Rb. Almelo, 13-09-2010, nr. 113773 / KG ZA 10-202
ECLI:NL:RBALM:2010:BN6922
- Instantie
Rechtbank Almelo
- Datum
13-09-2010
- Zaaknummer
113773 / KG ZA 10-202
- LJN
BN6922
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht (V)
Verbintenissenrecht (V)
Arbeidsrecht / Einde arbeidsovereenkomst
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBALM:2010:BN6922, Uitspraak, Rechtbank Almelo, 13‑09‑2010; (Kort geding)
- Wetingang
Burgerlijk Wetboek Boek 3; Burgerlijk Wetboek Boek 7
- Vindplaatsen
Brightmine 2013-397896
Brightmine 2011-367327
Brightmine 2016-397896
Brightmine 2016-367327
Uitspraak 13‑09‑2010
Inhoudsindicatie
Executiegeschil betreffende het (doen) uitvoeren door erfgenamen van overleden werknemer van ontbindingsbeschikking kantonrechter (afgewezen
RECHTBANK ALMELO
Sector civiel recht
zaaknummer: 113773 / KG ZA 10-202
datum vonnis: 13 september 2010 (gc)
Vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Almelo, rechtdoende in kort geding, in de zaak van:
de stichting
Stichting Woningstichting Domijn,
gevestigd te Enschede,
eiseres,
verder te noemen Domijn,
advocaat: mr. E.P. Cornel te Enschede,
tegen
[gedaagde] en
[gedaagde]
beiden wonende te [woonplaats],
beiden in hun hoedanigheid van enige erfgenamen van
de heer [X],
gedaagden.
Het procesverloop
Domijn heeft gevorderd als vermeld in de dagvaarding.
De zaak is behandeld ter terechtzitting van 6 september 2010. Ter zitting zijn verschenen: mevrouw [Y], teamleider bij Domijn, vergezeld door mr. Cornel en gedaagden vergezeld door mr. Van Mourik die als hun gemachtigde optreedt.
De standpunten zijn toegelicht.
Het vonnis is bepaald op vandaag.
De beoordeling van het geschil en de motivering van de beslissing
1. In deze zaak staat het navolgende vast.
- Gedaagden zijn de enige erfgenamen van [X];
- de heer [X] is op 1 juni 1983 bij eiseres, dan wel haar rechtsvoorgangster, in dienst getreden;
- wegens het functioneren van de heer [X] heeft eiseres op 24 juni 2009 te kennen gegeven over te willen gaan tot beëindiging van het dienstverband;
- op 27 augustus 2009 hebben deze partijen overeenstemming bereikt over een minnelijke beëindiging van het dienstverband per 1 april 2010 onder toekenning van een vergoeding ineens groot bruto € 65.952,00;
- Domijn en [X] hebben wegens die beëindiging een ontbindingsprocedure gevoerd bij de kantonrechter te Enschede;
- op 31 augustus 2009 heeft de kantonrechter een beschikking gegeven waarbij de tussen Domijn en [X] bestaande arbeidsovereenkomst per 1 april 2010 is ontbonden en aan [X] een vergoeding van bruto € 65.952,00 is toegekend;
- de heer [X] is op 30 december 2009 overleden;
- op 10 augustus 2010 hebben de erven van de heer [X], na schriftelijke discussie, Domijn definitief laten weten de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter te Enschede te willen laten executeren;
- bij exploit van betekening en bevel van 23 augustus 2010 is de grosse van de beschikking van de kantonrechter aan Domijn betekend en daarbij is bevel gedaan tot betaling van de toegekende ontbindingsvergoeding.
2. Domijn vordert – kort gezegd – gedaagden bij vonnis, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, te verbieden de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter te Enschede ten uitvoer te (doen) leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 70.000,00, althans een door de voorzieningenrechter te bepalen dwangsom, indien aan de veroordeling niet wordt voldaan. Verder vordert Domijn om gedaagden te veroordelen in de kosten van deze procedure, te vermeerderen met de nakosten ten belope van € 131,00 te voldoen binnen veertien dagen na dagtekening van het vonnis, en – als voldoening van de (na)kosten niet binnen de gestelde termijn plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente over de (na)kosten, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening.
2.1 Ter zitting heeft Domijn haar vordering gewijzigd. Deze wijziging bestaat hieruit dat met betrekking tot de duur van het executieverbod wordt gevorderd deze te maximeren totdat in een bodemprocedure zal zijn beslist.
2.2 Domijn stelt dat gedaagden misbruik maken van hun bevoegdheid om de beschikking van de kantonrechter van 31 augustus 2009 ten uitvoer te (doen) leggen. Daartoe heeft Domijn onder andere het volgende aangevoerd. Na enig onderhandelen hebben de heer [X] en Domijn op 27 augustus 2009 overeenstemming bereikt over een minnelijke beëindiging van het dienstverband per 1 april 2010. Daarbij is met de heer [X] wegens de beëindiging een vergoeding ineens groot bruto € 65.952,00 afgesproken. De beëindiging van het dienstverband is vastgelegd in een pro forma beschikking van de kantonrechter te Enschede van 31 augustus 2009. De heer [X] is op 30 december 2009 overleden en op grond van het bepaalde in artikel 7:674 lid 1 BW is de arbeidsovereenkomst tussen Domijn en de heer [X] op diezelfde datum van rechtswege geëindigd. Vervolgens heeft Domijn op grond van de toepasselijke CAO aan de nagelaten betrekkingen van de heer [X] een eenmalige uitkering, zijnde driemaal het brutoloon van de maand waarin de heer [X] is overleden, gedaan. Tevens zijn de nog openstaande verlofuren van bruto € 1.080,00 uitbetaald. Vervolgens is tussen Domijn en gedaagden de discussie ontstaan over de vraag of de in de pro forma ontbindingsbeschikking opgenomen vergoeding thans aan gedaagden dient te worden uitgekeerd. Volgens Domijn staat vast, dat nu de arbeidsovereenkomst met de heer [X] door diens overlijden eerder is geëindigd dan de in de beschikking opgenomen einddatum van het dienstverband, de ontbindingsbeschikking rechtens niet kan worden afgedwongen. De rechtskracht is aan de ontbindingsbeschikking komen te vervallen. Het thans wel willen laten uitvoeren van de ontbindingsbeschikking door gedaagden levert dan ook misbruik van bevoegdheid op.
3. Gedaagden hebben zich niet doen bijstaan door een advocaat maar door mr. W.A. van Mourik, jurist bij FNV Bouw. Bij conclusie van 1 september 2010 heeft mr. Van Mourik geconcludeerd voor antwoord en tevens een tegenvordering ingesteld.
Gedaagden concluderen tot afwijzing van de vordering en in reconventie vorderen gedaagden nakoming van de overeenkomst die tussen eiseres en de heer [X] is gesloten inzake de beëindiging van zijn arbeidsovereenkomst, zulks op straffe van direct opeisbare dwangsom van € 70.000,00.
3.1 Gedaagden hebben een groot belang bij nakoming van de beëindigingsovereenkomst en de beschikking van de kantonrechter. Zij stellen dat Domijn miskent dat partijen al in een eerder stadium overeenstemming hadden bereikt over zowel de beëindigingsovereenkomst als de voorwaarden waaronder dat plaats zou vinden. Tussen partijen heeft uitgebreid overleg plaatsgevonden. De indiening van het (ontbindings)verzoek bij de kantonrechter was slechts een pro forma handeling met het oog op het treffen van een formele regeling. De inhoud van de overeenkomst stond al vast en de ontbinding door de kantonrechter is nooit de grondslag voor de beëindigingsvergoeding geweest. Dat was juist de overeenkomst tussen partijen. Dit blijkt ook duidelijk uit de briefwisseling tussen partijen. Dat de datum van 1 april 2010 is gehanteerd hield verband met de (fictieve) opzegtermijn die voor de heer [X] gold. Verder doen gedaagden uitdrukkelijk een beroep op artikel 6:248 BW. Ook op die grond kan niet worden volgehouden dat nakoming van de overeenkomst tot beëindiging van de arbeidsovereenkomst niet kan worden geëist, enkel omdat de beschikking van de kantonrechter uitgaat van een datum van einde arbeidsovereenkomst die ligt na de datum van het overlijden van de heer [X], terwijl er voor zijn overlijden al overeenstemming tussen partijen bestond. Het overlijden van de heer [X] wordt echter door Domijn aangegrepen om onder haar betalingsverplichtingen uit te komen. Deze houding is laakbaar ten opzichte van gedaagden.
4. Gedaagden laten zich niet door een advocaat bijstaan maar door mr. Van Mourik, jurist bij FNV Bouw. Namens gedaagden is geconcludeerd voor antwoord en is een tegenvordering ingesteld. Deze vordering stuit echter af op de bepaling van artikel 255 jo 79 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering: gedaagde kan in kort geding in persoon verweer voeren, maar kan geen reconventionele vordering(en) instellen. Daartoe is een advocaat nodig. Er is derhalve geen sprake van reconventionele vorderingen en daarop hoeft dan ook niet te worden beslist.
4.1 Naar het oordeel van de voorzieningenrechter is de vordering van Domijn voor toewijzing vatbaar. De heer [X] was sinds juni 1983 in dienst bij Domijn, dan wel haar rechtsvoorgangster. Het stond Domijn en de heer [X] voor ogen de arbeidsovereenkomst door de kantonrechter te Enschede bij beschikking van 31 augustus 2009 te doen ontbinden per 1 april 2010 en na die datum zou de (ontbindings)vergoeding normaliter tot uitkering zijn gekomen. De heer [X] is echter op 30 december 2009 overleden en op grond van artikel 7:674 lid 1 BW is de arbeidsovereenkomst van de heer [X] van rechtswege per die datum beëindigd. De ontbindingsbeschikking beoogt mede de gevolgen van de ontbinding van de arbeidsovereenkomst te regelen. De ontbinding is uitgesproken onder de (stilzwijgende) voorwaarde dat de arbeidsovereenkomst op de beoogde ontbindingsdatum nog bestond. De arbeidsovereenkomst is echter niet door ontbinding, maar door het overlijden van de heer [X] geëindigd. Wetgeving en CAO (en eventueel de arbeidsovereenkomst) regelen de (onder andere uitkerings)gevolgen van het eindigen van de arbeidsovereenkomst door het overlijden. Domijn heeft ook op grond van de geldende CAO diverse uitkeringen aan de nagelaten betrekkingen van de heer [X] gedaan. In zoverre heeft Domijn naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter aanhaar verplichtingen voldaan en het is niet èn èn.
Met andere woorden: na 30 december 2009 bestond er geen arbeidsovereenkomst meer die nog ontbonden kon worden.
Door het overlijden van de heer [X] is de rechtskracht van de ontbindingsbeschikking van de kantonrechter naar het voorlopig oordeel van de voorzieningenrechter komen te vervallen en het thans willen doen executeren van deze beschikking levert misbruik van bevoegdheid op.
De stelling van gedaagden dat de heer [X] en Domijn reeds in een eerder stadium al een overeenkomst betreffende de beëindigingsvergoeding hadden gesloten doet daar niet aan af. Die stelling bergt in zich een beroep op nakoming van een gesloten overeenkomst. Dat is echter niet het onderwerp van dit geschil. Indien gedaagden van oordeel zijn dat die overeenkomst nagekomen moet worden, dienen zij een daartoe strekkende (bodem)procedure aanhangig maken; zij kunnen niet nakoming van die gestelde overeenkomst afdwingen door tenuitvoerlegging van een uitspraak die niet op de nakoming van die overeenkomst betrekking heeft.
4.2 Domijn vordert wettelijke rente over de nakosten. Gedaagden zijn echter pas wettelijke rente verschuldigd over de nakosten vanaf datum verzuim. De voorzieningenrechter zal een termijn van 14 dagen na betekening bepalen voor betaling van de nakosten en beslissen dat de wettelijke rente over de nakosten pas is verschuldigd wanneer betaling binnen deze termijn uitblijft.
4.3 Hetgeen partijen overigens naar voren hebben gebracht, behoeft geen verdere bespreking.
4.4 Gedaagden zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van de onderhavige procedure worden veroordeeld.
De beslissing
De voorzieningenrechter:
I. Verbiedt gedaagden om de door de rechtbank Almelo, sector kanton, locatie Enschede, onder zaaknummer 315809/EJ VERZ 09-4631 uitgesproken beschikking van
31 augustus 2009, totdat in een bodemprocedure over het al dan niet verschuldigd zijn van de ontbindingsvergoeding is beslist, ten uitvoer te (doen) leggen, zulks op straffe van verbeurte van een dwangsom groot € 70.000,--indien niet aan deze veroordeling wordt voldaan.
II. Veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, tot op deze uitspraak aan de zijde van Domijn begroot op € 350,93 aan verschotten en € 527,00 aan salaris van de advocaat.
III. Veroordeelt gedaagden in de nakosten met bepaling dat indien deze kosten niet binnen twee weken na betekening van dit vonnis zijn betaald, gedaagden daarover de wettelijke rente zijn verschuldigd vanaf dat moment tot aan de dag der algehele voldoening. De nakosten worden begroot op een bedrag van € 131,--.
IV. Verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
V. Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen te Almelo door mr. Verhoeven, voorzieningenrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 september 2010, in tegenwoordigheid van de griffier.