-93/10
- LJN
BP9818
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:OGHACMB:2011:BP9818, Uitspraak, Gemeenschappelijk Hof van Justitie van Aruba, Curaçao, Sint Maarten en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba, 28‑01‑2011; (Hoger beroep)
Uitspraak 28‑01‑2011
Inhoudsindicatie
In geschil is of er sprake is van wanprestatie door ruim 13 jaren na het sluiten van de koopovereenkomst nog niet tot levering over te gaan en door verkoop van bedrijfsauto tegen te lage prijs. Hof oordeelt dat voor vestiging vruchtgebuikt handelen is vereist van beide partijen en dat onvoldoende concreet is gesteld of gebleken welke partij dan ook voldoende serieuze stappen heeft ondernomen. Hof wijst deze vordering af. De verkoop van de auto is voor minder dan eentiende van de waarde verkocht en hiervan kan aan [geïntimeerde] een ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt. [Geïntimeerde] wordt veroordeeld de schade hiervan te vergoeden.
Partij(en)
ZAAKNR: AR-240/07-H-93/10
UITSPRAAK: 28 januari 2011
GEMEENSCHAPPELIJK HOF VAN JUSTITIE
van Aruba, Curaçao, Sint Maarten
en van Bonaire, Sint Eustatius en Saba
Vonnis in de zaak van:
de naamloze vennootschap
S.E.L. MADURO & SONS (BOVENWINDSE EILANDEN) N.V.,
gevestigd in Sint Maarten,
voorheen eiseres in conventie, gedaagde in reconventie,
thans appellante,
gemachtigden: mrs. M. Snijder en R. Bergman,
- tegen -
[geïntimeerde],
wonend in Sint Maarten,
voorheen gedaagde in conventie, eiser in reconventie,
thans geïntimeerde,
gemachtigde: mr. F.T. Hiemstra.
Partijen worden hierna Maduro en [geïntimeerde] genoemd.
1. Verloop van de procedure
1.1
Voor hetgeen in eerste aanleg is gesteld en gevorderd, voor de procesgang aldaar en voor de overwegingen en beslissingen van het Gerecht in eerste aanleg van de Nederlandse Antillen, zittingsplaats Sint Maarten (hierna: GEA), wordt verwezen naar het tussen partijen gewezen vonnis van 1 december 2009.
1.2
Maduro is in hoger beroep gekomen van dit vonnis door indiening op 5 januari 2010 van een daartoe strekkende akte ter griffie van het GEA. Bij afzonderlijke memorie van grieven, ingediend op 15 februari 2010, heeft Maduro acht grieven aangevoerd, deze toegelicht en geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep zal vernietigen en haar gewijzigde vordering alsnog zal toewijzen, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van beide instanties.
1.3
[geïntimeerde] heeft op 7 april 2010 een memorie van antwoord ingediend, waarbij hij heeft geconcludeerd dat het Hof het vonnis waarvan beroep, zonodig onder aanvulling en/of verbetering van gronden, zal bevestigen, met veroordeling van Maduro in de kosten van het hoger beroep.
1.4
Op de daarvoor nader bepaalde dag heeft alleen Maduro pleitnotities overgelegd. Uitspraak is bepaald op heden.
2. Ontvankelijkheid
Maduro is tijdig en op de juiste wijze in beroep gekomen zodat zij daarin kan worden ontvangen.
3. Grieven
Voor de inhoud van de grieven wordt verwezen naar de memorie van grieven.
4. Beoordeling
4.1
Geen grieven zijn gericht tegen de feitenvaststelling in het bestreden vonnis, onder rechtsoverwegingen 2.1 tot en met 2.10. Die vaststelling komt het Hof ook juist voor, zodat het bij de beoordeling daarvan zal uitgaan.
4.2
Verder staat tussen partijen, als blijkend uit bij de memorie van grieven overgelegde producties waarvan de inhoud niet, in elk geval niet voldoende gemotiveerd is betwist, het volgende vast.
- a)
De notulen van de algemene vergadering van aandeelhouders van Maduro (AvA) van 16 mei 1996 houden onder meer het volgende in:
<i> [geintimeerde] informs that he visited the location with Mr. [H. R.] of the Domain Department and promises were made for the splitting of the Certificate of Admeasurement.i>
- b)
De notulen van de AvA van 7 mei 1997 houden onder meer het volgende in:
<i>The property of Simpson Bay had not yet been transferred by notary deed. Management was asked to expedite matters.i>
- c)
De notulen van de AvA van 8 januari 2007 houden onder meer het volgende in:
<i>Upon his return Mr.[ H.K.] mentioned that [geintimeerde] stated that according to him Mr. [R.H.] had to take care of the transfer of the title to the Company due to his connections in the Island Government.
This was completely denied by Mr.[R.H.] who has in his possession minutes of meetings whereby [geintimeerde] is declaring that he has been in contact with Mr. [H.R.] on the split up of the “meetbrief” and that he will take care of the transfer of the title.
After much discussions.[geintimeerde] asked for ten [10] days to respond on a proposal to solve this matter.i>
4.3
Maduro heeft – na eiswijziging in eerste aanleg (bij conclusie van repliek, onder 16, 20 en 21) en in hoger beroep (bij memorie van grieven, grief 7) – bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, gevorderd:
- A.
voor recht te verklaren dat:
- (i)
[geïntimeerde] jegens Maduro onrechtmatig handelt, althans wanprestatie pleegt, door ruim 13 jaren na de datum van de tussen partijen gesloten koopovereenkomst (nog) niet tot levering van het verkochte over te gaan, en
- (ii)
[geïntimeerde] jegens Maduro onrechtmatig heeft gehandeld door de bedrijfsauto van het merk Isuzu, model Trooper, op 1 augustus 2006 te verkopen aan zijn echtgenote voor de som van US$ 1.000,- en hem te veroordelen aan Maduro te vergoeden de schade die door Maduro is geleden totaal ten belope van het bedrag van NAF. 16.745,-;
- B.
[geïntimeerde] te veroordelen tot betaling aan Maduro van NAF. 3.406.224,87, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de datum van indiening van het inleidend verzoekschrift;
- C.
de verkoop door [geïntimeerde] aan diens echtgenote van voormelde auto op grond van artikel 3:45 BW te vernietigen, en de auto op een nader te bepalen tijd en plaats af te leveren;
- D.
althans een andere, door de rechter redelijk geachte beslissing te nemen;
- E.
kosten rechtens.
4.4
Voor zover Maduro met haar bij pleidooi gemaakte opmerking (pleitnotities, onder 18) dat primair het recht van erfpacht (alsnog) geleverd dient te worden, bedoeld heeft haar eis te vermeerderen, wordt hieraan voorbij gegaan omdat deze eiswijziging niet bij conclusie of akte ter rolle is gedaan en in strijd met de goede procesorde eerst bij pleidooi in hoger beroep is ingebracht.
4.5
Vestiging van een recht van vruchtgebruik geschiedt door een daartoe bestemde notariële akte tussen de hoofdgerechtigde en de vruchtgebruiker, gevolgd door inschrijving daarvan in de openbare registers (artikel 3:220 BW in verbinding met de artikelen 3:98 en 3:89 BW). Omdat aldus handelen van beide partijen is vereist, kan van een niet-nagekomen verplichting van [geïntimeerde] om het vruchtgebruik te vestigen geen sprake zijn. Het Hof voegt daar nog aan toe dat onvoldoende concreet is gesteld of gebleken dat welke partij dan ook voldoende serieuze stappen heeft ondernomen ter uitvoering van de gestelde verplichting om een recht van vruchtgebruik te vestigen.
4.6
Dat de tussen partijen gesloten overeenkomst tot (vestiging van) vruchtgebruik niet het gewenste rechtsgevolg heeft gehad, brengt niet mee dat deze daardoor nietig is, zoals betoogd door Maduro. De rechtsgrond onder de betaling is dan ook niet weggevallen, noch is er sprake van verrijking zonder redelijke grond. De vraag of de overeenkomst tot (vestiging van) vruchtgebruik is vervangen door de koopovereenkomst van 30 december 1994, waardoor Maduro afstand heeft gedaan van de daaruit voorvloeiende rechten, zoals gesteld door [geïntimeerde], kan in het midden worden gelaten. In dat geval geldt evenzeer dat er voor de betaling een rechtsgrond bestond omdat, zoals onweersproken door [geïntimeerde] gesteld, de betaling voor het vruchtgebruik is verrekend met de koopsom en dus de rechtsgrond onder de betaling vanaf toen was gelegen in de koopovereenkomst van 30 december 1994. Hetzelfde geldt voor de redelijke grond voor de gestelde verrijking.
4.7
Met een beroep op de onder 4.2 weergegeven passages uit de notulen van drie AvA’s van Maduro, heeft Maduro in hoger beroep gesteld dat het verkrijgen van een splitsingsvergunning voor het perceel een verplichting van [geïntimeerde] was en zijn wanprestatie – die tevens een onrechtmatige daad oplevert – eruit bestaat dat hij daarvoor geen zorg heeft gedragen. [geïntimeerde] heeft tegen deze grondslagwijziging geen bezwaar gemaakt en het Hof acht deze niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
4.8
Het GEA heeft reeds terecht overwogen dat van zo’n verplichting van [geïntimeerde] niet blijkt uit de koopovereenkomst van 30 december 1994. Ook uit de notulen blijkt niet dat partijen nader zijn overeengekomen dat [geïntimeerde] degene was die belast was met het verkrijgen van een splitsingsvergunning. Slechts blijkt daaruit dat [geïntimeerde] enige inspanningen daartoe had verricht en dat er binnen de AvA van Maduro een discussie speelde over de kwestie wie wat zou doen met het oog op de gewenste splitsing van het perceel. Waar Maduro niet meer heeft gedaan dan bloot te stellen dat op [geïntimeerde] die betreffende verplichting rustte heeft zij haar stelling zodoende niet voldoende onderbouwd.
4.9
Uit het bovenstaande volgt dat de tweede tot en met de zesde grief tevergeefs zijn voorgesteld.
4.10
Ten aanzien van de auto Isuzu Trooper heeft Maduro in hoger beroep haar eis gewijzigd zoals onder 4.3, onder A sub (ii), aangegeven. [geïntimeerde] heeft tegen deze eiswijziging geen bezwaar gemaakt en het Hof acht deze niet in strijd met de eisen van een goede procesorde.
4.11
Naar het Hof begrijpt heeft Maduro met haar aan de gewijzigde vordering ten grondslag gelegde stelling dat [geïntimeerde] de auto aan zijn vrouw heeft verkocht eveneens bedoeld te stellen dat [geïntimeerde] in zijn hoedanigheid van bestuurder jegens Maduro onrechtmatig heeft gehandeld door namens Maduro deze transactie aan te gaan. In dat kader staat vast, als blijkend uit een onvoldoende gemotiveerd betwiste inventarislijst (productie 11 inleidend verzoekschrift), dat de auto is aangekocht in juni 2002 voor NAF. 66.230,- en staat eveneens vast dat de auto is verkocht aan de echtgenote van [geïntimeerde] op 1 augustus 2006 voor US$ 1.000,-, waarbij [geïntimeerde] namens Maduro heeft gehandeld. Mogelijk heeft [geïntimeerde] daarmee gehandeld in strijd met artikel 2:11 lid 4 BW. Verder heeft Maduro gesteld dat de waarde van de auto ten tijde van de verkoop NAF. 18.545,- was, gelijk aan de boekwaarde op die datum. De hoogte van de boekwaarde is door Maduro gesteld te zijn bepaald door een afschrijving van 80% over de periode van juli 2002 tot en met juli 2006, hetgeen onvoldoende gemotiveerd is betwist door [geïntimeerde]. De enkele opmerking van [geïntimeerde] dat de boekwaarde iets anders is dan de werkelijke waarde is evenmin een voldoende gemotiveerde betwisting van de gestelde waarde van NAF 18.454,-, nu het niet bepaald voor de hand ligt dat de werkelijke waarde lager ligt dan de boekwaarde bij een afschrijving van 80% over vier jaar. [geïntimeerde] had zijn betwisting dus van een concrete onderbouwing moeten voorzien dat en waarom de auto ten tijde van de verkoop (veel) minder waard was dan NAF. 18.545,-. Nu hij dat niet heeft gedaan heeft hij de gestelde waarde onvoldoende gemotiveerd betwist en staat deze vast. Van het handelen van [geïntimeerde], waarbij een auto van Maduro voor minder dan eentiende van de waarde is verkocht, kan hem als bestuurder een ernstig persoonlijk verwijt worden gemaakt. De gestelde schade daarvan ter grootte van NAF. 16.745,-, welke hoogte niet is bestreden, komt daarom voor vergoeding in aanmerking. In zoverre slaagt de zevende grief.
4.12
Het onder C gevorderde zal worden afgewezen omdat deze vordering onverenigbaar is met de toewijzing van het onder A sub (ii) gevorderde.
4.13
De voorwaardelijk ingestelde reconventionele vordering van [geïntimeerde] komt niet in beeld nu deze is verbonden aan de conventionele vorderingen met betrekking tot het gebruik van de onroerende zaak.
4.14
De slotsom luidt dat het bestreden vonnis zal worden vernietigd en dat [geïntimeerde] zal worden veroordeeld om NAF. 16.745,- aan Maduro te betalen. Nu partijen over en weer in het ongelijk zijn gesteld, zullen de proceskosten worden gecompenseerd.
BESLISSING:
Het Hof:
vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht;
verklaart voor recht dat [geïntimeerde] jegens Maduro onrechtmatig heeft gehandeld door in zijn hoedanigheid van bestuurder van Maduro de bedrijfsauto van het merk Isuzu, model Trooper, op 1 augustus 2006 te verkopen aan zijn echtgenote voor US$ 1.000,-;
veroordeelt [geïntimeerde] om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Maduro te betalen NAF. 16.745,-;
verklaart de veroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten in die zin dat elke partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mrs. J.R. Sijmonsma, P.E. de Kort en E.M. van der Bunt, leden van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie, en ter openbare terechtzitting van het Hof in Sint Maarten uitgesproken op 28 januari 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.