Einde inhoudsopgave
Wet op het financieel toezicht
Artikel 3:111ad [Maatregelen bij DNB of ECB als consoliderende toezichthouder]
Geldend
Geldend vanaf 29-12-2020
- Bronpublicatie:
02-12-2020, Stb. 2020, 509 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken: 35559)
- Inwerkingtreding
29-12-2020
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-12-2020, Stb. 2020, 510 (uitgifte: 11-12-2020, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Financieel recht / Financieel toezicht (juridisch)
1.
Indien de Nederlandsche Bank de consoliderende toezichthouder is van een holding als bedoeld in artikel 21 bis, eerste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten, met zetel in een andere lidstaat, kan zij in overeenstemming met de toezichthoudende instantie van die lidstaat, een maatregel als bedoeld in de artikelen 1:75, 1:79, 1:80, 3:111a, tweede lid, onderdeel c en onderdeel k, met betrekking tot uitkeringen aan aandeelhouders en 3:111ab, nemen vanwege een overtreding van de holding van artikel 3:280a of de vereisten bedoeld in artikel 3:280b, eerste lid, of vanwege een overtreding van de holding van bepalingen van die lidstaat die naar strekking daarmee overeenkomen. De Nederlandsche Bank neemt daarbij artikel 21 bis, achtste lid, van die richtlijn in acht.
2.
Indien de Europese Centrale Bank de consoliderende toezichthouder is van een holding als bedoeld in het eerste lid omdat zij in de plaats is getreden van de Nederlandsche Bank op grond van de artikelen 4, 5 en 6 van de verordening bankentoezicht, kan zij, de maatregelen bedoeld in het eerste lid, vanwege een overtreding als bedoeld in dat lid, nemen. De Europese Centrale Bank neemt daarbij artikel 21 bis, achtste lid, van de richtlijn kapitaalvereisten in acht. Indien de holding zijn zetel heeft in een niet-deelnemende lidstaat kan de Europese Centrale Bank de maatregelen uitsluitend nemen in overeenstemming met de toezichthoudende instantie van die lidstaat.