NJB 2019/422:Gerechtvaardigd vertrouwen. Kwijting. Bij de verkoop van (een meerderheidsbelang in) een vennootschap wordt overeengekomen dat de verkoper een lening verstrekt aan de vennootschap. De bestuurder van de koper, tevens nieuwe bestuurder van de vennootschap, schrijft namens de vennootschap een brief met de mededeling dat de koper namens de verkoper het uitgeleende bedrag aan de vennootschap heeft betaald. In werkelijkheid is het bedrag niet betaald. De bestuurder heeft de brief bewust onjuist opgesteld. Een jaar later gaat de vennootschap failliet. De curator vordert van de verkoper betaling van een rekening-courantschuld. De verkoper doet een beroep op verrekening met zijn vordering uit geldlening. Hij voert aan dat hij erop mocht vertrouwen dat de brief van de bestuurder juist was, dus dat het uitgeleende bedrag daadwerkelijk namens de verkoper aan de vennootschap was betaald, dat er een recht op terugbetaling was ontstaan en dat dit kan worden verrekend met de rekening-courantschuld. Het hof honoreert dit. Hoge Raad: De rechtsklacht faalt. De motiveringsklacht slaagt echter. Het hof heeft niet gemotiveerd op grond van welke omstandigheden het gerechtvaardigde vertrouwen van de verkoper dat voor haar het bedrag was betaald en dat de vennootschap daarvoor kwijting had verleend, de conclusie rechtvaardigt dat de verkoper eveneens erop mocht vertrouwen dat hij een vordering tot terugbetaling verkreeg, hoewel het bedrag in feite niet was betaald