Het proces-verbaal van de terechtzitting van het hof van 25 april 2019 houdt in als verklaring van de verdachte (p. 5): “Ik noem deze oogst mislukt, omdat ik er maar € 8.000,- of € 9.000,- mee heb verdiend en ik uit het dossier begrijp dat je er veel meer mee zou moeten verdienen.”
HR, 06-10-2020, nr. 19/02390
ECLI:NL:HR:2020:1559
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
06-10-2020
- Zaaknummer
19/02390
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Bijzonder strafrecht (V)
Materieel strafrecht (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2020:1559, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 06‑10‑2020; (Artikel 81 RO-zaken, Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2020:914
ECLI:NL:PHR:2020:914, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 25‑08‑2020
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2020:1559
- Vindplaatsen
Uitspraak 06‑10‑2020
Partij(en)
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
STRAFKAMER
Nummer 19/02390
Datum 6 oktober 2020
ARREST
op het beroep in cassatie tegen een arrest van het gerechtshof Den Haag van 9 mei 2019, nummer 22-001598-18, in de strafzaak
tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
1. Procesverloop in cassatie
Het beroep is ingesteld door de verdachte. Namens deze hebben R.J. Baumgardt, P. van Dongen en S. van den Akker, allen advocaat te Rotterdam, bij schriftuur een cassatiemiddel voorgesteld. De schriftuur is aan dit arrest gehecht en maakt daarvan deel uit.
De advocaat-generaal F.W. Bleichrodt heeft geconcludeerd tot verwerping van het beroep.
2. Beoordeling van het cassatiemiddel
De Hoge Raad heeft de klachten over de uitspraak van het hof beoordeeld. De uitkomst hiervan is dat deze klachten niet kunnen leiden tot vernietiging van die uitspraak. De Hoge Raad hoeft niet te motiveren waarom hij tot dit oordeel is gekomen. Bij de beoordeling van deze klachten is het namelijk niet nodig om antwoord te geven op vragen die van belang zijn voor de eenheid of de ontwikkeling van het recht (zie artikel 81 lid 1 van de Wet op de rechterlijke organisatie).
3. Beslissing
De Hoge Raad verwerpt het beroep.
Dit arrest is gewezen door de vice-president J. de Hullu als voorzitter, en de raadsheren E.S.G.N.A.I. van de Griend en J.C.A.M. Claassens, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 6 oktober 2020.
Conclusie 25‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Telen en aanwezig hebben van hennepplanten in een woning (art. 3.B en 3.C Opiumwet ) en diefstal van elektriciteit (art. 311 Sr). Motiveringsklacht pleegperiode en diefstal van elektriciteit. HR: art. 81.1 RO. Samenhang met 19/02392.
PROCUREUR-GENERAAL
BIJ DE
HOGE RAAD DER NEDERLANDEN
Nummer19/02390
Zitting 25 augustus 2020
CONCLUSIE
F.W. Bleichrodt
In de zaak
[verdachte] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1985,
hierna: de verdachte.
Het cassatieberoep
1. De verdachte is bij arrest van 9 mei 2019 door het gerechtshof Den Haag wegens onder 1 en 2 “de eendaadse samenloop van opzettelijk handelen in strijd met een in artikel 3 onder B van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd en opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod” en onder 3 “diefstal, waarbij de schuldige zich de toegang tot de plaats van het misdrijf heeft verschaft door middel van verbreking”, veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 150 uren, te vervangen door 75 dagen hechtenis. Daarnaast heeft het hof de benadeelde partij in haar vordering niet-ontvankelijk verklaard.
2. De zaak hangt samen met de ontnemingszaak tegen de verdachte met nummer 19/02392 P. In deze zaak zal ik vandaag ook concluderen.
3. Het cassatieberoep is ingesteld namens de verdachte. Mr. R.J. Baumgardt, mr. P. van Dongen en mr. S. van den Akker, advocaten te Rotterdam, hebben één middel van cassatie voorgesteld.
Het middel
4. Het middel bevat de klacht dat het hof de bewezenverklaringen, in het bijzonder de bewezen verklaarde pleegperiode van de hennepteelt en van de diefstal van de elektriciteit, onvoldoende met redenen heeft omkleed.
5. Ten laste van de verdachte is bewezen verklaard dat:
“1. hij in de periode van 12 februari 2015 tot 7 februari 2016 te Rotterdam, meermalen opzettelijk heeft geteeld in een pand aan de [a-straat] , telkens hoeveelheden van ongeveer 277 planten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
2. hij op 7 januari 2016 te Rotterdam, in een pand gelegen aan de [a-straat] , opzettelijk aanwezig heeft gehad 277 hennepplanten, zijnde hennep een middel als bedoeld in de bij de Opiumwet behorende lijst II
3. hij in de periode van 12 februari 2015 tot en met 7 februari 2016 te Rotterdam, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in een woning gelegen aan de [a-straat] heeft weggenomen een hoeveelheid elektriciteit/stroom, te weten 62.299 kWh, toebehorende aan Stedin Netbeheer B.V., zulks nadat hij, verdachte, dat weg te nemen goed onder zijn bereik had gebracht door middel van verbreking.”
6. Deze bewezenverklaring steunt op de volgende in de bijlage bij het arrest opgenomen bewijsmiddelen:
"1. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in hoger beroep van 25 april 2019 verklaard - zakelijk weergegeven -:
In juli 2015 heb ik samen met een vriend het pand aan de [a-straat 1] te Rotterdam leeg gehaald. Daarna hebben we de spullen voor de hennepkwekerij naar binnen gebracht en ben ik begonnen met bouwen.
2. De verklaring van de verdachte.
De verdachte heeft ter terechtzitting in eerste aanleg van 29 maart 2018 verklaard - zakelijk weergegeven -:
Het is juist dat ik in mijn woning aan de [a-straat 1] te Rotterdam een hennepkwekerij heb gehad. Ik was verantwoordelijk voor die kwekerij en ik heb die kwekerij zoveel mogelijk alleen opgebouwd.
De elektriciteit ten behoeve van de hennepkwekerij heb ik, nadat ik de zegels had verbroken, illegaal afgenomen.
Het in stand houden van de kwekerij deed ik ook zelf. De koolstoffilters heb ik nieuw gekocht, de andere spullen waren tweedehands.
3. Een proces-verbaal aantreffen hennepkwekerij d.d. 8 januari 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700- 2016008079-1. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 38 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaren:
Op 7 januari 2016 stelden wij een onderzoek in op het adres [a-straat 1] te Rotterdam. Op het genoemde adres staat de volgende persoon ingeschreven:
Achternaam : [verdachte]
Voornamen : [...]
Geboren : [geboortedatum] 1985
Het bleek dat op genoemd adres een hennepkwekerij met planten aanwezig was.
Kweekruimte
Wij zagen het volgende: de kweekruimte was gelegen in het souterrain van de woning. De kweekruimte had een afmeting van 6 bij 3.2 meter. Op de grond stonden grote plantenbakken gemaakt van hout alsmede een aantal kratten met daarin hennepplanten. Voorts was er in de kweekruimte een schakelbord alsmede een dompelvat aanwezig. Vanuit de kweekruimte werd de lucht afgezogen middels een aanjager waarna de lucht via de bovengelegen slaapkamer de woning aan de achterzijde verliet.
In totaal stonden er 277 hennepplanten. De gemiddelde hoogte van de planten was ongeveer 60 cm. Per m2 stonden er 14 planten. De plantenbakken waren gevuld met aarde. In totaal hingen er in de kweekruimte 18 assimilatielampen. Alle hennepplanten werden door middel van een irrigatiesysteem van een vloeistof voorzien. In de kweekruimte bevonden zich 2 koolstoffilters. De luchtverversing en luchtafvoer werd geregeld door een aan- en afzuiginstallatie.
Vaststelling hennep
Wij constateerden op grond van onze kennis en ervaring, opgedaan bij eerdere ontmantelingen van hennepkwekerijen, dat het hennepplanten waren. Wij constateerden, gezien de waargenomen uiterlijke kenmerken, kleur en vorm, en daarnaast de herkenbare geur dat de aangetroffen planten hennepplanten betroffen.
De bovenstaande hennep is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.
Stroomvoorziening
De stroomvoorziening van de hennepkwekerij is onderzocht door [betrokkene 1] , fraude-inspecteur bij netbeheerder Stedin. Hierbij werd geconstateerd dat de stroomvoorziening ten behoeve van de hennepkwekerij illegaal werd afgenomen. Vanaf de hoofdaansluitkast was een illegale kabel getrokken die naar het schakelbord van de kwekerij liep. Door de netwerkbeheerder Stedin werd aangifte gedaan van diefstal van stroom.
Wederrechtelijk verkregen voordeel door eerdere oogsten
Wij troffen omstandigheden aan die duiden op een of meer eerdere oogsten uit de exploitatie van de aangetroffen hennepkwekerij. Wij stelden het volgende vast:
Hennepresten
Op de vloer in de kweekruimte werden diverse oude bladeren aangetroffen die al verdord waren.
Kalkafzetting
In de kweekruimte werd een dompelvat aangetroffen waarin kalkafzetting en alggroei zichtbaar was. Kalkafzetting en alggroei ontstaat pas na langere tijd.
Stof op koolstoffilters
De aangetroffen koolstoffilters waren in de kwekerij bevestigd op steunen. Het filterdoek van de koolstoffilters was vervuild.
Stof op voorwerpen
Er lag stof op:
- de kappen van de armaturen van de assimilatielampen
- het stoffilter van de koolstofcilinder
- de aanwezige elektra
- het rotorblad van de ventilator
- de kachel
Vervuiling met stof in een hennepkwekerij treedt pas na langere tijd op en wordt veroorzaakt door kleine stofdeeltjes, voornamelijk afkomstig van het droge kweekmedium waarin de hennepplanten worden gekweekt. Door de sterke afzuiging van de afgewerkte lucht in de kwekerij komen deze stofdeeltjes op voormelde goederen terecht.
Verkleuring van houten latten
Het hout van de latten waaraan de assimilatielampen waren opgehangen was verkleurd op de plaatsen waar de lampen waren bevestigd aan de lat (het hof begrijpt: verkleurd op de plaatsen waar de lampen niet bevestigd waren aan de lat).
Knipscharen
In kweekruimte 1 waren knipschaartjes aangetroffen. Op deze knipschaartjes bevonden zich hennepresten.
Potgrond/wortelresten
In een kamer die ook in het souterrain was gelegen werd een aantal (vuilnis)zakken met potgrond aangetroffen. In deze potgrond bevonden zich gebruikte stekblokjes/rondjes en wortelresten. Verder hadden diverse stukken samengeperste potgrond dezelfde vorm en inhoud als de lege potten die in de kwekerij waren aangetroffen.
4. Een proces-verbaal van bevindingen d.d. 21 april 2016 van de politie Eenheid Rotterdam met nr. PL1700-2016008079-6. Dit proces-verbaal houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 53 e.v.):
als relaas van de betreffende opsporingsambtenaar:
op 7 januari 2016 werd in de woning van verdachte [verdachte] , aan de [a-straat 1] te Rotterdam, een hennepkwekerij aangetroffen met 277 hennepplanten.
In de kwekerij werden goederen aangetroffen die ter plaatse zijn vervuild. Op de fotografische afbeeldingen die bij de aangifte zijn gevoegd is duidelijk te zien dat de armaturen, de ventilatoren en houtbalken voorzien zijn van een (dikke) laag stof.
Als de verdachte alles tweedehands gekocht zou hebben dan is te verwachten dat er veel meer afdrukken in het (oude) stof zouden staan van het diverse keren vastpakken van die apparatuur.
Door de politieambtenaren werd geconstateerd dat het filterdoek van de koolstoffilters licht vervuild was. De overige apparatuur in de kweekruimte was wel behoorlijk vervuild. De verdachte verklaarde dat hij de koolstoffilters nieuw had gekocht. Gezien het verschil in vervuiling van de koolstoffilters (weinig vervuiling) en de overige apparatuur (veel vervuiling) is het aannemelijk dat de verdachte de betreffende koolstoffilters heeft vervangen. Over het algemeen gaan koolstoffilters vier a vijf oogsten mee voor deze worden vervangen.
In de kwekerij werden assimilatielampen met een productiedatum van januari 2015 aangetroffen. De verdachte verklaarde de lampen tweedehands gekocht te hebben. Het wordt op diverse hennepfora ten zeerste afgeraden om tweedehands lampen te kopen, omdat je niet kunt zien hoeveel branduren die inmiddels heeft gehad. Derhalve is het zeer aannemelijk dat de lampen die in de kweekruimte zijn aangetroffen nieuw zijn gekocht.
Volgens informatie van de ABN AMRO-bank bleek dat de verdachte in 2015 acht keer per kas geld op zijn rekening had gestort. De eerste storting was op 13 januari 2015 voor een bedrag van € 2.000,-. Totaal werd er € 18.980,- gestort. Volgens informatie van de belastingdienst had de verdachte in 2015 geen inkomen.
5. Een geschrift, zijnde een Rapportage diefstal energie, d.d. 21 januari 2016, opgemaakt en ondertekend door [verbalisant] , opsporingsambtenaar. Het houdt onder meer in - zakelijk weergegeven - (blz. 3 e.v.):
als verklaring van aangever [betrokkene 1] namens Stedin Beheer B. V. :
Aangever
[betrokkene 1]
"Ik ben als fraudespecialist in dienst van Stedin Netbeheer B.V.
Ik doe aangifte van: diefstal al dan niet door middel van braak of verbreking.
Datum: 07-01-2016
Adres: [a-straat 1] (het hof begrijpt: [a-straat 1])
Plaats: Rotterdam
Naam: [verdachte]
Diefstal is gepleegd in de periode van 12 februari 2015 t/m 7 januari 2016.
Op 7 januari 2016 was ik bij het pand [a-straat 1] te Rotterdam. Het betrof een benedenwoning. Bij controle van de netcomponenten (hoofdleiding, aansluiting en meetinrichting) van Stedin Netbeheer BV en de elektrische installatie in de meterkast van dat pand zag ik dat de verzegeling van het deksel van de hoofdaansluitkast verbroken was. Ik zag dat er aan de bovenzijde van de hoofdzekering(en) een illegale aansluiting was bijgeplaatst en aangesloten. Deze illegale aansluiting zat aangesloten voor de elektriciteitsmeter zodat alle elektriciteit die via deze illegale aansluiting werd afgenomen niet door de elektriciteitsmeter werd geregistreerd.
Deze illegale aansluiting was destijds bij het aansluiten van het pand op het elektriciteitsnet van Stedin Netbeheer BV niet in opdracht van Stedin Netbeheer BV geïnstalleerd.
Bij het volgen van die illegale aansluiting zag ik dat deze uitkwam in een onderverdeling van elektriciteit van waaruit de aanwezige hennepkwekerij ongemeten van elektriciteit werd voorzien.
Ik zag dat de kappen van de in de hennepkwekerij aanwezige assimilatielampen onder een dikke laag stof zaten, wat duidt dat deze al een langere tijd aanwezig waren. Ook zag ik een grote hoeveelheid vuilniszakken staan, gevuld met restkluiten met afgeknipte steel en wortel van hennepplanten. Op de vloer in de hennepkwekerij zag ik droge afvalbladeren en droge resten van hennepplanten liggen, kennelijk afkomstig van een eerdere hennepoogst. Ook zag ik een aantal scharen liggen met restanten van hennepproducten vermoedelijk gebruikt bij het knippen van een eerdere hennepoogst.
De aangetroffen henneprestanten waren zodanig vervuild dat deze niet alleen afkomstig waren van het knippen van de huidige hennepplanten.
Ik zag dat de in gebruik zijnde assimilatielampen een productiedatum hadden van januari 2015. Ik zag ook dat er op de houten latten onder de assimilatiekappen een enorme verkleuring te zien was (het hof begrijpt dat er een enorm kleurverschil te zien was tussen de plekken waar de houten bedekt waren geweest en de overige delen van de latten), wat betekent dat deze lampen en latten al een langere periode in gebruik waren.
Gezien de aangetroffen vervuiling van de hennepkwekerij was deze al zeer lang in gebruik. Aan de enorme vervuiling in de hennepkwekerij heb ik vastgesteld dat deze kwekerij ten minste 1 jaar in gebruik is geweest.
Naar aanleiding van deze inventarisatie en het door Stedin Netbeheer B.V. ingestelde onderzoek is door mij een berekening gemaakt waaruit blijkt dat er minimaal 62.299 kWh illegaal is afgenomen (weggenomen) ten behoeve van de hennepkwekerij en eventueel huishoudelijk verbruik.
Niemand had het recht of de toestemming van Stedin Netbeheer B.V. om het zegel te verbreken of wijziging in de bedrading aan te brengen. Niemand is gerechtigd de elektra, zijnde eigendom van Stedin Netbeheer B.V. op deze wijze weg te nemen en zich toe te eigenen."
7. Het bestreden arrest bevat de volgende bewijsoverwegingen:
“Bewijsoverwegingen
Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de raadsman zich op het standpunt gesteld dat de verdachte van een deel van de ten laste gelegde feiten moet worden vrijgesproken, omdat hij zich niet gedurende de gehele periode daaraan schuldig heeft gemaakt. De verdachte heeft verklaard dat hij pas in juli 2015 is begonnen met het telen van hennep en behalve de aangetroffen kweek van 49 dagen, slechts één (mislukte) oogst heeft gehad.
Grotendeels in navolging van de rechtbank overweegt het hof het volgende.
Het hof gaat er op basis van de volgende feiten en omstandigheden van uit dat de verdachte hennep teelde vanaf de tenlastegelegde startdatum van 12 februari 2015 tot de datum van het aantreffen van de hennepkwekerij op 7 januari 2016:
- -
de forse vervuiling van de apparatuur (zoals een dikke laag stof op armaturen/ventilatoren) in de kweekruimte terwijl dergelijke vervuiling bij hennepteelt pas na langere tijd ontstaat;
- -
het aantreffen van assimilatielampen met een productiedatum van januari 2015. Het wordt volgens het proces-verbaal (blz. 53) op diverse hennepfora met klem afgeraden om tweedehands lampen te kopen, omdat niet is te zien hoeveel branduren die inmiddels hebben gehad;
- -
de plaats van verkleuring van de houten latten, te weten op de plek op de latten waar de armaturen niet aan bevestigd waren;
- -
de geringe verkleuring van de aangetroffen koolstoffilters, die volgens de verdachte door hem nieuw waren aangeschaft. Koolstoffilters gaan doorgaans 4 a 5 oogsten mee;
- -
de vaststelling dat het filterdoek van de koolstoffilters bij verplaatsing van de bevestiging, daarvan op die plek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek;
- -
de witte, op kalk gelijkende, substantie aan de binnenzijde van het dompelvat en de alggroei daarin;
- -
de verdorde hennepresten;
- -
het feit dat op het rekeningnummer ten name van de verdachte sinds januari 2015 regelmatig kasstortingen zijn gedaan voor een totaalbedrag in 2015 van € 18.980,-, terwijl hij volgens de Belastingdienst in dat jaar geen inkomen had.
- -
Op basis van al deze omstandigheden gaat het hof met de rechtbank er van uit dat de verdachte in ieder geval op de tenlastegelegde startdatum in februari 2015 was gestart met het telen van hennep en op 7 januari 2016 ten minste vier oogsten heeft gehad.
Het feit dat de koolstoffilters slechts in geringe mate vervuild waren, doet daar niet aan af. De verdachte kan deze - mede gelet op de levensduur van vier of vijf oogsten - namelijk kort voor het aantreffen van de kwekerij hebben vervangen.
Het verweer van de verdachte dat hij alle spullen met uitzondering van de koolstoffilters tweedehands heeft gekocht en de vervuiling of verkleuring van deze voorwerpen niet door zijn hennepteelt is veroorzaakt, wordt op basis van de opgesomde feiten en omstandigheden verworpen. Hierbij is ook van belang dat - gezien de plaats van de vervuiling en verkleuring van de voorwerpen in de kwekerij - het niet anders kan zijn dan dat deze pas zijn opgetreden nadat de hennepkwekerij was opgezet.
Wat betreft de forse stortingen op zijn bankrekening geldt nog het volgende. Pas ter terechtzitting in eerste aanleg heeft de verdachte verklaard dat de stortingen op zijn bankrekening in 2015 door zijn vader zijn gedaan, omdat hij zijn vader heeft geholpen met zijn werk. Ter terechtzitting in hoger beroep heeft de verdachte verklaard dat deze stortingen afkomstig zijn van contante bedragen die hij zowel van zijn vader als van zijn toenmalige vriendin kreeg. Deze enkele stelling, nog steeds zonder nadere onderbouwing daarvan, weerlegt onvoldoende het vermoeden dat de stortingen afkomstig zijn uit de opbrengst van de hennepteelt in genoemde periode.
Het hof gaat uit van de tenlastegelegde kweekperiode van 12 februari 2015 tot 7 januari 2016. Het verweer dat hierop ziet, wordt verworpen.
De ter terechtzitting in hoger beroep afgelegde getuigenverklaring van de moeder van de verdachte geeft geen aanleiding om anders te oordelen. Hoewel de verdediging eerder die mogelijkheid heeft gehad heeft de verdediging pas in hoger beroep de getuige naar voren gebracht. Dit doet, mede in het licht van de overige bewijsmiddelen, zodanig ernstig twijfelen aan de geloofwaardigheid van deze verklaring, dat het hof hieraan voorbij gaat. Hetzelfde geldt voor de als productie 7 bij de pleitnotitie overgelegde verklaring van de zus van verdachte.”
8. Het middel valt uiteen in drie deelklachten, die zich toespitsen op de onder 1 en 3 bewezen verklaarde feiten. De eerste klacht houdt in dat het arrest van het hof ten aanzien van de bewezen verklaarde pleegperiode van 12 februari 2015 tot 7 januari 2016 innerlijk tegenstrijdig en/of onbegrijpelijk is, omdat het hof als bewijsmiddel heeft gebezigd de verklaring van de verdachte dat hij in juli 2015 het pand heeft leeggehaald, toen de spullen voor de hennepkwekerij naar binnen heeft gebracht en vervolgens is begonnen met bouwen. De tweede klacht houdt in dat de verwerping van het gevoerde verweer dat de verdachte de spullen tweedehands heeft aangeschaft in strijd is met de door het hof tot het bewijs gebezigde verklaring van de verdachte, voor zover deze inhoudt dat hij de spullen (met uitzondering van de koolstoffilters) tweedehands heeft aangeschaft. Deze klachten lenen zich voor gezamenlijke bespreking.
9. In feitelijke aanleg heeft de verdediging niet bestreden dat de verdachte hennep heeft geteeld en aanwezig heeft gehad en elektriciteit heeft weggenomen. In cassatie worden de desbetreffende oordelen van het hof evenmin bestreden. Door en namens de verdachte is ter terechtzitting in hoger beroep wel aangevoerd dat hij (pas) in juli 2015 is begonnen met het opbouwen van de hennepkwekerij en dat het, naast de aangetroffen kweek van 49 dagen, bij één ‘mislukte’1.oogst is gebleven. Het verweer richtte zich dus tegen de ten laste gelegde pleegperiode en hield in dat de verdachte niet vanaf februari 2015 hennep heeft geteeld, maar (pas) vanaf 1 september 2015, zodat hij ten dele moest worden vrijgesproken. De verdachte heeft in dat verband bij het hof verklaard dat hij in juli 2015 samen met een vriend het pand heeft leeggehaald en de hennepkwekerij is gaan opbouwen en in augustus 2015 is begonnen met kweken. Hij heeft ook verklaard dat hij hierbij tweedehands spullen heeft gebruikt, waarop al stof zat toen hij ze ophaalde, en dat hij de lampen met lat en al heeft aangeschaft.
10. Het hof heeft het verweer van de verdachte, voor zover inhoudende dat hij alle spullen met uitzondering van de koolstoffilters tweedehands heeft gekocht en de vervuiling of verkleuring van deze voorwerpen niet door zijn (langduriger) hennepteelt is veroorzaakt, uitdrukkelijk verworpen. Het hof heeft de volgende feiten en omstandigheden in aanmerking genomen: de forse vervuiling van de apparatuur in de kweekruimte, het aantreffen van assimilatielampen met productiedatum januari 2015 en het gegeven dat op hennepfora sterk wordt afgeraden tweedehands lampen te kopen, de plaats van verkleuring van de houten latten op de plekken waar de armaturen niet aan bevestigd waren, de geringe verkleuring van de aangetroffen koolstoffilters, die doorgaans vier á vijf oogsten mee gaan, de vaststelling dat het filterdoek van de koolstoffilters bij verplaatsing van de bevestiging daarvan op die plek een aanzienlijk lichtere kleur vertoonde ten opzichte van de kleur van het overige filterdoek, de witte, op kalk gelijkende substantie en alggroei in het dompelvat, de verdorde hennepresten en het feit dat op het rekeningnummer van de verdachte sinds januari 2015 regelmatig kasstortingen zijn gedaan tot een totaalbedrag van € 18.980,-, terwijl hij volgens de Belastingdienst in dat jaar geen inkomsten had. In de verwerping van het verweer van de verdachte ligt besloten dat het hof niet aannemelijk heeft geacht dat de verdachte pas in juli 2015 is begonnen met het bouwen van de hennepkwekerij.
11. Voor zover het middel op de veronderstelling berust dat een bewezenverklaring, inhoudende dat de verdachte in een bepaalde periode een feit heeft gepleegd, meebrengt dat de verdachte gedurende de gehele periode de hem verweten handelingen heeft verricht, is het tevergeefs voorgesteld. Die veronderstelling is immers onjuist.2.Vereist is dat uit de bewijsmiddelen kan worden afgeleid dat de verdachte in de bewezen verklaarde pleegperiode de daarin genoemde handelingen heeft verricht en niet dat de verdachte zich gedurende de gehele periode schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit. Aan dit vereiste voldoet de bestreden uitspraak.
12. Het bovenstaande laat onverlet dat de bewijsconstructie van het hof gebreken vertoont. Het hof heeft in de bewijsoverwegingen tot uitdrukking gebracht dat het ervan uitgaat dat de verdachte hennep teelde vanaf de ten laste gelegde startdatum van 12 februari 2015 tot de datum van het aantreffen van de hennepkwekerij (7 januari 2016). Ook het verweer dat de verdachte alle spullen, met uitzondering van de koolstoffilters, tweedehands heeft gekocht en de vervuiling of verkleuring van deze voorwerpen niet door zijn hennepteelt is veroorzaakt, heeft het hof uitdrukkelijk verworpen. Met deze overwegingen is niet te verenigen dat het hof de verklaringen van de verdachte dat hij in juli 2015 is begonnen met het bouwen van de hennepkwekerij (bewijsmiddel 1) en dat hij, met uitzondering van de koolstoffilters, de spullen tweedehands heeft gekocht (bewijsmiddel 2), onder de bewijsmiddelen heeft opgenomen. De stellers van het middel klagen hierover op zichzelf terecht.
13. Het voorafgaande hoeft echter niet tot vernietiging van de bestreden uitspraak te leiden. Daarbij wijs ik er nogmaals op dat voor een bewezenverklaring niet is vereist dat de verdachte zich gedurende de gehele periode schuldig heeft gemaakt aan het ten laste gelegde feit, terwijl uit de bewijsmiddelen wel kan worden afgeleid dat de verdachte de bewezen verklaarde gedragingen in de bewezen verklaarde periode heeft begaan. Daarbij komt dat uit de bewijsoverwegingen onmiskenbaar blijkt dat het hof deze onderdelen van de verklaringen bij vergissing heeft opgenomen. Als deze onderdelen van de verklaringen van de verdachte uit de bewijsmiddelen worden weggedacht, is de bewezenverklaring zonder meer toereikend gemotiveerd. Dat betekent dat de verdachte bij de klachten geen rechtens te respecteren belang heeft.3.
14. De derde klacht houdt in dat het hof ten onrechte als bewijsmiddel 4 heeft gebezigd een proces-verbaal van bevindingen, voor zover inhoudende dat het op diverse hennepfora ten zeerste wordt afgeraden om tweedehands assimilatielampen te kopen, zodat het zeer aannemelijk is dat de lampen nieuw gekocht zijn. Volgens de stellers van het middel is sprake van een conclusie van een verbalisant, terwijl daarbij niet blijkt dat die betreffende verbalisant deskundig is op dat gebied en die conclusie was voorbehouden aan de feitenrechter.
15. Ook deze klacht kan niet slagen. Een proces-verbaal van bevindingen van een opsporingsambtenaar bevat mededelingen van door hemzelf waargenomen of ondervonden feiten of omstandigheden. Wat geldt voor getuigenverklaringen op grond van art. 342, tweede lid, Sv, geldt ook hier: meningen, gissingen en gevolgtrekkingen zijn niet toegestaan.4.Wel kan de rechter (kennelijk) tot het oordeel komen dat een in het proces-verbaal neergelegde aanname of gevolgtrekking terecht is. De rechter maakt de aanname of conclusie dan (impliciet) tot de zijne. In een dergelijk geval kan cassatie achterwege blijven.5.
16. In het proces-verbaal van bevindingen dat het hof als bewijsmiddel 4 heeft opgenomen, heeft een opsporingsambtenaar geverbaliseerd over wat op diverse hennepfora wordt geschreven over het gebruik van tweedehands assimilatielampen en daarbij gerelateerd dat zeer aannemelijk is dat de lampen nieuw zijn gekocht. Het hof heeft dit proces-verbaal uitdrukkelijk betrokken in zijn bewijsoverwegingen en heeft door het gebruik van dit onderdeel van het proces-verbaal de overweging over de aannemelijkheid dat de lampen nieuw zijn aangeschaft tot de zijne gemaakt. Daarmee heeft het hof tot uitdrukking gebracht dat de desbetreffende conclusie naar zijn oordeel terecht is getrokken en dus is te vereenzelvigen met een door het hof gemaakte gevolgtrekking. Aldus bezien, kan het middel ook in zoverre niet tot cassatie leiden.
Slotsom
17. Het middel is tevergeefs voorgesteld en kan worden afgedaan met de aan art. 81, eerste lid, RO ontleende overweging.
18. Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen die tot vernietiging van de bestreden uitspraak aanleiding behoren te geven.
19. Deze conclusie strekt tot verwerping van het beroep.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG
Voetnoten
Voetnoten Conclusie 25‑08‑2020
Vgl. onder meer HR 2 juli 2002, ECLI:NL:HR:2002:AE3728, NJ 2002,536 (rov. 3.4), HR 16 oktober 1990, NJ 1991, 442 m.nt. Corstens (rov. 6.1 en 10.2), HR 13 oktober 1987, NJ 1988, 425 (rov. 8.1), HR 11 november 1986, NJ 1987, 536 (rov. 7.3).
Vgl. HR 11 september 2012, ECLI:NL:HR:2012:BX0146, NJ 2013/241, rov. 2.2.5, HR 20 mei 2014, ECLI:NL:HR:2014:1167, NJ 2014/382, HR 10 februari 2015, ECLI:NL:HR:2015:272, HR 24 maart 2015, ECLI:NL:HR:2015:715 en HR 7 juni 2016, ECLI:NL:HR:2016:1005, NJ 2016/430, rov. 2.5.1. Zie ook A.J.A. van Dorst, Cassatie in strafzaken, negende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 249-250. Vgl. ook HR 16 juni 2020, ECLI:NL:HR:2020:1054, rov. 2.5.2.
Corstens/Borgers, Het Nederlands strafprocesrecht, negende druk, Deventer: Wolters Kluwer 2018, p. 818 – 821.
Vgl. HR 3 januari 1984, ECLI:NL:HR:1984:AB8233, NJ 1984/443, HR 24 februari 1987, ECLI:NL:HR:1987:AC9737, NJ 1987/1020, HR 12 januari 1999, ECLI:NL:HR:1999:ZD1326, NJ 1999/247 en HR 11 juli 2000, ECLI:NL:HR:2000:AA6456, NJ 2002/373.