Rov. 4.1–4.14 van het bestreden arrest.
HR, 24-12-2010, nr. 09/03169
ECLI:NL:HR:2010:BO4932
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
24-12-2010
- Zaaknummer
09/03169
- Conclusie
Mr. Keus
- LJN
BO4932
- Vakgebied(en)
Verbintenissenrecht (V)
Burgerlijk procesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2010:BO4932, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 24‑12‑2010; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2010:BO4932
ECLI:NL:PHR:2010:BO4932, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 12‑11‑2010
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2010:BO4932
- Wetingang
art. 81 Wet op de rechterlijke organisatie
- Vindplaatsen
Uitspraak 24‑12‑2010
Inhoudsindicatie
Koop percelen grond. Verkoper destijds bekend met negatieve standpunt gemeente omtrent mogelijkheden van woningbouw? Koopovereenkomst onder invloed van bedrog dan wel dwaling tot stand gekomen? Verbeuren van contractuele boete door koper? (art. 81 RO).
24 december 2010
Eerste Kamer
09/03169
EV/EE
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
1. DE FRIESE ONROEREND GOED MAATSCHAPPIJ B.V.,
2. [Eiseres 2],
3. [Eiseres 3],
alle gevestigd te [vestigingsplaats],
EISERESSEN tot cassatie,
advocaat: mr. P. Garretsen,
t e g e n
1. de vennootschap onder firma SEA SUN PLANT V.O.F.,
gevestigd te Holwerd,
en haar vennoten,
2. [Verweerster 2],
3. [Verweerder 3],
beiden wonende te [woonplaats],
VERWEERDERS in cassatie,
niet verschenen.
Partijen zullen hierna ook worden aangeduid als [eiseres] c.s. en Sea Sun Plant c.s.
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
a. de vonnissen in de zaak 74377/HA ZA 06-86 van de rechtbank Leeuwarden van 20 december 2006 en 28 maart 2007;
b. het arrest in de zaak 107.001.994/01 van het gerechtshof te Leeuwarden van 16 juni 2009.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof hebben [eiseres] c.s. beroep in cassatie ingesteld. De cassatiedagvaarding is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Tegen Sea Sun Plant c.s. is verstek verleend.
De zaak is voor [eiseres] c.s. toegelicht door hun advocaat.
De conclusie van de Advocaat-Generaal L.A.D. Keus strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
3. Beoordeling van de middelen
De in de middelen aangevoerde klachten kunnen niet tot cassatie leiden. Zulks behoeft, gezien art. 81 RO, geen nadere motivering nu de klachten niet nopen tot beantwoording van rechtsvragen in het belang van de rechtseenheid of de rechtsontwikkeling.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
verwerpt het beroep;
veroordeelt [eiseres] c.s. in de kosten van het geding in cassatie, tot op deze uitspraak aan de zijde van Sea Sun Plant c.s. begroot op nihil.
Dit arrest is gewezen door de raadsheren A. Hammerstein, als voorzitter, W.D.H. Asser en C.E. Drion, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer E.J. Numann op 24 december 2010.
Conclusie 12‑11‑2010
Mr. Keus
Partij(en)
Conclusie inzake:
- 1.
de Friese Onroerend Goed Maatschappij B.V.
- 2.
[Eiseres 2]
- 3.
[Eiseres 3]
(hierna gezamenlijk: [eiseres] c.s.)
eiseressen tot cassatie
tegen
- 1.
de vennootschap onder firma Sea Sun Plant V.O.F., en haar vennoten
- 2.
[Verweerster 2]
- 3.
[Verweerder 3]
(hierna gezamenlijk: Sea Sun Plant c.s.)
verweerders in cassatie
Het gaat in deze zaak om de vraag of Sea Sun Plants c.s. bij het sluiten van een (koop)overeenkomst met [eiseres] c.s. in 2004 op de hoogte waren van de omstandigheid dat ook na 2010 woningbouw op de door hen verkochte percelen niet mogelijk zou zijn. Daarnaast is aan de orde of [eiseres] c.s. — die zich (tevergeefs) op dwaling hebben beroepen — waren gehouden hun verplichtingen uit de overeenkomst na te komen.
1. Feiten1.
1.1
Bij schriftelijke koopovereenkomst van 16 juli 2004 (hierna: de koopovereenkomst) hebben Sea Sun Plant c.s. aan [eiseres] c.s. — door tussenkomst van de accountant van Sea Sun Plant c.s., [betrokkene 1] — drie percelen grond met opstallen te [plaats], kadastrale aanduiding Holwerd, sectie [A], [001, 002 en 003], verkocht. Levering diende op 1 juli 2005 plaats te vinden.
1.2
Op de betreffende percelen exploiteerden Sea Sun Plant c.s. een kassencomplex, welke exploitatie zij wensten te beëindigen. Tevens bevond zich op één van de percelen een bedrijfswoning. [Eiseres] c.s. waren voornemens op het terrein een woningbouwproject te ontwikkelen. Op de koopsom is een korting verleend van € 130.980,- omdat was overeengekomen dat [eiseres] c.s. de sloop van het kassencomplex voor hun rekening zouden nemen. Na korting bedroeg de koopsom € 376.000,-.
1.3
Art. 2 van de koopovereenkomst luidt, voor zover thans van belang:
‘Het kassencomplex op vorenvermelde kadastrale percelen blijft in gebruik bij verkoper tot en met 1 juni 2005. (…)’
1.4
Art. 5 van de overeenkomst luidt:
‘De saneringsvergoeding die eventueel door verkopers zal worden ontvangen komt ook geheel voor diens rekening. Kopers zullen zelf de sloop na 1 juli 2005, of zoveel eerder als partijen overeen komen voor hun rekening nemen, zulks zoveel mogelijk rekening houdende met de aanwijzingen uit de saneringsregeling. Kopers zullen ruimhartig meewerken aan het vervullen van de regelingen met betrekking tot de saneringsvergoeding.’
1.5
Voorts bepaalt art. 10 van de koopovereenkomst dat indien op de percelen woningen worden gerealiseerd, aan Sea Sun Plant c.s. een vergoeding per gerealiseerde en verkochte woning zal worden uitbetaald.
1.6
Art. 11 van de koopovereenkomst luidt:
‘Het is koper toegestaan vanaf datum ondertekening van deze koopovereenkomst met de gemeente en overige overheden in overleg te treden omtrent de bestemmingswijziging van het onderhavige perceel. Verkopers zullen hieraan hun medewerking verlenen en zich onthouden van eventuele bezwaarschriften.’
1.7
Art. 15 van de koopovereenkomst bepaalt:
‘Indien een der partijen enige bepaling uit deze overeenkomst niet nakomt dan verbeurt de overtredende partij een boete van € 100.000,00 in een keer alsmede een bedrag van € 5.000,00 per dag voor iedere dag dat de overtredende partij in gebreke blijft. Vorenvermelde bedragen zijn direct opeisbaar en zonder rechterlijke tussenkomst verschuldigd.’
1.8
Medio november 2004 hebben [eiseres] c.s. hun bouwplannen gepresenteerd aan de gemeente Dongeradeel (hierna: de Gemeente) in het kader van een aanvraag tot wijziging van het bestemmingsplan.
1.9
Op 23 februari 2005 hebben [eiseres] c.s. de beschikking gekregen over de brief van de Gemeente van 24 juni 2004 (verzonden op 5 juli 2004) aan Bouwbedrijf [A]. In deze brief staat onder meer:
‘Het plan voor woningbouw aan de Elbasterwei past op dit moment niet in het geldende bestemmingsplan, past niet in het toekomstige beleid van de gemeente zoals verwoord in het Structuurplan, past niet binnen de reeds ingezette herstructurering van Holwerd en tevens zijn er geen wooncontingenten over of gereserveerd voor Holwerd.’
1.10
Omstreeks februari 2005 heeft de Gemeente aan [eiseres] c.s. laten weten dat zij niet instemt met de verzochte bestemmingsplanwijziging.
1.11
De aanvraag van Sea Sun Plant c.s. tot subsidieverlening is door de minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit bij beschikking van 8 maart 2005 goedgekeurd.
1.12
Bij faxbericht van 16 maart 2005 heeft de raadsman van [eiseres] c.s. aan [betrokkene 1] bericht:
‘(…)
Uit de stukken die ik van Bouwbedrijf [A] heb ontvangen blijkt dat op het moment van contracteren er wetenschap bestond omtrent het negatieve standpunt van de gemeente. Dat had ten tijde van de onderhandeling moeten worden meegedeeld.
Ter voorkoming van uitgebreide langdurige procedures, heb ik voorgesteld, onder voorbehoud van medewerking van aannemer [C], de navolgende oplossingen:
- 1.
Het contract tussen partijen wordt beëindigd onder vergoeding van de gemaakte out of pocket kosten aan de zijde van kopers.
- 2.
Het contract blijft bestaan, doch wordt aangepast als volgt:
- —
de koopsom van de grond in de huidige staat bedraagt € 200.000,00 k.k.
- —
de bonus per te realiseren woning vervalt, doch het verschil met de huidige koopprijs € 176.000,00 wordt betaald, zodra er de mogelijkheid bestaat van de gemeente om minimaal vijf woningen te realiseren.
Indien uw cliënten met het laatstgenoemde voorstel akkoord gaan, dan zal van de zijde van de [B] BV opdracht worden gegeven tot sloop. De sloopkosten bedragen een kleine € 100.000,00 excl. BTW. Bij dit alles wordt uitgegaan dat koop plaatsvindt voor overdracht, hetgeen overdrachtsbelasting bespaart. Hiervoor is wel nodig dat verkoper beschikt over een BTW-nummer.
(…)’
1.13
Op 12 mei 2005 hebben [eiseres] c.s. aan Sea Sun Plant c.s. laten weten dat zij de overeenkomst niet gestand wilden doen. Vervolgens hebben Sea Sun Plant c.s. een kort geding bij de voorzieningenrechter van de rechtbank Leeuwarden aanhangig gemaakt, waarin zij nakoming van de koopovereenkomst vorderden. Bij vonnis van de voorzieningenrechter van 8 juni 2005 is de vordering van Sea Sun Plant c.s. toegewezen. Het vonnis van de voorzieningenrechter is door het hof Leeuwarden bij arrest van 13 juli 2005 bekrachtigd.
1.14
Op 1 juli 2005 heeft het transport plaatsgevonden.
2. Procesverloop
2.1
Bij exploot van 10 januari 2006 hebben Sea Sun Plant c.s. [eiseres] c.s. doen dagvaarden voor de rechtbank Leeuwarden. Zij hebben gevorderd dat [eiseres] c.s. worden veroordeeld tot betaling van een bedrag van € 230.180,50, te vermeerderen met rente, buitengerechtelijke kosten en proceskosten.
2.2
Sea Sun Plant c.s. hebben — naast hetgeen onder de feiten is weergegeven — onder meer aan hun vordering ten grondslag gelegd dat sprake is van ernstig toerekenbaar tekortschieten in de nakoming van art. 5 van de overeenkomst door [eiseres] c.s.. Sea Sun Plant c.s. lijden hierdoor schade, bestaande uit het derven van de sloopsubsidie ad € 130.180,50. Voorts maken zij aanspraak op de onmiddellijk opeisbare boete van € 100.000,-, voortvloeiend uit art. 15 van de koopovereenkomst, die verbeurd wordt indien één van de partijen enige bepaling uit de overeenkomst niet nakomt2..
2.3
[Eiseres] c.s. hebben de vordering van Sea Sun Plant c.s. bestreden en hunnerzijds een reconventionele vordering ingesteld. [Eiseres] c.s. hebben in reconventie een verklaring voor recht gevorderd dat Sea Sun Plant c.s. zich bij de totstandkoming van de koopovereenkomst aan bedrog schuldig hebben gemaakt en uit dien hoofde ten opzichte van [eiseres] c.s. onrechtmatig hebben gehandeld, dan wel dat er van de zijde van [eiseres] c.s. van dwaling sprake is geweest. [Eiseres] c.s. hebben bovendien aanpassing van de overeenkomst, alsmede schadevergoeding, op te maken bij staat, gevorderd. Ten slotte hebben [eiseres] c.s. op de contractuele boete van € 100.000,- aanspraak gemaakt3..
2.4
[Eiseres] c.s. hebben hun vordering gebaseerd op de stelling dat de koopovereenkomst onder invloed van bedrog dan wel dwaling tot stand is gekomen. Volgens [eiseres] c.s. hebben Sea Sun Plant c.s. vóór het sluiten van de koopovereenkomst verzuimd melding te maken van het haar wel bekende standpunt van de Gemeente omtrent de mogelijkheden van woningbouw op de betreffende percelen. Bouwbedrijf [A] had Sea Sun Plant c.s. van dit standpunt van de Gemeente op de hoogte gesteld door haar een afschrift van de brief van de Gemeente van 24 juni 2004 te verstrekken.
2.5
Sea Sun Plant c.s. hebben de vordering in reconventie bestreden.
2.6
Nadat de rechtbank bij tussenvonnis van 20 december 2006 partijen gelegenheid had geboden zich nader bij akte uit te laten, in het bijzonder over de vraag of Sea Sun Plant c.s. aan alle voorwaarden voor de toekenning van een sloopsubsidie voldeden, heeft zij bij vonnis van 28 maart 2007 zowel de vorderingen in conventie als die in reconventie afgewezen. In reconventie heeft de rechtbank reeds in haar tussenvonnis van 20 december 2006 geoordeeld dat in de brief van de Gemeente van 24 juni 2004 aan bouwbedrijf [A] niet een ander beeld van de (on)mogelijkheden van woningbouw op de betreffende percelen wordt geschetst dan dat waarvan partijen al bij het sluiten van de overeenkomst uitgingen. Anders [eiseres] c.s. heeft de rechtbank uit die brief niet afgeleid dat de Gemeente zich op het standpunt stelde dat op de betreffende plaats ‘nimmer’, dus ook niet na 2010, woningbouw kan worden gerealiseerd (rov. 4.4.2 van het tussenvonnis). In conventie heeft de rechtbank — samengevat — geoordeeld dat Sea Sun Plant c.s. geen schade hebben geleden, omdat niet is gebleken dat zij aan de subsidievoorwaarden voldeden (rov. 2.5–2.7 van het eindvonnis).
2.7
Sea Sun Plant c.s. hebben hoger beroep van beide vonnissen doen instellen, terwijl [eiseres] c.s. incidenteel hebben geappelleerd. Zowel Sea Sun Plant c.s. als [eiseres] c.s. hebben — in het incidentele respectievelijk het principale appel — verweer gevoerd.
2.8
Bij arrest van 16 juni 2009 heeft het hof
- —
in het principaal appel: het vonnis van 20 december 2006, voor zover in conventie gewezen, bekrachtigd, en het eindvonnis van 28 maart 2007, voor zover in conventie gewezen, vernietigd en slechts in zoverre opnieuw rechtdoende [eiseres] c.s. veroordeeld om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan Sea Sun Plant c.s. te betalen een bedrag van € 100.000,-, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 8 maart 2006 tot aan de dag van voldoening;
- —
in het incidenteel appel: de vonnissen van 20 december 2006 en 28 maart 2007, voor zover in reconventie gewezen, bekrachtigd.
2.9
Het hof heeft onder meer het volgende overwogen:
‘10.
Het hof overweegt dienaangaande als volgt.
10.1
In genoemde brief van 24 juni 2004 geeft de gemeente desgevraagd informatie aan Bouwbedrijf [A] omtrent de beleidsvoornemens betreffende de locatie [a-straat 1] te [plaats]. Tevens geeft zij desgevraagd aan of er wooncontingenten beschikbaar zijn om in dit gebied goedkope huur- en woningen4. te realiseren. Uitgaande van het geldende bestemmingsplan en het structuurplan, waarin de ontwikkelingsrichting van de verschillende dorpen in de gemeente tot 2010 wordt weergegeven, komt de gemeente tot de hiervoor onder 4.9 weergegeven conclusie dat het plan voor woningbouw aan de Elbasterwei op dit moment niet past in het geldende bestemmingsplan, niet in het toekomstige beleid van de gemeente zoals verwoord in het Structuurplan, niet binnen de reeds ingezette herstructurering van Holwerd, terwijl er tevens geen wooncontingenten over zijn of gereserveerd zijn voor Holwerd.
10.2
Zonder nadere toelichting, die evenwel ontbreekt, valt niet in te zien dat de gemeente in deze brief uitspraken doet over de toekomst na 2010. Het beroep van [eiseres] c.s. op ontwikkelingen die zich nadien hebben voorgedaan, in het bijzonder betreffende het voorbereidingsbesluit van de gemeente d.d. 25 oktober 2007 met betrekking tot het perceel grond ten zuiden van de Elbasterwei (kadastrale aanduiding: [plaats], [A 003]), vormt geen deugdelijke onderbouwing van hun stelling dat de gemeente ten tijde van het schrijven van de brief van 24 juni 2004 ook de periode na 2010 voor ogen had. Nu [eiseres] c.s. op dit punt niet aan hun stelplicht hebben voldaan, passeert het hof het bewijsaanbod dat zij in dit verband hebben gedaan.
11.
Het vorenoverwogene brengt mee dat niet is komen vast te staan dat de gemeente in haar brief d.d. 24 juni 2004 als beleidsvoornemen heeft verwoord dat woningbouw op het betreffende perceel ([a-straat 1] te [plaats]) ook na 2010 niet tot de mogelijkheden zou behoren. Nu [eiseres] c.s. aan hun reconventionele vorderingen ten grondslag hebben gelegd dat Sea Sun Plant c.s. hen niet op de hoogte hebben gesteld van de inhoud van deze brief zoals deze — ten onrechte — door hen wordt geïnterpreteerd, ontvalt reeds daarmee de grond aan hun vorderingen in reconventie.
12.
De incidentele grief faalt derhalve.
Het principaal appel
(…)
21.
Sea Sun Plant c.s. maken voorts aanspraak op de onmiddellijk opeisbare boete van € 100.000,- van art. 15 van de koopovereenkomst (zie de toelichting op grief V sub 7.18).
21.1.
Naar het oordeel van het hof is deze boete opeisbaar indien vast komt te staan dat sprake is van de eerste tekortkoming als bedoeld in rechtsoverweging 15 van dit arrest.
(…)
21.4.
Het hof is van oordeel dat [eiseres] c.s. art. 5 van de overeenkomst hebben geschonden door niet vóór 8 maart 2006 de sloop van de op de percelen aanwezige opstallen te hebben gerealiseerd. Aan de woorden ‘zoveel mogelijk’ in art. 5 van de overeenkomst kan, — behoudens niet gestelde bijkomende omstandigheden — anders dan [eiseres] c.s. betogen, niet de betekenis worden toegekend dat zij mochten afzien van sloop vóór 8 maart 2006 ten faveure van hun eigen belang bij de mogelijkheid van woningbouw op de percelen, temeer nu uit hetgeen het hof in het incidenteel appel heeft overwogen volgt dat de teleurgestelde verwachtingen omtrent de mogelijkheden voor woningbouw voor rekening van [eiseres] c.s. dienen te blijven.
(…)
22.3.
Gelet op de hiervoor geschetste gang van zaken, is het hof van oordeel dat Sea Sun Plant c.s. in ieder geval door hun brief van 27 september 2005 tijdig aan [eiseres] c.s. te kennen hebben gegeven dat zij in verband met de voorwaarden voor het verkrijgen van een sloopsubsidie dienden over te gaan tot sloop. Het verweer van [eiseres] c.s. dat zij de beschikking subsidieverlening d.d. 8 maart 2005 pas voor het eerst bij brief van 15 november 2005 onder ogen hebben gekregen, mist dan ook relevantie en wordt om die reden gepasseerd.
23.
Het vorenoverwogene brengt mee dat de gevorderde contractuele boete ad € 100.000,- toewijsbaar is.
24.
Het hof zal de wettelijke rente over het boetebedrag van € 100.000,- toewijzen vanaf maart 2006, zijnde de datum waarop de sloop had moeten zijn gerealiseerd.’
2.10
[Eiseres] c.s. hebben tijdig5. cassatieberoep doen instellen. Tegen Sea Sun Plant c.s. is verstek verleend. [Eiseres] c.s. hebben hun standpunten schriftelijk doen toelichten.
3. Bespreking van de cassatiemiddelen
3.1
De cassatiedagvaarding bevat twee middelen van cassatie. Middel I is opgebouwd uit de onderdelen 1.1–1.7. Middel II bestaat uit de onderdelen 2.1–2.7.
3.2
Middel I richt zich blijkens onderdeel 1.1 tegen rov. 10.2 in samenhang met de rov. 11, 12, 30 en 31 en de vervolgens gegeven beslissing. Volgens onderdeel 1.2 heeft het hof in rov. 10.1 de cursiveringen op de verkeerde plaats gezet, waardoor het in rov. 10.2 ten onrechte heeft overwogen en beslist als daar is vervat. Volgens het onderdeel heeft de Gemeente immers juist aangegeven dat het plan voor woningbouw niet past in het toekomstige beleid van de Gemeente zoals verwoord in het structuurplan, terwijl er tevens geen wooncontingenten over zijn of zijn gereserveerd voor Holwerd. Onderdeel 1.3 wijst erop dat een structuurplan strekt tot bepaling van een meerjarig ruimtelijk beleid, terwijl het ontbreken van (een reservering van) wooncontingent duidt op — alsdan — niet (meer) te realiseren woningbouw. Volgens onderdeel 1.4 is in de gemelde planvorming derhalve reeds gelegen dat zich in de periode na 2010 geen wijziging kan of zal gaan voordoen en bevestigt het (naderhand) genomen voorbereidingsbesluit dit nog eens in versterkte mate. De Gemeente heeft, volgens onderdeel 1.5, derhalve wel degelijk tot uitdrukking gebracht dat woningbouw zowel op de korte als op de lange termijn niet was toegelaten. Volgens onderdeel 1.6 hebben [eiseres] c.s. met hun verwijzing naar de brief van 24 juni 2004 daarom wel degelijk aan hun stelplicht voldaan en is hun bewijsaanbod op onjuiste althans ongenoegzame gronden gepasseerd. Onderdeel 1.7 ten slotte betoogt dat rov. 11 is gebaseerd op gronden die de overweging en de daarin vervatte oordelen niet kunnen dragen, en dat dit doorwerkt in de rov. 12, 30 en 31 en de vervolgens gegeven beslissing.
3.3
De brief van de Gemeente van 24 juni 2004 vermeldt — onder meer — het volgende:
‘Geldende bestemmingsplan
Het perceel [a-straat 1] ligt in het bestemmingsplan Holwerd ‘De Fellingen’ en heeft de bestemming ‘Bedrijven’. De op de kaart voor bedrijven aangewezen gronden zijn bestemd voor gebouwen ten behoeve van een kwekersbedrijf, voor kassen en voor een bij deze functie behorende dienstwoning. Nieuwbouw van woningen past niet binnen het geldende bestemmingsplan.
Structuurplan
In het structuurplan wordt de ontwikkelingsrichting van de verschillende dorpen in de gemeente Dongeradeel tot 2010 weergegeven. (…)
Tevens wordt aangegeven dat voor de dorpen tot 2010 geen noodzaak bestaat voor nieuwe uitbreidingsplannen (…).
(…)
Wooncontingent
De gemeente beschikt over een beperkt aantal wooncontingenten welke beschikbaar zijn voor nieuwbouwprojecten. Voor Holwerd zijn geen extra wooncontingenten gereserveerd.
Het plan voor woningbouw aan de Elbasterwei past op dit moment niet in het geldende bestemmingsplan, past niet in het toekomstig beleid van de gemeente zoals verwoord in het Structuurplan, past niet binnen de reeds ingezette herstructurering van Holwerd en tevens zijn er geen wooncontingenten over of gereserveerd voor Holwerd.’
3.4
Het hof heeft met de cursiveringen in rov. 10.1 kennelijk willen benadrukken dat de uitlatingen van de Gemeente in de brief van 24 juni 2004, voor zover gebaseerd op het — in 2004 geldende — bestemmingsplan en structuurplan, slechts op de periode tot 2010 betrekking hebben. Zoals onderdeel 1.3 aanvoert, is een structuurplan weliswaar een meerjarig ruimtelijk plan, maar het plan waarnaar de Gemeente in haar brief verwijst, was in haar temporele werking tot 2010 beperkt. Zonder nadere toelichting — die ontbreekt — valt niet in te zien dat, zoals onderdeel 1.3 betoogt, in het structuurplan ligt besloten dat zich ná 2010 geen wijziging in het gemeentelijke beleid kan of zal voordoen.
Ook hetgeen in de brief van 24 juni 2004 wordt vermeld over de beschikbare wooncontingenten (waarmee kennelijk wordt gedoeld op de in het provinciale streekplan vermelde —maximale — toename van het aantal woningen waaraan de provincie de ruimtelijke plannen van de Gemeente toetst), sluit, anders dan de onderdelen 1.2 en 1.3 lijken te betogen, zodanige wijziging niet uit. In voorkomend geval kan een provincie extra wooncontingenten toekennen, waartoe structuurplannen, die op grond van art. 5 van de Wet op de Ruimtelijke Ordening6. ten minste éénmaal in de tien jaar dienen te worden herzien7., zonodig ook tussentijds kunnen worden aangepast.
Het oordeel dat niet valt in te zien dat de Gemeente zich in haar brief van 24 juni 2004 over de toekomst na 2010 uitspreekt, is in het licht van dit een en ander niet onbegrijpelijk.
3.5
Nu [eiseres] c.s. (in cassatie onbestreden) aan hun reconventionele vorderingen ten grondslag hebben gelegd dat Sea Sun Plant c.s. hen voor het sluiten van de koopovereenkomst van 16 juli 2004 niet van de (volgens [eiseres] c.s.) reeds uit de brief van 24 juni 2004 blijkende onmogelijkheid van woningbouw, ook na 2010, op de hoogte hebben gesteld (rov. 11, laatste volzin), doet het door onderdeel 1.4 genoemde voorbereidingsbesluit uit 2007 niet ter zake.
3.6
De onderdelen 1.2–1.5 kunnen niet tot cassatie leiden. Ook de onderdelen 1.6 en 1.7, die op de daaraan voorafgaande onderdelen voortbouwen, zijn vergeefs voorgesteld. Waar [eiseres] c.s. de beweerdelijk reeds vóór 16 juli 2004 bestaande wetenschap van Sea Sun Plant c.s. omtrent de onmogelijkheid van woningbouw na 2010 slechts op de door het hof niet concludent geachte brief van 24 juni 2004 hebben gebaseerd, kon het hof oordelen dat [eiseres] c.s. aan hun stelplicht hebben voldaan en kon het aan het door [eiseres] c.s. geformuleerde bewijsaanbod ter zake voorbijgaan.
3.7
Middel II richt zich — blijkens onderdeel 2.1 — tegen de rov. 21.1, 21.4, 22.3, 23 en 24, in samenhang met de slotsom onder 30 en 31 en de vervolgens gegeven beslissing.
De onderdelen 2.2–2.6, die blijkens onderdeel 2.2 onder meer het betoog van middel I tot uitgangspunt nemen, verwijten het hof te hebben miskend dat [eiseres] c.s. zich (bij brief van 12 mei 2005) reeds op dwaling c.q. bedrog hadden beroepen, toen Sea Sun Plant c.s. op de in rov. 22.2 omschreven wijze op sloop van de kassen vóór 8 maart 2006 aanspraak maakten. Onderdeel 2.7 betreft de doorwerking van de voorgaande onderdelen bij gegrondbevinding van de daarin vervatte klachten.
3.8
Nu middel I niet tot cassatie kan leiden, moet bij de beoordeling van middel II van de ongegrondheid van de op dwaling c.q. bedrog gebaseerde reconventionele vorderingen van [eiseres] c.s. worden uitgegaan. Bij die stand van zaken kan niet worden aangenomen dat [eiseres] c.s., zoals onderdeel 2.6 concludeert, ‘vanwege die hunnerzijds ingeroepen bedrog- c.q. dwalingssituatie’ niet langer tot nakoming waren gehouden respectievelijk dat hun ter zake een opschortingsrecht toekwam, en kan het hof niet worden verweten zulks te hebben miskend.
De onderdelen 2.2–2.6 kunnen niet tot cassatie leiden, zodat ook onderdeel 2.7 faalt.
4. Conclusie
De conclusie strekt tot verwerping van het cassatieberoep met toepassing van art. 81 RO.
De Procureur-Generaal bij de Hoge Raad der Nederlanden,
Advocaat-Generaal
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 12‑11‑2010
Zie de inleidende dagvaarding onder 18–20.
Vgl. rov. 3.3 van het vonnis van de rechtbank van 20 december 2006.
Bedoeld zal zijn: huur- en koopwoningen.
De cassatiedagvaarding is op 14 juli 2009 betekend. Het bestreden arrest dateert van 16 juni 2009.
De Wet op de Ruimtelijke Ordening is per 1 juli 2008 door de Wet ruimtelijke ordening vervangen.
Het thans vigerende Streekplan Fryslân 2007 is op 13 december 2006, en derhalve nadat de Gemeente de litigieuze brief van 24 juni 2004 had geschreven, door provinciale staten vastgesteld.