Einde inhoudsopgave
Verdrag betreffende de privileges en immuniteiten van het Internationaal Strafhof
Artikel 19 Getuigen
Geldend
Geldend vanaf 22-07-2004
- Bronpublicatie:
09-09-2002, Trb. 2004, 55 (uitgifte: 23-03-2004, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
22-07-2004
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
27-08-2008, Trb. 2008, 160 (uitgifte: 01-01-2008, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Internationaal strafrecht / Internationale tribunalen
1.
Getuigen genieten de volgende voorrechten, immuniteiten en faciliteiten voor zover benodigd voor hun verschijning voor het Hof ten behoeve van het afleggen van een getuigenverklaring, met inbegrip van de tijd besteed aan reizen in verband met hun verschijning, mits het in het tweede lid van dit artikel bedoelde document wordt overgelegd:
- a.
Immuniteit van arrestatie en detentie;
- b.
Onverminderd het hierna onder d gestelde, immuniteit van inbeslagname van hun persoonlijke bagage, tenzij gegronde redenen bestaan om aan te nemen dat de bagage artikelen bevat waarvan de invoer of uitvoer bij wet verboden is of waarop de quarantainevoorschriften van de desbetreffende Staat die Partij is van toepassing zijn;
- c.
Immuniteit van enigerlei rechtsvervolging met betrekking tot alle door hen gedurende hun getuigenis gesproken of geschreven woorden en verrichte handelingen; deze immuniteit blijft ook gelden na hun verschijning en getuigenis voor het Hof;
- d.
Onschendbaarheid van papieren en documenten in welke vorm dan ook en van materiaal met betrekking tot hun getuigenis;
- e.
Ten behoeve van communicatie met het Hof en de raadslieden in verband met hun getuigenis, het recht om papieren en documenten in welke vorm dan ook te ontvangen en te verzenden;
- f.
Vrijstelling van inreisbeperkingen en vreemdelingenregistratie wanneer zij reizen ten behoeve van hun getuigenis;
- g.
Dezelfde repatriëringsfaciliteiten als die welke overeenkomstig het Verdrag van Wenen bij internationale crises gelden voor diplomatieke ambtenaren.
2.
Aan getuigen die de in het eerste lid van dit artikel bedoelde voorrechten, immuniteiten en faciliteiten genieten, wordt door het Hof een document uitgereikt waaruit blijkt dat hun verschijning door het Hof vereist is en waarin het tijdsbestek wordt vermeld gedurende welk de verschijning nodig is.