Einde inhoudsopgave
Verordening (EG) Nr. 66/2010 betreffende de EU-milieukeur
Artikel 6 Algemene criteria voor de toekenning van de EU-milieukeur
Geldend
Geldend vanaf 19-02-2010
- Bronpublicatie:
25-11-2009, PbEU 2010, L 27 (uitgifte: 30-01-2010, regelingnummer: 66/2010)
- Inwerkingtreding
19-02-2010
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
25-11-2009, PbEU 2010, L 27 (uitgifte: 30-01-2010, regelingnummer: 66/2010)
- Vakgebied(en)
Milieurecht / Bijzondere onderwerpen
1.
De EU-milieukeurcriteria worden gebaseerd op de milieuprestatie van producten, rekening houdend met de meest recente doelstellingen van de Gemeenschap op milieugebied.
2.
De EU-milieukeurcriteria behelzen de milieueisen waaraan een product moet voldoen om de EU-milieukeur te mogen dragen.
3.
De EU-milieukeurcriteria worden bepaald op een wetenschappelijk onderbouwde basis, waarbij rekening wordt gehouden met de hele levenscyclus van producten. Bij de bepaling van deze criteria wordt gekeken naar:
- a)
de belangrijkste milieueffecten, met name het effect op de klimaatverandering, de effecten op de natuur en de biodiversiteit, het verbruik van energie en hulpbronnen, de productie van afvalstoffen, de emissie naar alle milieucompartimenten, de verontreiniging door fysische effecten en het gebruik en het vrijkomen van gevaarlijke stoffen;
- b)
de vervanging van gevaarlijke stoffen door veiliger substanties als zodanig of middels het gebruik van alternatieve materialen of ontwerpen, waar dit technisch mogelijk is;
- c)
het potentieel om milieueffecten te verminderen vanwege de duurzaamheid en de mogelijkheid tot hergebruik van de producten;
- d)
de netto milieubalans tussen milieubaten en milieuschade, inclusief gezondheids- en veiligheidsaspecten in de verschillende levensfasen van het product;
- e)
wanneer van toepassing, sociale en ethische aspecten, bijvoorbeeld door een verwijzing naar gerelateerde internationale verdragen en overeenkomsten zoals relevante IAO-normen en gedragscodes;
- f)
criteria voor andere milieukeuren, met name nationaal of regionaal officieel erkende, EN ISO 14024 type I-milieukeurregelingen wanneer die voor de desbetreffende productgroep bestaan, om synergieën te vergroten;
- g)
voor zover mogelijk de doelstelling dat dierproeven moeten worden teruggedrongen.
4.
Deze EU-milieukeurcriteria omvatten eisen die ervoor moeten zorgen dat producten waaraan een EU-milieukeur is toegekend, adequaat en overeenkomstig hun bedoeld gebruik functioneren.
5.
Alvorens over te gaan tot de ontwikkeling van EU-milieukeurcriteria voor voedings- en voederproducten, als omschreven in Verordening (EG) nr. 178/2002 van het Europees Parlement en de Raad tot vaststelling van de algemene beginselen en voorschriften van de levensmiddelenwetgeving, tot oprichting van een Europese Autoriteit voor voedselveiligheid en tot vaststelling van procedures voor voedselveiligheidsaangelegenheden (1), voert de Commissie uiterlijk vóór 31 december 2011 een onderzoek uit om na te gaan of het haalbaar is betrouwbare criteria vast te stellen voor de milieuprestatie gedurende de gehele levenscyclus van dit soort producten, met inbegrip van visserij- en aquacultuurproducten. In dit onderzoek wordt met name aandacht besteed aan de vraag welke impact EU-milieukeurcriteria kunnen hebben op voedings- en voederproducten, alsmede onverwerkte landbouwproducten die onder Verordening (EG) nr. 834/2007 vallen. Het onderzoek bestudeert de optie om alleen gecertificeerde biologisch producten in aanmerking te laten komen voor de EU-milieukeur, om verwarring voor de consument te vermijden.
De Commissie besluit, rekening houdend met de resultaten van het onderzoek en het advies van het BMEU, of en voor welke groep voedings- en voederproducten, de ontwikkeling van EU-milieukeurcriteria uitvoerbaar is, in overeenstemming met de in artikel 16, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing.
6.
De EU-milieukeur wordt niet toegekend aan waren die stoffen, preparaten of mengsels bevatten die beantwoorden aan de criteria voor classificatie als giftig, gevaarlijk voor het milieu, kankerverwekkend, mutageen of giftig voor de voortplanting (CMR) volgens Richtlijn 1272/2008/EG van het Europees Parlement en de Raad van 16 december 2008 betreffende de indeling, etikettering en verpakking van stoffen en mengsels (2), noch aan stoffen waarnaar verwezen wordt in artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 van het Europees Parlement en de Raad van 18 december 2006 inzake de registratie en beoordeling van en de autorisatie en beperkingen ten aanzien van chemische stoffen (REACH), tot oprichting van een Europees Agentschap (3).
7.
Voor bepaalde productcategorieën die de in lid 6 bedoelde stoffen bevatten, en alleen wanneer het technisch niet mogelijk is deze als zodanig of via gebruik van alternatieve materialen of alternatieve ontwerpen te vervangen, of wanneer het producten betreft met een significant hogere algemene milieuprestatie in vergelijking tot andere producten van dezelfde categorie, kan de Commissie maatregelen nemen om uitzonderingen te verlenen op het bepaalde in lid 6. Er worden geen uitzonderingen gemaakt voor stoffen die beantwoorden aan de criteria van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1907/2006 en vastgesteld volgens de procedure van artikel 59, lid 1, van deze verordening, en die aanwezig zijn in mengsels, in een artikel of in een homogeen deel van een samengesteld artikel in een concentratie van meer dan 0,1 % (gewichtsprocent). Deze maatregelen, die beogen niet-essentiële onderdelen van deze richtlijn te wijzigen, moeten worden vastgesteld volgens de in artikel 16, lid 2, bedoelde regelgevingsprocedure met toetsing waarnaar in artikel 16, lid 2, wordt verwezen.