Einde inhoudsopgave
Wet basisregistratie personen
Artikel 2.29 [Melding door Minister van Justitie en Veiligheid]
Geldend
Geldend vanaf 01-01-2022
- Bronpublicatie:
14-07-2021, Stb. 2021, 396 (uitgifte: 26-08-2021, kamerstukken: 35648)
- Inwerkingtreding
01-01-2022
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
13-10-2021, Stb. 2021, 483 (uitgifte: 20-10-2021, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Privacy / Algemeen
Burgerzaken / Basisregistratie personen
1.
Indien Onze Minister van Justitie en Veiligheid in het openbaar register, bedoeld in artikel 22, eerste lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap, melding heeft gemaakt van het feit dat een persoon een verklaring tot verkrijging van het Nederlanderschap of een verklaring van afstand van het Nederlanderschap heeft afgelegd, dan wel dat een persoon door verlening het Nederlanderschap heeft verkregen of door intrekking het Nederlanderschap heeft verloren, doet hij daarvan mededeling aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente. De mededeling bevat de datum waarop de verklaring in ontvangst is genomen of de datum waarop het Nederlanderschap is verkregen of verloren.
2.
Een mededeling als bedoeld in het eerste lid blijft achterwege indien artikel 2.14, derde lid, van toepassing is.
3.
De griffier van de rechtbank Den Haag dan wel de griffier van de Hoge Raad zendt een afschrift van een in kracht van gewijsde gegane rechterlijke uitspraak houdende de vaststelling van het Nederlanderschap of de vaststelling van het niet-bezitten van het Nederlanderschap, aan het college van burgemeester en wethouders van de bijhoudingsgemeente.