Hof Den Haag, 28-10-2020, nr. 2200100820
ECLI:NL:GHDHA:2020:2080
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
28-10-2020
- Zaaknummer
2200100820
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:2080, Uitspraak, Hof Den Haag, 28‑10‑2020; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
Uitspraak 28‑10‑2020
Inhoudsindicatie
Personenauto waarin eerder een verborgen ruimte was aangetroffen. Bevoegdheid tot doorzoeken. Redelijk vermoeden van schuld aan strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis was toegelaten, te weten voorbereidingshandelingen. Beschikkingsmacht over in de verborgen ruimte aanwezige cocaïne nu verdachte alleen was toen hij met de auto reed.
PROMIS
Rolnummer: 22-001008-20
Parketnummer: 10-730222-19
Datum uitspraak: 28 oktober 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 13 maart 2020 in de strafzaak tegen de verdachte:
[VERDACHTE],
geboren op [geboortedag] 1997 te [geboorteplaats],
wonende te [adres],
thans gedetineerd te [detentieadres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden, waarvan 3 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren, met bijzondere voorwaarden, als nader omschreven in het vonnis waarvan beroep.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
1.hij op of omstreeks 20 november 2019 te Schiedam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, type 19, kaliber 9mm
en/of
(voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 14 kogelpatronen, kaliber 9mm Geco Kogelpatroon
en/of
een wapen als bedoeld in art. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith & Wesson, type 6946, kaliber 9mm
en/of
(voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 11 kogelpatronen, kaliber 9mm Diversen Kogelpatroon voorhanden heeft gehad;
2.hij op of omstreeks 20 november 2019 te Schiedam, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 64,2 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet;
(art. 2 B/C Opiumwet)
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 maanden, waarvan 8 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en met de bijzondere voorwaarden, zoals nader omschreven in het vonnis waarvan beroep. Voorts heeft de advocaat-generaal gevorderd dat de Smart Forfour met kenteken [kenteken] verbeurd zal worden verklaard.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Verweer rechtmatigheid doorzoeking Smart Forfour
De raadsman van de verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat de doorzoeking van de auto onrechtmatig is. Die onrechtmatigheid is gelegen in de afwezigheid van een redelijk vermoeden van schuld. De afwezigheid van dat vermoeden klemt temeer omdat op 2 september 2019 door de politie was geconstateerd dat de betreffende ruimte leeg was. Bewijsuitsluiting zal moeten volgen en dus vrijspraak, aldus zakelijk weergegeven de raadsman van de verdachte.
Het openbaar ministerie heeft zich primair op het standpunt gesteld dat de doorzoeking op grond van artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering was toegestaan en dat het verweer moet worden verworpen.
Het hof stelt het volgende vast.
Uit het proces-verbaal van bevindingen PL1700—20l9349243—12 (blz. 10 e.v. politiedossier) in samenhang met de ter terechtzitting in hoger beroep door de verdachte afgelegde verklaring blijkt het volgende.
De politie heeft op 2 september 2019 een personenauto Smart Forfour waar de verdachte toen in reed, onderworpen aan een controle waarbij een onderzoek in het voertuig is ingesteld. De verdachte was de enige inzittende en heeft daarvoor toestemming gegeven. Verbalisant [verbalisant] heeft bij deze controle in het voertuig een verborgen ruimte aangetroffen. Deze ruimte werd afgeschermd door de bijrijdersstoel. Deze afgeschermde ruimte is geen voorziening die standaard in dit voertuig aanwezig is, of door de betreffende fabriek wordt geleverd. De ruimte is achteraf ingebouwd en heeft een hoge kwaliteit van afwerking. De ruimte is buiten het zicht van de verdachte geopend door de motor te starten, de achterruitverwarming aan te zetten en de, in het voertuig aanwezige, magneet tegen een paneel in het voertuig te plaatsen. [Verbalisant] heeft bij de controle gezien dat de verborgen ruimte leeg was.
In het proces-verbaal staat vermeld:
“Het is mij bekend dat dergelijke voertuigen, waarvan de verborgen ruimte leeg was op grond van artikel 1:37 Algemene Douanewet in beslag genomen dienen te worden, echter had de Douane medegedeeld dat zij dergelijke voertuigen niet meer van de politie zouden overnemen. Met deze wetenschap hebben wij de bestuurder met het voertuig zijn weg laten vervolgen.”
De verdachte wist niet dat de politie de verborgen ruimte had ontdekt en is, daartoe in de gelegenheid gesteld door de politie, zijns weegs gegaan. Vervolgens heeft de politie het voertuig in het referentiebestand van het automatic numberplate recognition (ANPR) systeem laten plaatsen.
Op 20 november 2019 ontving verbalisant [verbalisant] een melding van het ANPR-systeem dat het hiervoor bedoelde voertuig over de rijksweg A20 reed in de richting van Rotterdam.
Uit het proces-verbaal van bevindingen PL1700-2019349243-4 (blz. 4 e.v. politiedossier) blijkt het volgende.
De verbalisanten [verbalisant] en [verbalisant] hoorden op 20 november 2019 van de hiervoor genoemde ANPR-hit en vernamen dat dit de genoemde Smart Forfour betrof en dat in dit voertuig een verborgen ruimte aanwezig was die te bereiken was via een luik onder de bijrijdersstoel. Zij hebben het voertuig met de verdachte vervolgens staande gehouden.
In het proces-verbaal staat vermeld:
“Ik, [verbalisant], deelde de bestuurder [verdachte] mede dat ik het voertuig ging doorzoeken. Ik trok schone latex handschoentjes aan en ik vroeg hem of alle spullen in het voertuig van hem waren, waarop hij antwoordde: ‘Ja’. Ik, [verbalisant], heb vervolgens op grond van artikel 96b wetboek van strafvordering het voertuig doorzocht. Het hebben van een verborgen ruimte in een voertuig kan mijns inziens enkel dienen om strafbare goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken. Het is mij ambtshalve bekend dat in deze ruimtes met ernstige regelmaat vuurwapens, verdovende middelen en grote hoeveelheden geld worden aangetroffen. Daarom heb ik op voorhand de verdenking van enig misdrijf. Ik, [verbalisant], heb met enige regelmaat de werking van verborgen ruimtes in voertuigen gezien. Hierop heb ik de motor van de Smart gestart, de achterruit verwarming aangezet en een magneetje langs de kunststof kappen van de middenconsole gehaald. Op enig moment hoorde ik een klik en zag ik dat de bijrijdersstoel naar achteren klapte. Ik zag dat er een grote verborgen ruimte zichtbaar werd welke toegankelijk was via een luik onder de bijrijdersstoel (…). Ik zag dat er een donkere doos in de verborgen ruimte stond van ongeveer 30 bij 20 centimeter (…) Ik heb vervolgens het deksel van de doos gehaald. Ik zag dat er nog een doorzichtig deksel bovenop lag. Ik zag erdoorheen dat de contouren van 2 handvuurwapens zichtbaar waren”
Het hof overweegt het volgende.
Vooropgesteld wordt dat uit de hiervoor weergegeven feiten en omstandigheden volgt dat de politie vanaf 2 september 2019 wetenschap had van de aanwezigheid van een verborgen ruimte in de betreffende Smart Forfour. Deze personenauto kan vanwege deze verborgen ruimte worden aangemerkt als een vervoermiddel dat kennelijk is ingericht of toegerust om goederen aan het ambtelijk toezicht te onttrekken, als bedoeld in artikel 1:37 van de Algemene douanewet. Op de voet van de eerste twee leden van dit wetsartikel bestond er reeds op 2 september 2019 een bevoegdheid bij verbalisant [verbalisant] om het voertuig in zogeheten ‘douanebeslag’ te nemen. Daar is op dat moment vanaf gezien om redenen zoals vermeld in het eerstgenoemde proces-verbaal.
Het stond de politie vervolgens vrij om de Smart Forfour op een later moment – in dit geval op 20 november 2019 – alsnog in ‘douanebeslag’ te nemen. Die bevoegdheid impliceert dat het de politie alsdan eveneens vrij had gestaan om de verborgen ruimte te openen. In dat geval zou de (verdachte) inhoud van de verborgen ruimte ongetwijfeld zijn aangetroffen en had de politie zonder dat enige rechtsregel zich daartegen verzet vervolgens in strafvorderlijke zin onderzoek kunnen doen naar hetgeen was aangetroffen in die verborgen ruimte.
Uit de hiervoor vermelde gang van zaken kan echter de conclusie worden getrokken dat de politie slechts in de Smart Forfour was geïnteresseerd voor zover bekend zou zijn dat er verboden zaken in de verborgen ruimte aanwezig waren.
De politie heeft volgens het proces-verbaal van de gebeurtenissen op 20 november 2019 gebruik gemaakt van de in artikel 96b van het Wetboek van Strafvordering gegeven bevoegdheid voor het doorzoeken van de personenauto, kennelijk met het doel om voorafgaand aan een eventuele inbeslagname van de personenauto te kijken wat er (inmiddels) in de verborgen ruimte zou liggen. Voor het aanwenden van deze bevoegdheid tot doorzoeking is vereist dat een redelijk vermoeden van schuld aan een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten aanwezig is.
Het hof is met het openbaar ministerie van oordeel dat een redelijk vermoeden van schuld aan een dergelijk strafbaar feit aanwezig was. Er was immers een aan zekerheid grenzend vermoeden dat de Smart Forfour op 20 november 2019 nog steeds de verborgen ruimte had zoals aangetroffen op 2 september van dat jaar. Dergelijke ruimten in voertuigen dienen doorgaans voor het verbergen van geld, drugs en/of wapens. Naar het oordeel van het hof leveren de genoemde feiten en omstandigheden voldoende grond op voor het oordeel dat sprake was van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit waarvoor voorlopige hechtenis was toegelaten, te weten het voorbereiden van gewoontewitwassen of bepaalde vormen van vuurwapenbezit, zoals strafbaar gesteld in artikel 46 van het Wetboek van Strafrecht en/of een redelijk vermoeden van schuld aan een overtreding van artikel 10a van de Opiumwet. Dat de verborgen ruimte op 2 september 2019 leeg bleek te zijn doet daaraan niet af. Het aanbrengen van een verborgen ruimte op de wijze zoals bij deze Smart Forfour heeft plaatsgevonden, is naar de inschatting van het hof een kostbare aangelegenheid en het ligt daarom niet voor de hand dat deze ruimte niet gebruikt zou worden. Daarvoor bevat het dossier zelfs een contra-indicatie. Op 2 september was er een voor het openen van de ruimte noodzakelijke magneet in de auto aanwezig hetgeen doet vermoeden dat deze gebruikt was of zou worden gebruikt, door de verdachte, de enige inzittende van de auto.
Uit het voorgaande volgt dat dat er geen grond is voor het oordeel dat de doorzoeking onrechtmatig was. Het verweer moet worden verworpen.
Verweer voorhanden hebben cocaïne
Ter zitting heeft de raadsman betoogd dat de verdachte geen wetenschap had van de aanwezigheid van de grotere hoeveelheid cocaïne in de verborgen ruimte in de auto. Voorts had de verdachte volgens de raadsman geen beschikkingsmacht over de kleinere hoeveelheid cocaïne in die verborgen ruimte omdat hij niet wist hoe die geopend moest worden. Gelet hierop dient vrijspraak te volgen ten aanzien van de cocaïne in de auto, aldus de raadsman.
Het hof overweegt het volgende.
Het hof stelt voorop dat voorwaardelijk opzet op een bepaald gevolg – zoals hier het vervoeren van cocaïne – aanwezig is indien de verdachte zich willens en wetens heeft blootgesteld aan de aanmerkelijke kans dat dit gevolg zal intreden.
De beantwoording van de vraag of een gedraging de aanmerkelijke kans op een bepaald gevolg in het leven roept, is afhankelijk van de omstandigheden van het geval. Daarbij komt betekenis toe aan de aard van de gedraging en de omstandigheden waaronder deze is verricht. Het zal in alle gevallen moeten gaan om een kans die naar algemene ervaringsregels aanmerkelijk is te achten.
Uit het verhandelde ter terechtzitting in hoger beroep volgt dat de verdachte op 20 november 2019 op de hoogte was van de verborgen ruimte in de auto. De verdachte heeft verklaard dat hij enkele maanden daarvoor al wist dat er een verborgen ruimte was en dat hij de parfumdoos met de vuurwapens, die door een man in die doos waren gelegd, in de verborgen ruimte heeft gezet. De verdachte zag toen ook een zakje M&M’s liggen dat hij uit de verborgen ruimte wilde halen, wat hem door de man, die kort daarvoor de wapens in de doos had gelegd, werd verboden. Desgevraagd ter terechtzitting wilde de verdachte uit veiligheidsoverwegingen de naam van de man, van wie hij de wapens had gekregen, niet noemen. Voorts heeft de verdachte verklaard dat hij weet dat verborgen ruimtes in auto’s gebruikt worden om bepaalde verboden spullen te verbergen, zoals geld, drugs en wapens en dat hij wist dat de personen die hem vroegen de auto af te leveren in [plaats] een criminele achtergrond hebben.
Gelet op deze feiten en omstandigheden, is het hof van oordeel dat de verdachte willens en wetens de aanmerkelijke kans van de aanwezigheid van drugs in het zakje dat hij in de verborgen ruimte heeft gezien heeft aanvaard en daarmee dus ook bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hij door met die auto te gaan rijden, drugs zou vervoeren. Naar het oordeel van het hof had de verdachte tijdens dat vervoer ook de beschikkingsmacht over het hiervoor bedoelde zakje. Hij was alleen toen hij vanuit [plaats] naar [plaats] reed en kon met de auto – en de daarin verborgen spullen – doen wat hij wilde.
Gelet op het voorgaande acht het hof het onder 2 tenlastegelegde voor zover dat betrekking heeft op een hoeveelheid van 14,9 van een materiaal bevattende cocaïne wettig en overtuigend bewezen.
Niet vast is komen te staan dat de verdachte ook wist dat er een tweede zakje met cocaïne in de auto lag. Ten aanzien van deze tweede hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, te weten 49,3 gram, zal de verdachte dan ook worden vrijgesproken.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
1. hij op of omstreeks 20 november 2019 te Schiedam, althans in Nederland, een wapen als bedoeld in artikel. 2 lid 1 Categorie II onder 2º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet, geschikt om automatisch te vuren, van het merk Glock, type 19, kaliber 9mm
en/of
(voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 14 kogelpatronen, kaliber 9mm Geco Kogelpatroon
en/of
een wapen als bedoeld in artikel. 2 lid 1 Categorie III onder 1º van de Wet Wapens en Munitie, te weten een vuurwapen in de zin van artikel 1, onder 3º van die wet in de vorm van een pistool van het merk Smith & Wesson, type 6946, kaliber 9mm
en/of
(voor dat vuurwapen) geschikte munitie in de zin van artikel 1 onder 4º van de Wet Wapens en munitie, te weten munitie als bedoeld in artikel 2 lid 2 van die wet, van de Categorie III, te weten 11 kogelpatronen, kaliber 9mm Diversen Kogelpatroon voorhanden heeft gehad;
2. hij op of omstreeks 20 november 2019 te Schiedam, althans in Nederland, opzettelijk heeft vervoerd, in elk geval opzettelijk aanwezig heeft gehad, ongeveer 14,9 gram, in elk geval een hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaïne, zijnde cocaïne een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst I, dan wel aangewezen krachtens het vijfde lid van artikel 3a van die wet.;
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het onder 1 bewezenverklaarde levert op:
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een wapen van categorie II.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie en het feit begaan met betrekking tot een vuurwapen van categorie III.
handelen in strijd met artikel 26, eerste lid, van de Wet wapens en munitie, meermalen gepleegd.
Het onder 2 bewezenverklaarde levert op:
opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft in een speciaal daarvoor ingebouwde verborgen ruimte in een personenauto twee wapens, munitie en drugs voorhanden gehad. Met deze personenauto heeft hij zich op de openbare weg begeven. Een van de wapens was een automatisch wapen en de wapens die hij voorhanden had waren geladen.
Dergelijk bezit verdient bestraffing, nu dat onder burgers gevoelens van onveiligheid met zich brengt, temeer aangezien vuurwapens dikwijls worden gebruikt bij het plegen van strafbare feiten of bij eigenrichting.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 8 oktober 2020, waaruit blijkt dat de verdachte wel eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van strafbare feiten, maar niet voor soortgelijke feiten.
Voorts houdt het hof enerzijds rekening met de zeer jeugdige leeftijd van de verdachte, maar anderzijds met het feit dat uit de onderhavige zaak blijkt dat de verdachte zich kennelijk inlaat, althans zich heeft ingelaten, met personen uit een zwaar crimineel milieu.
Het hof is - alles afwegende en gelet op de genoemde omstandigheden - van oordeel dat een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur een passende en geboden reactie vormt.
Het na te melden inbeslaggenomen en nog niet teruggegeven voorwerp zoals dit vermeld is onder Smart Forfour met kenteken [kenteken] op de in kopie aan dit arrest gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, is vatbaar voor verbeurdverklaring, nu het een voorwerp is met behulp waarvan het onder 1 en 2 bewezenverklaarde is begaan, en niet kan worden vastgesteld aan wie het voorwerp toebehoort. Het hof zal daarom dit voorwerp verbeurd verklaren.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 33, 33a, 57 en 63 van het Wetboek van Strafrecht, de artikelen 2 en 10 van de Opiumwet, en de artikelen 26 en 55 van de Wet wapens en munitie, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 1 en 2 bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 24 (vierentwintig) maanden.
Bepaalt dat een gedeelte van de gevangenisstraf, groot 9 (negen) maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten omdat de verdachte zich voor het einde van een proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt of de verdachte gedurende de proeftijd van 2 (twee) jaren ten behoeve van het vaststellen van zijn identiteit geen medewerking heeft verleend aan het nemen van een of meer vingerafdrukken of geen identiteitsbewijs als bedoeld in artikel 1 van de Wet op de identificatieplicht ter inzage heeft aangeboden of geen medewerking heeft verleend aan het reclasseringstoezicht, bedoeld in artikel 14c van het Wetboek van Strafrecht, de medewerking aan huisbezoeken en het zich melden bij de reclasseringsinstelling zo vaak en zolang als de reclasseringsinstelling dit noodzakelijk acht daaronder begrepen, dan wel de hierna te noemen bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal laten onderzoeken en zo nodig behandelen door de forensisch psychiatrische polikliniek van De Waag of een soortgelijke zorgverlener, te bepalen door de reclassering. De behandeling start zo spoedig mogelijk. Dit betekent dat de veroordeelde bij de start van zijn toezicht direct zal worden aangemeld. De behandeling duurt de gehele proeftijd of zoveel korter als de reclassering nodig vindt. De veroordeelde zal zich houden aan de huisregels en de aanwijzingen die de zorgverlener geeft voor de behandeling. Het innemen van medicijnen kan onderdeel zijn van de behandeling.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde zich zal inspannen tot het vinden en behouden van een zinvolle dagbesteding. De dagbesteding dient vooraf te worden goedgekeurd door de reclassering. Op het werk en/of de opleiding zal de veroordeelde zich houden aan de daar geldende afspraken en regels. Indien de veroordeelde op korte termijn geen dagbesteding heeft, zal hij meewerken aan de dagbesteding die door de reclassering wordt aangeboden.
Stelt als bijzondere voorwaarde dat de veroordeelde met hulp van de reclassering, althans een door de reclassering geschikt geachte instantie, inzicht zal verkrijgen in zijn financiën en het regelen van zijn financiën, ook als dit inhoudt budgettering via een instantie. De verdachte zal aan de reclassering openheid geven over zijn financiën, zolang de reclassering dit noodzakelijk vindt.
Geeft opdracht aan de reclassering tot het houden van toezicht op de naleving van voormelde bijzondere voorwaarden en de veroordeelde ten behoeve daarvan te begeleiden.
Verklaart verbeurd het in beslag genomen, nog niet teruggegeven voorwerp, te weten:
Smart Forfour met kenteken [kenteken].
Dit arrest is gewezen door mr. M.J. de Haan-Boerdijk,
mr. R.J. de Bruijn en mr. A.L. Frenkel, in bijzijn van de griffier mr. A.M. Grasman.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 oktober 2020.
Mr. De Haan-Boerdijk en mr. De Bruijn is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.