Binnen de in art. 351 lid 5 Fw genoemde cassatietermijn van acht dagen.
HR, 11-01-2013, nr. 12/04913
ECLI:NL:HR:2013:BY4599
- Instantie
Hoge Raad (Civiele kamer)
- Datum
11-01-2013
- Zaaknummer
12/04913
- Conclusie
Mr. L. Timmerman
- LJN
BY4599
- Vakgebied(en)
Civiel recht algemeen (V)
Insolventierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:PHR:2013:BY4599, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 11‑01‑2013
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY4599
ECLI:NL:HR:2013:BY4599, Uitspraak, Hoge Raad (Civiele kamer), 11‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY4599
- Vindplaatsen
Conclusie 11‑01‑2013
Mr. L. Timmerman
Partij(en)
12/04913
Mr. L. Timmerman
Parket: 16 november 2012
Conclusie inzake:
[Verzoeker]
verzoeker tot cassatie
1.
Bij vonnis van 15 maart 2010 is de schuldsaneringsregeling uitgesproken ten aanzien van [verzoeker]. Bij vonnis d.d. 10 augustus 2012 heeft de rechtbank 's-Hertogenbosch de schuldsaneringsregeling tussentijds beëindigd zonder verlening van schone lei. Het hof 's-Hertogenbosch heeft dit vonnis bij arrest d.d. 16 oktober 2012 bekrachtigd, onder meer op de grond dat hij de op hem rustende informatieplicht niet naar behoren nakwam en hij geen begin van bewijs had overgelegd dat hij na 4 april 2011, de dag waarop hij daartoe verplicht werd, zou hebben gesolliciteerd. Bij een op 22 oktober 2012 per fax bij de griffie van de Hoge Raad binnengekomen verzoekschrift is [verzoeker] hiervan tijdig1. in cassatie gekomen.
2.
In cassatie wordt geklaagd dat het hof op grond van de door [verzoeker] aangedragen omstandigheden niet tot tussentijdse beëindiging had kunnen komen. Het gaat volgens het middel om de stellingen dat [verzoeker] van de sollicitatieplicht was ontheven omdat hij een inburgeringscursus volgde, dat hij geen sollicitatiebrieven kan schrijven omdat hij de Nederlandse taal niet machtig is, dat hij regelmatig contact heeft gehad met de bewindvoerder, dat hij ten gevolge van een ongeluk en een operatie die hij heeft moeten ondergaan niet kon werken en "last but not least" dat hij een IQ van 66 heeft. Deze omstandigheden miskennen dat [verzoeker] de rechter-commissaris niet heeft verzocht om vrijstelling van de op hem rustende sollicitatieplicht en dat hij, nu hij dat heeft nagelaten, aan die plicht had moeten voldoen en daarvan bewijs had moeten leveren. Als [verzoeker] inderdaad een IQ van 66 zou hebben en die omstandigheid voor hem een belemmering zou vormen om te voldoen aan de verplichtingen die voortvloeien uit de schuldsaneringsregeling, roept dat overigens de vraag op of hij wel - zonder meer - toegelaten had moeten worden tot de schuldsaneringsregeling gelet op het vereiste van art. 288 lid 1 onder c Fw.
3.
Conclusie
Ik concludeer tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De Procureur-Generaal bij de
Hoge Raad der Nederlanden
A-G
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 11‑01‑2013
Uitspraak 11‑01‑2013
Partij(en)
11 januari 2013
Eerste Kamer
12/04913
EE/IF
Hoge Raad der Nederlanden
Arrest
in de zaak van:
[Verzoeker],
wonende te [woonplaats],
VERZOEKER tot cassatie,
advocaat: mr. P.J.Ph. Dietz de Loos.
Verzoeker tot cassatie zal hierna ook worden aangeduid als [verzoeker].
1. Het geding in feitelijke instanties
Voor het verloop van het geding in feitelijke instanties verwijst de Hoge Raad naar de navolgende stukken:
- a.
het vonnis in de zaak met het insolventienummer R 10.148 van de rechtbank 's-Hertogenbosch van 10 augustus 2012,
- b.
het arrest in de zaak HV 200.111.975/01 van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 16 oktober 2012.
Het arrest van het hof is aan dit arrest gehecht.
2. Het geding in cassatie
Tegen het arrest van het hof heeft [verzoeker] beroep in cassatie ingesteld. Het cassatierekest is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
Het standpunt van de Procureur-Generaal L. Timmerman strekt tot niet-ontvankelijkverklaring van het cassatieberoep op de voet van art. 80a RO.
De advocaat van [verzoeker] heeft bij brief van 20 november 2012 op dat standpunt gereageerd.
3. Beoordeling van de ontvankelijkheid
De Hoge Raad is van oordeel dat de aangevoerde klachten geen behandeling in cassatie rechtvaardigen omdat de partij die het cassatieberoep heeft ingesteld klaarblijkelijk onvoldoende belang heeft bij het cassatieberoep dan wel omdat de klachten klaarblijkelijk niet tot cassatie kunnen leiden (zie het standpunt van de Procureur-Generaal onder 2).
De Hoge Raad zal daarom - gezien art. 80a van de Wet op de rechterlijke organisatie en gehoord de Procureur-Generaal - het beroep niet-ontvankelijk verklaren.
4. Beslissing
De Hoge Raad verklaart het beroep in cassatie niet-ontvankelijk.
Dit arrest is gewezen door de vice-president E.J. Numann als voorzitter en de raadsheren A.M.J. van Buchem-Spapens en C.A. Streefkerk, en in het openbaar uitgesproken door de raadsheer J.C. van Oven op 11 januari 2013.