Rb. Midden-Nederland, 04-06-2018, nr. C/16/447797 HA RK 17/235
ECLI:NL:RBMNE:2018:2451
- Instantie
Rechtbank Midden-Nederland
- Datum
04-06-2018
- Zaaknummer
C/16/447797 HA RK 17/235
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBMNE:2018:2451, Uitspraak, Rechtbank Midden-Nederland, 04‑06‑2018; (Eerste aanleg - enkelvoudig, Beschikking)
- Vindplaatsen
ERF-Updates.nl 2018-0102
JERF Actueel 2018/226
Uitspraak 04‑06‑2018
Inhoudsindicatie
Erfrecht. Artikel 4:203 BW. Verzoek tot benoeming van een vereffenaar van een nalatenschap wordt toegewezen.
Partij(en)
beschikking
RECHTBANK MIDDEN-NEDERLAND
locatie Utrecht
zaaknummer / rekestnummer: C/16/447797 HA RK 17/235
Beschikking van 1 juni 2018
in de zaak van
[verzoekster] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
verder te noemen: [verzoekster] ,
advocaat mr. P.M. de Vries,
tegen
[verweerster] ,
wonende te [woonplaats] , [adres] ,
hierna ook te noemen: [verweerster] ,
advocaat mr. M.P.G. Roobeek.
Het verzoek heeft betrekking op de nalatenschap van:
[erflater] , geboren te [geboorteplaats] op [1945] , overleden te [woonplaats] op [2016] , laatst gewoond hebbende te gemeente [woonplaats] , verder te noemen: erflater.
1. De procedure
De rechtbank heeft kennis genomen van:
- -
het verzoekschrift, ingekomen op 5 oktober 2017, dat strekt tot benoeming van mr. P.J. van de Kar tot vereffenaar in de nalatenschap van erflater;
- -
de aanvulling op het verzoekschrift, ingekomen op 3 januari 2018.
De zaak is behandeld ter zitting van 29 maart 2018. Hierbij zijn verschenen: [verzoekster] met haar advocaat en de advocaat van [verweerster] . Mevrouw [A] , de dochter van erflater en [verzoekster] , was ook aanwezig.
Het verweerschrift is ter griffie ingekomen op 28 maart 2018. Volgens artikel 1.3.3 van het “Procesreglement verzoekschriftprocedures rechtbank handel/voorzieningenrechter” wordt een verweerschrift in het belang van een goede voorbereiding van de zaak bij
voorkeur vijf werkdagen vóór de mondelinge behandeling ingediend. Mr. Roobeek heeft die termijn niet in acht genomen. Mr. De Vries heeft aanvankelijk bepleit dat daarom het verweerschrift als niet ingediend moet worden beschouwd. Mr. Roobeek heeft het verweerschrift ter zitting vervolgens ingebracht als pleitnotitie en volledig voorgelezen. Mr. De Vries heeft daarna ter zitting de gelegenheid gehad om op het verweerschrift te reageren. Daarom zal de rechtbank het verzoek beoordelen met inachtneming van het verweerschrift.
Na een schorsing van de zitting hebben partijen aan de rechtbank verzocht de zaak aan te houden, zodat partijen kunnen proberen om samen een oplossing voor hun geschillen te vinden.
Vervolgens heeft de rechtbank kennis genomen van de brieven van 16 april 2018 van partijen, waaruit blijkt dat het partijen niet gelukt is de zaak te schikken en waarin zij beiden aan de rechtbank vragen om een beslissing te nemen over het verzochte.
2. Feiten
[verzoekster] is de ex-echtgenote van erflater. [verweerster] was de partner van erflater tot zijn overlijden.
Blijkens de verklaring van erfrecht van 16 november 2016 heeft erflater voor het laatst over zijn nalatenschap beschikt bij testament, opgemaakt op 29 december 2010. Hierin heeft hij [verweerster] tot executeur en afwikkelingsbewindvoerder benoemd. Zij heeft deze benoeming aanvaard. Voorts heeft [verweerster] blijkens de verklaring van erfrecht een zogenaamde ruimschootsverklaring afgelegd, zodat de nalatenschap ondanks de beneficiaire aanvaarding niet hoeft te worden vereffend volgens de wet op grond van artikel 4:202 lid 1 sub a van het Burgerlijk Wetboek (verder: BW).
Erflater heeft [verweerster] tot enig bezwaard erfgenaam benoemd en tot verwachters zijn drie kinderen. [verweerster] heeft de nalatenschap beneficiair aanvaard.
Bij beschikking van 28 juni 2017 van de rechtbank Midden-Nederland is bepaald dat [verweerster] in haar hoedanigheid van erfgenaam van erflater aan [verzoekster] een bedrag van € 94.386,28 moet betalen.
Erflater was tot zijn overlijden directeur en enig aandeelhouder van [bedrijfsnaam 1] B.V. [bedrijfsnaam 1] B.V. heeft een dochtervennootschap, te weten [bedrijfsnaam 2] B.V.
3. De beoordeling
3.1.
[verzoekster] verzoekt de rechtbank om een vereffenaar te benoemen in de nalatenschap van erflater op grond van artikel 4:203 lid 1 sub b BW. Zij stelt belanghebbende te zijn in de zin van dat artikel omdat zij schuldeiser van de nalatenschap is. [verzoekster] meent dat [verweerster] als executeur tekortschiet. [verweerster] is voorts ongeschikt om de nalatenschap af te wikkelen, omdat ze tegengestelde belangen heeft. Daarbij komt dat zij de schuld aan [verzoekster] niet heeft opgenomen in de boedelbeschrijving en er activa op de boedelbeschrijving ontbreken. Bovendien reageert [verweerster] niet op vragen van [verzoekster] over haar vordering, zoals wanneer deze zal worden voldaan. [verzoekster] stelt dat wordt voldaan aan het wettelijk criterium van artikel 4:203 lid 1 sub b BW en vraagt daarom een vereffenaar te benoemen die de nalatenschap zal vereffenen. Zij stelt voor om mr. P.J. van de Kar, notaris te Amstelveen, te benoemen. Hij is hiertoe bereid.
3.2.
[verweerster] vraagt om [verzoekster] niet-ontvankelijk te verklaren althans om haar verzoeken af te wijzen. Daartoe voert zij onder andere aan dat de vordering van [verzoekster] pas na het opmaken van de boedelbeschrijving bekend is geworden. Voorts betwist [verweerster] de stelling van [verzoekster] dat er activa ontbreken op de boedelbeschrijving. Zij stelt dat de door haar opgemaakte boedelbeschrijving volledig en juist is. Volgens [verweerster] kan zij de schulden van de nalatenschap nog niet voldoen, omdat de nalatenschap op dit moment betrekkelijk weinig liquide middelen bevat. Voorts stelt [verweerster] dat het complex is om de nalatenschap af te wikkelen, omdat de nalatenschap nagenoeg alleen aandelen in dan wel vorderingen op [bedrijfsnaam 1] B.V. bevat. De waarde van deze aandelen en vorderingen is onduidelijk. [verweerster] meent derhalve dat zij niet tekort schiet in de vervulling van haar verplichtingen, zodat het verzoek volgens haar moet worden afgewezen. Tot slot stelt [verweerster] voor om haar als vereffenaar te benoemen indien de rechtbank aanleiding ziet om een vereffenaar te benoemen.
3.3.
De rechtbank verweegt als volgt. Artikel 4:203 lid 1 sub b BW bepaalt dat de rechtbank een vereffenaar kan benoemen na beneficiaire aanvaarding op verzoek van een belanghebbende wanneer hij die met het beheer van de nalatenschap is belast in ernstige mate in de vervulling van zijn verplichtingen tekortschiet, daartoe ongeschikt is of niet voldoet aan een last tot zekerheidsstelling, wanneer de schulden der nalatenschap de baten lijken te overtreffen, of wanneer tot een verdeling van de nalatenschap wordt overgegaan voordat deze is vereffend.
[verzoekster] is schuldeiser van de nalatenschap, zodat zij als belanghebbende kan worden ontvangen in haar verzoek. De rechtbank dient te beoordelen of er op grond van artikel 4:203 lid 1 sub b BW aanleiding is om een vereffenaar te benoemen. [verzoekster] stelt dat dit het geval is, omdat [verweerster] ongeschikt is om de nalatenschap te beheren en in de vervulling van haar verplichtingen tekortschiet. [verweerster] betwist dit.
3.4.
Volgens de overgelegde boedelbeschrijving van 15 februari 2017, ondertekend door [verweerster] , behoren tot de activa van de nalatenschap onder andere:
- -
aandelen in [bedrijfsnaam 1] B.V., waarvan de waarde nog onbekend was en is;
- -
een vordering op de B.V. van ruim € 490.000,-;
- -
een rekening-courant vordering van ruim € 174.000,-.
Volgens [verzoekster] heeft de nalatenschap daarnaast een vordering op [verweerster] van ruim € 97.000,- uit hoofde van een leenovereenkomst tussen erflater en [verweerster] . Deze staat niet op de boedelbeschrijving. [verweerster] betwist deze vordering.
Op de genoemde boedelbeschrijving staan diverse schulden. De schuld die voortvloeit uit de beschikking van de rechtbank Amsterdam van 20 juli 2017, waarin de kantonrechter bepaalt dat [verweerster] een som ineens strekkende tot een billijke vergoeding van de door mevrouw [A] verrichte werkzaamheden moet betalen, is nog niet vermeld op de boedelbeschrijving. Dit is verklaarbaar uit het feit dat de boedelbeschrijving is opgemaakt op 15 februari 2017, terwijl de beschikking van de kantonrechter van 20 juli 2017 dateert. Daarnaast is [verweerster] in hoger beroep gegaan tegen deze beslissing. De schuld van [verweerster] , als erfgename van erflater, van € 94.386,28 aan [verzoekster] , zoals vastgesteld door rechtbank Midden-Nederland bij beschikking van 28 juni 2017, stond ook nog niet op de boedelbeschrijving van 15 februari 2017.
[verweerster] is op grond van artikel 4:146 lid 2 BW verplicht met bekwame spoed een boedelbeschrijving op te maken. De rechtbank overweegt dat sprake is van een complex samengestelde nalatenschap en van complexe familiaire en zakelijke verhoudingen. Ook de waardering van de aandelen is lastig. Daarom is het begrijpelijk dat de eerste boedelbeschrijving van 15 februari 2017 niet volledig was, mede gelet op de diverse procedures die er gevoerd zijn. Echter, het had wel op de weg van [verweerster] gelegen om de boedelbeschrijving bij te werken zodra mogelijk.
3.5.
[verweerster] wikkelt de nalatenschap van erflater zelf af. Gesteld noch gebleken is dat [verweerster] beschikt over specifieke deskundigheid op het gebied van de vereffening van een nalatenschap. De rechtbank is van oordeel dat de eerder genoemde complexiteit die specifieke deskundigheid wel vereist. [verweerster] heeft gesteld dat zij zich bij de afwikkeling laat bijstaan door haar advocaat, een accountant en een notaris, maar uit de stukken is dit niet gebleken.
3.6.
De rechtbank overweegt verder dat het niet onaannemelijk is dat er sprake was van een leenovereenkomst tussen erflater en [verweerster] van ruim € 97.000,- gelet op het vonnis van de rechtbank Amsterdam van 11 mei 2017 (rechtsoverweging 4.8). [verweerster] betwist deze vordering. Daarmee is sprake van tegenstrijdige belangen. Immers, [verweerster] zou als executeur en afwikkelingsbewindvoerder van de nalatenschap ervoor moeten zorgen dat dit bedrag zo snel mogelijk aan de nalatenschap wordt voldaan, omdat zoals zij zelf stelt, de nalatenschap weinig liquide middelen bevat terwijl er wel diverse schulden van de nalatenschap, waaronder aan [verzoekster] , moeten worden voldaan. Als schuldenaar betwist zij deze vordering, hetgeen in dit geval, gelet op het feit dat zij ook executeur en afwikkelingsbewindvoerder is, een betwisting jegens zichzelf is. Deze tegenstrijdige belangen maken dat [verweerster] niet geschikt is de nalatenschap af te wikkelen.
3.7.
Verder is de rechtbank niet gebleken dat [verweerster] voortvarend te werk gaat bij de afwikkeling van de nalatenschap. Gesteld noch gebleken is dat er een concreet plan is aan de hand waarvan [verweerster] de nalatenschap zal afwikkelen.
3.8.
Gelet op alle hiervoor in 3.4 tot en met 3.7. genoemde omstandigheden tezamen ziet de rechtbank aanleiding om te oordelen dat [verweerster] ongeschikt is om de nalatenschap van erflater af te wikkelen. Uit het voorgaande volgt logischerwijs dat [verweerster] niet zal worden benoemd tot vereffenaar. Gezien de complexiteit ziet de rechtbank aanleiding om een professional te benoemen tot vereffenaar. Mr. P.J. van de Kar is bereid om in deze zaak te worden benoemd en [verweerster] heeft geen bezwaar gemaakt tegen zijn benoeming. Daarom zal de rechtbank hem als vereffenaar benoemen.
3.9.
Het verzoek om [verweerster] te gelasten rekening en verantwoording af te leggen aan mr. P.J. van de Kar en aan hem het beheer van de nalatenschap te gelasten zal als niet op de wet gegrond worden afgewezen. Uit artikel 4:151 BW volgt dat een executeur wiens bevoegdheid tot het beheer van de nalatenschap is geëindigd, verplicht is om aan degene die na hem bevoegd is tot het beheer, rekening en verantwoording af teleggen op de wijze als voor bewindvoerders bepaald. De rechtbank kan dit echter niet gelasten.
3.10.
Nu het primaire verzoek om een vereffenaar te benoemen wordt toegewezen, komt de rechtbank niet toe aan het subsidiaire verzoek van [verzoekster] .
3.11.
[verweerster] verzoekt [verzoekster] te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank zal dit verzoek afwijzen, omdat [verweerster] de in het ongelijk gestelde partij is.
4. De beslissing
De rechtbank:
benoemt mr. P.J. van de Kar, werkzaam bij Notariskantoor Bellaar c.s. in Amstelveen, tot vereffenaar van de nalatenschap van erflater;
draagt de griffier op de benoeming van deze vereffenaar onverwijld in het boedelregister in te schrijven;
draagt de vereffenaar op zijn benoeming bekend te maken in de Staatscourant;
verklaart deze beschikking tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders verzochte af.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.M. Crouwel, rechter, en in het openbaar uitgesproken op 1 juni 2018 in tegenwoordigheid van de griffier.