Hof Arnhem, 01-05-2012, nr. 21-002080-11
ECLI:NL:GHARN:2012:BW4746
- Instantie
Hof Arnhem
- Datum
01-05-2012
- Zaaknummer
21-002080-11
- LJN
BW4746
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHARN:2012:BW4746, Uitspraak, Hof Arnhem, 01‑05‑2012; (Hoger beroep)
- Wetingang
art. 1 Geneesmiddelenwet
- Vindplaatsen
JGR 2012/11 met annotatie van Claessens
Uitspraak 01‑05‑2012
Inhoudsindicatie
Vrijspraak handel in pillen bevattende mCCP. Rechtspraak Hof van Justitie EG (Hecht-Pharma, Bios Naturprodukte en Knoflookarrest). Niet kan worden bewezen dat de bij de verdachte aangetroffen tabeletten en een werkzame dosis van de stof mCCP bevatten, waardoor niet voldaan is aan het toedieningscriterium. Ook op grond van het aandieningscriterium kunnen de pillen niet worden gekwalificeerd als geneesmiddel omdat de enkele tabletvorm, kleur en opdruk van de bij de verdachte aangetroffen tabletten, niet de indruk wekt dat het product therapeutische of profylatsiche eigenschappen zou bezitten.
Partij(en)
Sector strafrecht
Parketnummer: 21-002080-11
Uitspraak d.d.: 1 mei 2012
VERSTEK
Arrest van de economische kamer
gewezen op het hoger beroep, ingesteld tegen het vonnis van de economische politierechter in de rechtbank Utrecht van 22 maart 2011 in de strafzaak tegen
[Verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum],
wonende te [woonplaats].
Het hoger beroep
De verdachte heeft tegen het hiervoor genoemde vonnis hoger beroep ingesteld.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van het hof van 17 april 2012 en, overeenkomstig het bepaalde bij artikel 422 van het Wetboek van Strafvordering, het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal. Deze vordering is na voorlezing aan het hof overgelegd (zie voor de inhoud van de vordering bijlage I).
Het vonnis waarvan beroep
Het hof zal het vonnis waarvan beroep vernietigen omdat het tot een andere bewijsbeslissing komt en daarom opnieuw rechtdoen.
De tenlastelegging
Aan verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 8 december 2009 in de gemeente Utrecht opzettelijk, een geneesmiddel, als bedoeld in artikel 1 sub b van de Geneesmiddelenwet en waarvoor geen handelsvergunning geldt, te weten een (grote) hoeveelheid tabletten/pillen (125,55 gram), in elk geval een grote hoeveelheid van een stof bevattende metachloorphenylpiperazine (mCPP) in voorraad heeft gehad, zijnde metachloorphenylpiperazine een geneesmiddel waarvan geen handelsvergunning geldt.
Indien in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. De verdachte is daardoor niet geschaad in de verdediging.
Vrijspraak
Het hof heeft uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van wettige bewijsmiddelen de overtuiging bekomen dat verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, zodat verdachte daarvan behoort te worden vrijgesproken.
Voor de uitleg van het begrip ‘geneesmiddel’ in de Geneesmiddelenwet moet maatgevend worden geacht de richtlijn 2001/83 EG van het Europees Parlement en de Raad van 6 november 2001 tot vaststelling van een communautair wetboek betreffende geneesmiddelen voor menselijk gebruik (PB L 311, blz. 67), zoals gewijzigd bij richtlijn 2004/27/EG van het Europees Parlement en de Raad van 31 maart 2004 (PB L 136, blz 34, hierna: richtlijn 2001/83).
Artikel 1, punt 2 van deze richtlijn definieert het begrip geneesmiddel als volgt:
- a)
elke enkelvoudige of samengestelde substantie, aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen met betrekking tot ziekten bij de mens, (het aandieningscriterum) of
- b)
elke enkelvoudige of samengestelde substantie die bij de mens kan worden gebruikt of aan de mens kan worden toegediend om hetzij fysiologische functies te herstellen, te verbeteren of te wijzigen door een farmacologische, immunologisch of metabolisch effect te bewerkstelligen, hetzij om een medische diagnose te stellen (het toedieningscriterium).
Het Hof van Justitie EG heeft in een aantal arresten nadere uitleg gegeven over deze criteria.
Uit deze rechtspraak vloeit – kort gezegd – voort dat een tablet als een geneesmiddel op grond van het toedieningscriterium kan worden aangemerkt indien een afzonderlijke tablet een werkzame dosering bevat van een stof die kan leiden tot noemenswaardig herstel of een noemenswaardige verbetering of wijziging van fysiologische functies van de mens.
Daarbij heeft het Hof van Justitie EG beslist dat het normale gebruik van de middelen richtinggevend is.
Anders dan de advocaat-generaal heeft betoogd, blijkt uit die rechtspraak dat niet redengevend is of een product een stof bevat die op zichzelf is te duiden als farmaceutische stof.
In het onderhavige dossier volgt uit de rapportage van het NFI van 9 december 2009 weliswaar dat de bij de verdachte aangetroffen gleuftabletten à 0,24 gram per stuk de stof mCCP bevatten, maar het rapport vermeldt niet of daarbij sprake is van een werkzame hoeveelheid van die stof, terwijl ook geen ander bewijs voorhanden is waaruit voortvloeit dat sprake is van een werkzame dosis mCCP. Gelet daarop is het hof van oordeel dat de aangetroffen tabletten niet als geneesmiddel kunnen worden gekwalificeerd op basis van het toedieningscriterium.
De volgende vraag is of de tabletten als geneesmiddel zijn te kwalificeren op grond van het aandieningscriterium.
Aan dat criterium is voldaan indien ‘een product wordt „aangediend als hebbende therapeutische of profylactische eigenschappen” in de zin van richtlijn 2001/83 (…) wanneer het uitdrukkelijk als zodanig wordt „aangeduid” of „aanbevolen”, eventueel op het etiket, in de bijsluiter of ook mondeling, dan wel wanneer het, impliciet maar niet minder stellig, bij de met een gemiddeld onderscheidingsvermogen begiftigde consument door de wijze van aandiening de indruk wekt dat het die eigenschappen heeft’.
Daarbij heeft het Hof voorts overwogen dat de uiterlijke vorm van het product een aanwijzing kan vormen voor de bedoeling van de verkoper of fabrikant om het product al dan niet als geneesmiddel in de markt te brengen, maar dit kan geen beslissende aanwijzing zijn, omdat ook andere producten dan geneesmiddelen traditioneel in die vorm worden aangeboden.
In het onderhavige geval is sprake van gleuftabletten, roze van kleur en met een diepdruk van een tijger. Een verpakking of bijsluiter van de tabletten is niet voorhanden.
De enkele tabletvorm, kleur en opdruk van de bij de verdachte aangetroffen tabletten, wekt naar het oordeel van het hof niet de indruk dat het product therapeutische of profylactische eigenschappen zou bezitten. De tabletten zijn derhalve (ook in zoverre) niet te duiden als geneesmiddel. Het hof spreekt de verdachte vrij van het tenlastegelegde.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde heeft begaan en spreekt verdachte daarvan vrij.
Gelast de teruggave van de in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- 50.
roze pillen.
Aldus gewezen door
mr A. van Waarden, voorzitter,
mr J.A.W. Lensing en mr J.F.L. Roording, raadsheren,
in tegenwoordigheid van mr L.J.J.G. Verhaeg, griffier,
en op 1 mei 2012 ter openbare terechtzitting uitgesproken.
mr J.F.L. Roording is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.