Einde inhoudsopgave
Wet studiefinanciering 2000
Artikel 9.9a Geen aanspraak meer bij tweede maal niet voldoen aan verplichtingen artikel 1.5
Geldend
Geldend vanaf 09-06-2023
- Bronpublicatie:
06-06-2023, Stb. 2023, 186 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken: 36229)
- Inwerkingtreding
09-06-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
06-06-2023, Stb. 2023, 188 (uitgifte: 08-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Sociale zekerheid kinderen en jongeren / Studiefinanciering
Onderwijsrecht / Bijzondere onderwerpen
1.
Indien Onze Minister de student een bestuurlijke boete als bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, heeft opgelegd en de student heeft, nadat voormelde bestuurlijke boete onherroepelijk is geworden, voor een tweede maal niet voldaan aan de verplichtingen, bedoeld in artikel 1.5, kan Onze Minister hem een bestuurlijke boete opleggen van ten hoogste 100 procent van het bedrag dat van de student in verband daarmee wordt teruggevorderd bij een herziening.
2.
De herziening vindt plaats met ingang van de dag na de laatste dag van de periode waarop de herziening, bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, ziet of, indien dit een latere datum betreft, de dag van de laatste adreswijziging van de student in de basisregistratie personen. Indien de ouders van de student of een van hen na de laatste dag van de periode waarop de herziening, bedoeld in artikel 9.9, eerste lid, ziet of na de laatste adreswijziging, bedoeld in de vorige volzin, zijn of is ingeschreven op hetzelfde woonadres als de student, dan vindt de herziening plaats met ingang van de dag van deze adreswijziging.
3.
Indien Onze Minister de student een boete als bedoeld in het eerste lid heeft opgelegd kan hij tevens beslissen dat elke aanspraak op studiefinanciering vervalt.
4.
Degene aan wie een bestuurlijke boete is opgelegd is verplicht desgevraagd aan Onze Minister de inlichtingen te verstrekken die voor de tenuitvoerlegging van de bestuurlijke boete van belang zijn.