RvdW 2010, 135
De afwijzing van het aanhoudingsverzoek niet in strijd met het aanwezigheidsrecht.
HR 05-01-2010, ECLI:NL:HR:2010:BK2145
- Instantie
Hoge Raad (Strafkamer)
- Datum
5 januari 2010
- Magistraten
Mrs. F.H. Koster, J.W. Ilsink, J. de Hullu, H.A.G. Splinter-van Kan, M.A. Loth
- Zaaknummer
08/02860
- Conclusie
A-G Aben
- LJN
BK2145
- Vakgebied(en)
Internationaal publiekrecht / Mensenrechten
Internationaal belastingrecht / Algemeen
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:2010:BK2145, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 05‑01‑2010
ECLI:NL:PHR:2010:BK2145, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 27‑10‑2009
- Wetingang
EVRM art. 6 lid 3 sub c
Essentie
Aanhoudingsverzoek afgewezen. Kennelijk heeft het Hof geoordeeld dat aan een ander belang dan het belang van de verdachte om in zijn aanwezigheid te worden berecht, voorrang moest worden gegeven. Dit oordeel geeft geen blijk van een onjuiste rechtsopvatting en is evenmin onbegrijpelijk, nu de uitdrukkelijk tot verdediging gemachtigde raadsman aan zijn verzoek tot aanhouding ten grondslag heeft gelegd dat de verdachte zich niet deugdelijk heeft kunnen voorbereiden, en niet ook dat de verdachte ter zitting aanwezig wilde zijn.
Partij(en)
Arrest op het beroep in cassatie tegen een arrest van het Gerechtshof te 's‑Hertogenbosch van 21 maart 2008, ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.