Einde inhoudsopgave
Protocol aanmelding en afdoening van fiscale delicten en delicten op het gebied van douane en toeslagen
2.2 Aanvullende wegingscriteria
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
17-04-2023, Stcrt. 2023, 16878 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: DGBD/2023-0000011280)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
17-04-2023, Stcrt. 2023, 16878 (uitgifte: 30-06-2023, regelingnummer: DGBD/2023-0000011280)
- Overige regelgevende instantie(s)
Belastingdienst
- Vakgebied(en)
Toeslagen (V)
Strafprocesrecht / Voorfase
Douane (V)
Fiscaal strafrecht (V)
a. De mate van impact op de maatschappij en evenwichtige rechtshandhaving
Strafrechtelijk optreden kan, gelet op de impact van een zaak op de maatschappij, wenselijk zijn om de gestelde norm te handhaven of om een norm te bevestigen. Een evenwichtige rechtshandhaving ziet op rechtshandhaving in het kader van normhandhaving of normbevestiging met het oog op grotere achterliggende te beschermen rechtsbelangen. Bijvoorbeeld in het geval dat fiscale fraude of toeslagen- dan wel douanefraude maatschappelijke gevolgen heeft, zoals gevaar voor de volksgezondheid of veiligheid, of aantasting van de integriteit van het financiële verkeer. Ook de mate waarin onschuldige of onwetende burgers en bedrijven worden geschaad (piramidespelen of uitbuiting van werknemers) kan meewegen. Dit doet zich ook voor als de fraude ertoe leidt dat de verdachte een concurrentievoordeel behaalt ten opzichte van fiscaal integere personen of de fraude een olievlekwerking binnen een branche heeft. Het belang van verantwoording speelt hierbij ook mee. In sommige gevallen moet van gepleegde strafbare feiten verantwoording worden afgelegd of moet een melding worden gedaan, bijvoorbeeld tegenover aandeelhoudersvergaderingen, toezichthouders of brancheorganisaties. Het tuchtrecht kan hierbij een belangrijke rol spelen.
b. Status verdachte/voorbeeldfunctie
Het gaat hierbij om situaties waarin de verdachte regionaal of landelijk een maatschappelijk aansprekende of bekende persoon is. Het kan hierbij ook gaan om personen die een openbaar ambt bekleden (bijvoorbeeld burgemeesters, wethouders of politieke vertegenwoordigers) of die beroepsmatig invloed hebben op het handelen van derden of op de financiële integriteit van geldstromen (bijvoorbeeld advocaten, adviseurs, accountants, notarissen, bankiers, effectenhandelaars).
c. Recidive
Er is sprake van recidive als de verdachte al eerder in de afgelopen vijf jaar wegens een fiscaal delict, douanedelict, of een delict dat verband houdt met toeslagen of een ander financieel delict is veroordeeld, aan hem ter zake van een dergelijk delict een strafbeschikking is opgelegd of een transactie is aangeboden die daadwerkelijk is geëffectueerd, of aan hem een vergrijpboete is opgelegd. Het gaat daarbij om de tijd tussen het onherroepelijk worden van de sanctie en de vermoedelijke datum van het plegen van het nieuwe strafbare feit.
d. Verhaal onmogelijk
Het opleggen van een bestuurlijke boete of een fiscale strafbeschikking is geen adequaat alternatief voor het strafrecht als deze boete of fiscale strafbeschikking niet kan worden geïnd. Dit criterium moet daarom meewegen bij de beslissing of een zaak strafrechtelijk wordt aangepakt, gelet op het feit dat in het strafrecht ook andere dan financiële strafmodaliteiten bestaan.
e. Combinatie van delicten
De rechtsorde zal meer geschokt zijn als de verdachte meerdere soorten delicten pleegt. Daarom moet bij de beslissing of een zaak strafrechtelijk wordt afgedaan de combinatie van alle, vermoedelijk door de verdachte begane, delicten meewegen.
De wetgever heeft een breed scala van gedragingen strafbaar gesteld, die in enig verband kunnen staan met strafbare gedragingen op het terrein van de fiscaliteit, douane of toeslagen. Voorbeelden hiervan zijn delicten die betrekking hebben op witwassen, omkoping (steekpenningen), faillissementsfraude, verduistering, onttrekking aan het beslag, bedreiging van personen/ambtenaren, handel in verdovende middelen, aantasting van het milieu, het niet naleven van de ID-plicht (werken met illegalen), uitbuiting en delicten die samenhangen met de taken en bevoegdheden van de Douane op het gebied van Veiligheid, Gezondheid, Economie en Milieu (VGEM-delicten). Ook de deelname aan een criminele organisatie valt hieronder.
Er is overigens géén sprake van het aspect combinatie van artikel 69 AWR met artikel 225, tweede lid Sr als aan de Belastingdienst ten tijde van het doen van aangifte valse facturen ten behoeve van die aangifte worden overgelegd, maar wél als nadien (al dan niet op verzoek van de Belastingdienst of in bezwaar) valse facturen worden overgelegd of bij boekenonderzoek valse facturen in de administratie aangetroffen worden. Het gaat erom of het ‘andere’ delict een voldoende eigenstandig karakter bezit.
f. Medewerking van adviseur, deskundige derde of douane-expediteur
Dit criterium is van groot belang, omdat het gaat om een situatie waarin het vertrouwen van de overheid wordt misbruikt. Een reden te meer om dit misbruik aan te pakken is dat aan deskundigen, zoals (belasting)adviseurs en douane-expediteurs (vergaande) faciliteiten worden toegekend of met hen afspraken worden gemaakt over horizontaal toezicht.
De vaststelling dat de deskundige vermoedelijk op de hoogte was van de fraude én daaraan actief dan wel passief zijn medewerking verleende, moet met aanwijzingen worden onderbouwd. Daarbij hoeft niet komen vast te staan dat sprake is van een verdachte.
g. Slagvaardigheid
In sommige zaken die voor strafrechtelijke afdoening zijn geselecteerd, is te voorzien dat een strafrechtelijk onderzoek lang zal duren en het beter is een bestuurlijke boete op te leggen. Verder kan handhaving met een bestuurlijke boete een adequate(re) wijze van sanctioneren zijn als de verdachte een rechtspersoon is die over voldoende middelen beschikt om een dergelijke sanctie te voldoen. In dergelijke gevallen ligt bestuurlijke afdoening meer voor de hand. Het wegingscriterium ‘slagvaardigheid’ is dus – anders dan de andere wegingscriteria – een argument om niet voor strafrechtelijke vervolging te kiezen. Dit contra-argument zal meegenomen moeten worden in de totaalafweging.
h. Geen bestuurlijke boete mogelijk
Fiscale delicten en delicten die verband houden met toeslagen kunnen in het merendeel van de gevallen met een bestuurlijke boete worden bestraft. Dit geldt echter niet voor het gros van de douanedelicten en voor bepaalde omissiedelicten. In dergelijke, niet-beboetbare zaken wordt dus eerder gekozen voor een strafrechtelijke afdoening.
i. Waarheidsvinding
Het kan voorkomen dat de bij een (belasting)controle vastgestelde feiten en omstandigheden, die op zich een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit opleveren, nog onvoldoende grond opleveren voor een gewenste bestuurlijke afdoening. In dat geval kan het aangewezen zijn om met het oog op een wenselijk geachte strafrechtelijke waarheidsvinding en afdoening, met toepassing van opsporingsbevoegdheden, strafrechtelijk onderzoek te verrichten naar die feiten en omstandigheden.
j. Thematische aanpak
Bepalend voor de vraag of een zaak in een gezamenlijke aanpak door partijen in de keten van toezicht kwalificeert voor de toepassing van het strafrecht is de mate waarin een strafzaak bijdraagt aan het realiseren van vooraf benoemde effecten van deze aanpak. Bij deze zaken is sprake van een actie gericht op specifieke (groepen) belanghebbenden of gericht op bepaalde delicten, zoals omissiedelicten.