AB 2022/362
Afsluitregeling Kinderpardon. Is het evenredig om vanwege een contra-indicatie het gedrag van de ouder aan het kind toe te rekenen?
ABRvS 17-08-2022, ECLI:NL:RVS:2022:2290, m.nt. M.A.K. Klaassen en P.R. Rodrigues
- Instantie
Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State
- Datum
17 augustus 2022
- Magistraten
Mrs. N. Verheij, H.G. Sevenster, C.M. Wissels
- Zaaknummer
202006602/1/V2
- Noot
M.A.K. Klaassen en P.R. Rodrigues
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS679037:1
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Vreemdelingenrecht / Algemeen
Vreemdelingenrecht / Verblijf
Bestuursrecht algemeen / Algemene beginselen van behoorlijk bestuur
- Brondocumenten
ECLI:NL:RVS:2022:2290, Uitspraak, Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, 17‑08‑2022
- Wetingang
Art. 3:4 Awb; art. 2 IVRK (Kinderrechtenverdrag); art. 8, 14 EVRM; art. B9 onder 6Vreemdelingencirculaire 2000
Essentie
De staatssecretaris heeft de aanvraag op de Afsluitregeling Kinderpardon afgewezen omdat er sprake is van een contra-indicatie. Dit is in algemene zin evenredig, maar moet in het individuele geval getoetst worden aan de omstandigheden van het geval, hetgeen thans onvoldoende heeft plaatsgevonden.
Samenvatting
Een aantal factoren bepaalt de intensiteit van de door de bestuursrechter te verrichten toetsing. In de eerste plaats is van belang dat de Afsluitingsregeling in de kern begunstigend beleid bevat. Wel zijn de daarin neergelegde contra-indicaties belastende elementen. In de tweede plaats is de mogelijke aantasting van fundamentele rechten van het kind van belang. In ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.