Hof 's-Gravenhage, 19-06-2012, nr. 200.098.148-01
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7014
- Instantie
Hof 's-Gravenhage
- Datum
19-06-2012
- Zaaknummer
200.098.148-01
- LJN
BW7014
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Ondernemingsrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHSGR:2012:BW7014, Uitspraak, Hof 's-Gravenhage, 19‑06‑2012; (Hoger beroep)
- Vindplaatsen
AR-Updates.nl 2012-0510
VAAN-AR-Updates.nl 2012-0510
Uitspraak 19‑06‑2012
Inhoudsindicatie
arbeid; doorbreking appelverbod art 7:685 BW?
Partij(en)
GERECHTSHOF ’s-GRAVENHAGE
Sector Civiel recht
Zaaknummer : 200.098.148/01
Rekestnummer Rechtbank : rep.nr.1082385 RP VERZ 11-50606
beschikking van 19 Juni 2012
inzake
[Naam],
wonende te [Woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. G.J.L.F.M. Schakenraad te Eindhoven,
tegen
COÖPERATIEVE CENTRALE RAIFFEISEN-BOERENLEENBANK B.A.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de Rabobank,
advocaat: mr. S.P.A. Bollen te Amsterdam.
Het geding
Bij beroepschrift ingekomen ter griffie op 30 november 2011, is [appellant] in hoger beroep gekomen van de beschikking ex art. 7:685 BW van 31 augustus 2011, door de rechtbank 's-Gravenhage, sector kanton, locatie
's-Gravenhage, gegeven tussen partijen.
De Rabobank heeft een verweerschrift tevens incidenteel appel ingediend.
[appellant] heeft een verweerschrift incidenteel appel (met drie producties) ingediend.
Op 8 mei 2012 is de zaak mondeling behandeld. Partijen hebben hun standpunten doen toelichten, [appellant] door mr. K.M.P. Jacobs, advocaat te Eindhoven, en de Rabobank door mr. Bollen voornoemd, ieder aan de hand van overgelegde pleitaantekeningen. Van de zitting is proces-verbaal opgemaakt.
Beoordeling van het hoger beroep
- 1.
Voorop moet worden gesteld dat volgens artikel 7:685, lid 11 BW tegen een beschikking als hier aan de orde is (ontbinding van een arbeidsovereenkomst) geen hoger beroep kan worden ingesteld. Volgens vaste rechtspraak wordt dit appelverbod evenwel doorbroken (a) als de rechter artikel 7:685 BW ten onrechte heeft toegepast en/of buiten het toepassingsbereik van het artikel is getreden, (b) als het artikel ten onrechte buiten toepassing is gelaten, dan wel (c) als zulke fundamentele rechtsbeginselen zijn geschonden dat niet kan worden gesproken van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak.
- 2.
[appellant] heeft aangevoerd dat zich in dit geval een doorbrekingsgrond als hierboven sub c) bedoeld heeft voorgedaan. [appellant] is in die zin ontvankelijk in zijn beroep.
- 3.1.
Dan moet vervolgens de vraag worden beantwoord of zich ook daadwerkelijk een doorbrekingsgrond als sub c) bedoeld heeft voorgedaan.
- 3.2.
Volgens [appellant] blijkt uit r.o. 4.5. van de beschikking waarvan beroep dat de ontbinding is gebaseerd op een grond (verstoorde arbeidsverhouding) die niet is aangevoerd en ten aanzien waarvan ook geen hoor en wederhoor heeft plaatsgevonden. Hij stelt zich op het standpunt dat zich aldus een doorbrekingsgrond als bedoeld sub c) hiervoor voordoet.
- 3.3.
De Rabobank heeft aangevoerd dat r.o. 4.5. niet kan worden gelezen als door [appellant] wordt gesteld. Volgens de Rabobank kan uit hetgeen overigens in de beschikking is overwogen en beslist - zowel ten aanzien van de ontbinding als zodanig als ten aanzien van de vergoeding - niet anders worden geconcludeerd dan dat er bij de formulering van r.o. 4.5. sprake is van een kennelijke misslag, mogelijk door het gebruik van een verkeerd model.
- 3.4.
Naar het oordeel van het hof moet r.o. 4.5. worden gelezen in de context van de beschikking als geheel. De beschikking bevat - afgezien van r.o. 4.5. - uitsluitend en alleen overwegingen die specifiek zijn toegesneden op de aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden. In dat licht bezien en mede gelet op de aanvangstekst "Op grond van het door partijen gestelde" moet r.o. 4.5. daarom naar het oordeel van het hof worden begrepen als niet meer dan een kernachtige samenvatting ("vertaling") door de kantonrechter van de aan het ontbindingsverzoek ten grondslag gelegde feiten en omstandigheden.
- 3.5.
In lijn met hetgeen partijen bij de mondelinge behandeling eensluidend hebben geantwoord op de vraag van het hof met welke tekst - indien wordt uitgegaan van de hiervoor sub 3.4. voormelde interpretatie door het hof - zou kunnen worden volstaan, verstaat het hof r.o. 4.5 van de beschikking dan ook als volgt:
"Op grond van het door partijen gestelde is aannemelijk geworden dat sprake is van verandering van omstandigheden, van dien aard dat de arbeidsverhouding tussen partijen billijkheidshalve behoort te eindigen."
- 3.6.
Hetgeen hiervoor sub 3.4. is overwogen brengt mee dat het hof de hierboven sub 3.1. vermelde vraag ontkennend beantwoordt.
- 4.
Het bovenstaande leidt er toe dat het hoger beroep zal worden verworpen. Een inhoudelijke beoordeling van het ontbindingsverzoek - en het daarop betrekking hebbende incidenteel hoger beroep - komt derhalve niet aan de orde.
- 5.
Het hof ziet aanleiding om de kosten van het geding in hoger beroep te compenseren als hierna vermeld.
Beslissing
Het hof:
- -
verwerpt het beroep;
- -
compenseert de kosten in hoger beroep aldus dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Deze beschikking is gegeven door mrs. M.H. van Coeverden, S.R. Mellema en V. Disselkoen en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 Juni 2012 in aanwezigheid van de griffier.