Einde inhoudsopgave
Wet buitengewoon pensioen 1940–1945
Artikel 31
Geldend
Geldend vanaf 01-03-1967. Let op: treedt met terugwerkende kracht in werking vanaf 01-01-1967
- Bronpublicatie:
01-02-1967, Stb. 1967, 125 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken: 8995 )
- Inwerkingtreding
01-03-1967, terugwerkend tot: 01-01-1967
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
01-02-1967, Stb. 1967, 125 (uitgifte: 01-01-1967, kamerstukken: 8995 )
- Overige regelgevende instantie(s)
Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid
Ministerie van Financiën
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid ouderen / Pensioen
Sociale zekerheid ouderen / Bijzondere onderwerpen
Voor de toepassing van artikel 31a en van de tot uitvoering daarvan genomen besluiten worden verstaan onder:
- a.
pensioenbedragen: de aan artikel 2, eerste lid, ontleende pensioenen, vermeerderd met de toeslag krachtens de Toeslagwet buitengewone pensioenen 1966, vóórdat het bepaalde in de artikelen 12, onderscheidenlijk 20 en 29a daarop is toegepast;
- b.
grondslagen, welke voor toepassing van artikel 12, tweede lid, gelden voor de verrekening van inkomsten met het buitengewoon pensioen: de krachtens het bepaalde in de Toeslagwet buitengewone pensioenen 1966 verhoogde grondslagen;
- c.
maxima, bedoeld in de artikelen 17, e, f en g,18, eerste lid en 19, eerste lid: de krachtens het bepaalde in de Toeslagwet buitengewone pensioenen 1966 fictief verhoogde maxima.