Rb. Limburg, 02-08-2016, nr. C/03/223129/16.914, F 0/16/223
ECLI:NL:RBLIM:2016:10516
- Instantie
Rechtbank Limburg
- Datum
02-08-2016
- Zaaknummer
C/03/223129/16.914, F 0/16/223
- Vakgebied(en)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLIM:2016:10516, Uitspraak, Rechtbank Limburg, 02‑08‑2016; (Eerste aanleg - enkelvoudig)
- Vindplaatsen
AR 2016/3652
OR-Updates.nl 2017-0008
INS-Updates.nl 2017-0058
Uitspraak 02‑08‑2016
Inhoudsindicatie
verzet van curator tegen eigen aangifte- faillissement omdat de boedel geen actief bevat faalt. De curator kan volgens de rechtbank onmogelijk in enkele dagen tijd een goed onderzocht en compleet beeld van de boedel vormen. Daarnaast heeft niet de curator, maar een plaatsvervanger geacteerd, die voor de rechtbank een tegenstrijdig belang met de uiteindelijk bestuurder heeft verzwegen.
Partij(en)
RECHTBANK LIMBURG
Zittingsplaats Maastricht
Toezicht / insolventies
Datum uitspraak: 2 augustus 2016
Rekestnummer: C/03/223129/16.914
Insolventienummer: F 0/16/223
De enkelvoudige kamer, belast met de behandeling van burgerlijke zaken, heeft de navolgende beschikking gegeven
inzake
[opposant] ,
kantoorhoudende te [kantoorplaats] aan de [adres 1] ,
hierna te noemen: opposant,
advocaat mr. G.D. Jongen, kantoorhoudende te Heerlen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DR SYSTEMEN B.V.,
gevestigd te [vestigingsplaats] , [adres 2] ,
hierna te noemen: geopposeerde.
1. Het verloop van de procedure
1.1
Op 12 juli 2016 is bij de griffie van de rechtbank Limburg een verzetschrift
binnengekomen van opposant waarin wordt verzocht het vonnis tot faillietverklaring d.d.
5 juli 2016 te vernietigen.
Op 15 juli 2016 is door mr. Jongen voormeld een aanvulling op het verzetschrift ter
griffie ingediend.
1.2
Vervolgens zijn opposant, bijgestaan door mr. J.T.J. Gorissen, vervangende mr. Jongen voormeld, en [naam bestuurder] , getrapt bestuurder van geopposeerde, bijgestaan doormr. M. Strijks, advocaat, ter zitting van 20 juli 2016 gehoord, waarbij zij hun standpunten hebben toegelicht en waarbij mr. Strijks een pleitnota heeft overgelegd.
1.3.
Mr. Gorissen heeft op 20 juli 2016 na afloop van de zitting zowel aan de rechtbank als
aan mr. Strijks het overzicht van de in het faillissement tot aan de datum van de mondelinge behandeling verrichte werkzaamheden doen toekomen.
2. De beoordeling
2.1.
Artikel 10 lid 1 Fw geeft schuldeisers en belanghebbenden de bevoegdheid om verzet in
te stellen tegen een faillietverklaring. De vraag of de curator in deze situatie als belanghebbende kan worden aangemerkt volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 18 december 2015 (ECLI:NL:HR:2015:3636) waaruit blijkt dat een curator als belanghebbende in de zin van genoemd artikel 10 Fw kan worden aangemerkt, indien het verzet wordt gedaan op grond van de stelling dat de boedel (nagenoeg) geen baten bevat en baten ook niet te verkrijgen of anderszins te verwachten zijn. Nu het verzetschriftschrift ook tijdig is ingediend, kan de curator in haar verzet worden ontvangen.
2.2.
Uit genoemd arrest van de Hoge Raad kan verder worden afgeleid dat een verzet slechts dan voor gegrondverklaring in aanmerking komt, indien sprake is van een boedel die (nagenoeg) geen activa omvat en er geen enkele aanleiding bestaat voor de verwachting dat in het faillissement activa zullen worden gegenereerd. Hiervan is naar het oordeel van de rechtbank geen sprake.
2.3.
Vooropgesteld zij dat in het algemeen de primaire taak van de curator is om met de nodige grondigheid een onderzoek in te stellen naar aanwezigheid van (te verwachten) vermogen van gefailleerde.
Een dergelijk onderzoek vindt in hoofdlijnen plaats door het horen van de schuldenaar, door deugdelijk boekenonderzoek, door het nagaan of de bedrijfsadministratie actueel is en geen lacunes vertoont, door het controleren van de administratie op te realiseren actief zoals het afhandelen van lopende opdrachten, de mogelijke afkoop van lease-objecten, disputen met nog te innen debiteuren en velerlei andere zaken. Daarnaast biedt de postblokkade de curator de gelegenheid om gedurende zekere tijd te observeren of er verder anderszins nog actief aanwezig is. De curator dient bij een gefailleerd rechtspersoon daarenboven een degelijk onderzoek in te stellen naar mogelijke bestuurdersaansprakelijkheid, mogelijke fiscale claims of belastingteruggaves en ook onderzoek te doen naar mogelijk paulianeus handelen van de gefailleerde.
De rechtbank acht het in het algemeen niet mogelijk dat de curator in staat is om binnen de zeer korte verzettermijn van 14 dagen met de vereiste grondigheid en degelijkheid als vorenomschreven onderzoeken naar de mogelijke aanwezigheid van activa te kunnen verrichten en de slotconclusie te trekken dat er geen enkele aanleiding bestaat voor de verwachting dat in het faillissement activa kunnen worden gegenereerd.
2.4.
Meer in het bijzonder betreffende de onderhavige zaak overweegt de rechtbank alsvolgt.
2.4.1.
De curator heeft naar eigen verklaring ter zitting persoonlijk in dit faillissement in het geheel geen eigen onderzoek ingesteld en evenmin de beslissing tot verzet genomen: vanaf de uitspraak van het faillissement tot 18 juli 2016 was zij in verband met vakantieverlof afwezig.
2.4.2.
De curator is gedurende die periode -zonder dat de rechtbank of de rechter-commissaris daarvan vooraf in kennis zijn gesteld- op eigen initiatief vervangen door haar kantoorgenote mr. Jongen.
Mr. Jongen is blijkens uit de pleitnota van geopposeerde (ambtshalve door de rechtbank in haar zaaksregistratie geverifieerd) enkele jaren geleden opgetreden als advocaat van de ex-partner van de bestuurder tijdens diens echtscheidingsprocedure op tegenspraak. Mr. Jongen had dit, zoals altijd bij aanstelling of optreden als curator, de rechtbank of rechter-commissaris moeten melden, omdat dit vermoed wordt een tegenstrijdig belang te zijn dat
normalerwijze er toe leidt dat de rechtbank haar niet tot curator aanstelt of wenst te zien optreden.
2.4.3.
Desondanks treedt mr. Jongen, zonder consent van de rechtbank of de rechter-commissaris als “waarnemend curator” op, zoals ter zitting enerzijds gesteld en anderzijds niet weersproken. De rechtbank is van opvatting dat het enkel haar bevoegdheid is curatoren of waarnemend-curatoren aan te stellen. Aldus handelde zij zonder daartoe benoemd te zijn.
2.4.4.
Uit het door opposant overgelegde urenoverzicht blijkt bovendien dat er tussen faillissementsuitspraak en de datum van instelling van het verzet circa 9 uren aan alle werkzaamheden (niet enkel onderzoek) in dit faillissement zijn besteed en zelfs op 7 juli, de tweede dag na de uitspraak van het faillissement, na 2,5 uur (mogelijk) onderzoek, reeds intern overleg plaatsvond over het (instellen van) verzet.
2.4.5.
Weliswaar heeft mr. Jongen daarna nog aanvullend onderzoek gedaan, maar los nog van de vraag of hiermee het onderzoek als voldoende grondig kan worden beschouwd, is dit onderzoek van onbelang omdat door het instellen van het verzet al de conclusie getrokken was dat geen enkele aanleiding bestaat om te verwachten dat er activa zullen worden gegenereerd. De facto is er mitsdien maximaal 2,5 uur onderzoek naar actief verricht alvorens tot verzet te besluiten.
2.4.6.
Uit het ter zitting door de bestuurder van de schuldenaar naarvorengebrachte blijkt dat opposant verschillende mogelijkheden om actief te kunnen achterhalen, onbenut heeft gelaten. Zo blijkt uit diens verklaring en de inhoud van de pleitnota dat de zelfbenoemde waarnemend curator geen (tussentijdse) gegevens over 2016 heeft opgevraagd en ook niet
naar lopende projecten heeft gevraagd waaruit omzet gehaald zou kunnen worden, terwijl er wel degelijk opdrachten zijn die kunnen worden afgemaakt.
2.4.7.
De enkele stelling van de opposant ter zitting dat het voorgaande niet blijkt uit het eerste besprekingsverslag van de zelfbenoemd waarnemer van de curator, acht de rechtbank volstrekt onvoldoende. Bovendien hoorde de curator na terugkomst van haar afwezigheid zichzelf op de hoogte van deze feiten te stellen.
2.4.8.
Niet door opposant gesteld, noch gebleken is van eigen onderzoek door de curator naar mogelijke aansprakelijkheden van de bestuurder, wat zeer opmerkelijk is nu in de aanvulling op het verzetschrift jegens de bestuurder verwijtbaar handelen wordt verondersteld en gevraagd wordt hem deswege in te veroordelen in de kosten van het faillissement en het salaris van de curator.
2.4.9.
Het onder 2.4.1. tot en met 2.4.8 omschrevene getoetst aan het onder 2.3. overwogene behoeft amper bespreking: de curator kan onmogelijk voldaan hebben aan de door de rechtbank beschreven onderzoeksplicht.
2.4.10.
Op grond van het vorenoverwogene komt de rechtbank tot de conclusie dat de curator in dit faillissement in ruime mate onvoldoende eigen onderzoek heeft verricht om de slotsom te kunnen maken die zij aan haar verzet ten grondslag legt. De rechtbank tilt er zeer zwaar aan, en ervaart dit als een bedenkelijke attitude, dat blijkens haar urenverantwoording de facto al na 2,5 uur werkzaamheden door haar zelfbenoemde waarnemend curator gesproken is over instellen van verzet.
2.5.
De rechtbank acht het dienstig op te merken dat er grenzen aan de reikwijdte van het door de curator te verrichten onderzoek in het geval van een (nagenoeg) lege boedel bestaan, maar het is, zolang de wetgever niet heeft voorzien in enige vorm van financiering van de curator ter uitoefening van zijn publieke taak, dan aan de curator om in overleg met de
rechter-commissaris te bespreken of en wanneer zo’n faillissement kan worden voorgedragen voor opheffing bij gebrek aan baten. Dat de curator mogelijk geen salaris ontvangt behoort tot het normale risico voor eenieder die zich beschikbaar stelt om tot curator te worden aangesteld.
2.6.
Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat geopposeerde met de faillissementsaanvraag geen misbruik van bevoegdheid heeft gemaakt en er overigens geen gronden zijn die toewijzing van het verzet kunnen schragen.
Het verzet wordt ongegrond verklaard.
Opposant wordt als de geheel in het ongelijk gestelde partij verwezen in de kosten van het verzet zoals vervat in het dictum.
2.7.
Al wat opposant en overige belanghebbenden overigens nog hebben aangedragen en gesteld is door de rechtbank beoordeeld, maar leidt niet tot een andere beslissing.
3. De beslissing
De rechtbank:
- Verklaart het verzet ongegrond.
- Veroordeelt opposant in de kosten van deze procedure tot aan deze beschikking
aan de zijde van de geopposeerde gerezen en begroot op € 384,00,
Aldus gewezen en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 augustus 2016, door
mr. dr. J.J. Groen, rechter, in tegenwoordigheid van de griffier.