Einde inhoudsopgave
Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme
Artikel 16 [Meldingsplicht ongebruikelijke transactie ]
Geldend
Geldend vanaf 15-10-2020
- Bronpublicatie:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Inwerkingtreding
15-10-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
07-10-2020, Stb. 2020, 380 (uitgifte: 14-10-2020, kamerstukken: 35440)
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Justitie
- Vakgebied(en)
Belastingrecht algemeen / Belastingadviseur
Financieel recht / Bank- en effectenrecht
Openbare orde en veiligheid / Bijzondere onderwerpen
1.
Een instelling meldt een verrichte of voorgenomen ongebruikelijke transactie onverwijld nadat het ongebruikelijke karakter van de transactie bekend is geworden, aan de Financiële inlichtingen eenheid.
2.
Bij een melding als bedoeld in het eerste lid verstrekt de instelling de volgende gegevens:
- a.
de identiteit van de cliënt, de identiteit van de uiteindelijk belanghebbenden en, voor zover mogelijk, de identiteit van degene ten behoeve van wie de transactie wordt uitgevoerd;
- b.
de aard en het nummer van het identiteitsbewijs van de cliënt en, voorzover mogelijk, van de overige in onderdeel a bedoelde personen;
- c.
de aard, het tijdstip en de plaats van de transactie;
- d.
de omvang en de bestemming en herkomst van de gelden, effecten, edele metalen of andere waarden die bij de transactie betrokken zijn;
- e.
de omstandigheden op grond waarvan de transactie als ongebruikelijk wordt aangemerkt;
- f.
een omschrijving van de desbetreffende zaken van grote waarde bij een transactie boven de € 10.000;
- g.
aanvullende, bij algemene maatregel van bestuur aan te wijzen, gegevens.
3.
In afwijking van het tweede lid verstrekt een instelling als bedoeld in artikel 1a, vierde lid, onderdeel o, de gegevens bedoeld in het tweede lid voor zover zij daarover beschikt, alsmede een beschrijving van de desbetreffende onroerende zaken en rechten waaraan onroerende zaken zijn onderworpen.
4.
De meldingsplicht, bedoeld in het eerste lid, is van overeenkomstige toepassing indien:
- a.
een cliëntenonderzoek als bedoeld in artikel 3, eerste lid, niet leidt tot het in artikel 5, eerste lid, onderdeel b, bedoelde resultaat of tot de uitvoering van de in artikel 3, veertiende lid, onderdeel a, bedoelde maatregelen, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme;
- b.
een zakelijke relatie wordt beëindigd ingevolge artikel 5, derde lid, en er tevens indicaties zijn dat de desbetreffende cliënt betrokken is bij witwassen of financieren van terrorisme.
5.
Bij een melding ingevolge het vierde lid verstrekt een instelling naast de gegevens, bedoeld in het tweede lid, een beschrijving van de redenen waarom het vierde lid van toepassing is.