Einde inhoudsopgave
Verdrag tot samenwerking inzake octrooien
Artikel 57 Financiën
Geldend
Geldend vanaf 24-01-1978
- Bronpublicatie:
19-06-1970, Trb. 1973, 20 (uitgifte: 13-02-1973, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Inwerkingtreding
24-01-1978
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
04-07-1979, Trb. 1979, 104 (uitgifte: 04-07-1979, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Intellectuele-eigendomsrecht / Octrooirecht
1
a)
De Unie heeft een begroting.
b)
De begroting van de Unie omvat de eigen inkomsten en uitgaven van de Unie, en haar bijdrage aan de begroting van de gemeenschappelijke uitgaven van de Unies, die worden beheerd door de Organisatie.
c)
Als gemeenschappelijke uitgaven der Unies worden beschouwd de uitgaven die niet uitsluitend ten laste van de Unie komen maar tevens van een of meer andere Unies. Het aandeel van de Unie in deze gemeenschappelijke uitgaven is evenredig aan het belang dat deze uitgaven voor haar vertegenwoordigen.
2.
De begroting van de Unie wordt vastgesteld met inachtneming van de vereisten tot coördinatie met de begrotingen van de andere door de Organisatie beheerde Unies.
3.
Onverminderd de bepalingen van het vijfde lid wordt de begroting van de Unie gefinancierd uit de volgende bronnen van inkomsten:
- (i)
de taksen en gelden verschuldigd voor diensten verleend door het Internationale Bureau in verband met de Unie;
- (ii)
de verkoop van en de royalties op publikaties van het Internationale Bureau betreffende de Unie;
- (iii)
giften, legaten en subsidies;
- (iv)
huuropbrengsten, renten en overige inkomsten.
4.
De bedragen van de aan het Internationale Bureau verschuldigde taksen en gelden en de prijzen van zijn publikaties worden zo vastgesteld dat zij, onder normale omstandigheden, voldoende zijn om alle onkosten van het Internationale Bureau in verband met de uitvoering van dit Verdrag te dekken.
5
a)
Indien een boekjaar sluit met een tekort, betalen de Verdragsluitende Staten, met inachtneming van het bepaalde onder b) en c), bijdragen om dit tekort te dekken.
b)
De grootte van de bijdrage van elke Verdragsluitende Staat wordt bepaald door de Algemene Vergadering, met inachtneming van het aantal internationale aanvragen dat uit elk van de Staten in het betrokken jaar is binnengekomen.
c)
Indien andere middelen om een tekort of een gedeelte daarvan voorlopig te dekken worden verkregen, kan de Algemene Vergadering besluiten dat dit tekort wordt overgeboekt naar het volgende jaar en dat de Verdragsluitende Staten niet wordt gevraagd bijdragen te betalen.
d)
Indien de financiële situatie van de Unie zulks toelaat kan de Algemene Vergadering besluiten dat krachtens het bepaalde onder a) betaalde bijdragen worden terugbetaald aan de Verdragsluitende Staten die deze hebben betaald.
e)
Een Verdragsluitende Staat die niet binnen twee jaar na de door de Algemene Vergadering vastgestelde vervaldatum zijn bijdrage krachtens het bepaalde onder b) heeft betaald kan in geen der organen van de Unie zijn stemrecht uitoefenen. Elk orgaan van de Unie kan evenwel zulk een Staat vergunnen zijn stemrecht in dat orgaan te blijven uitoefenen, zolang het ervan overtuigd is dat de achterstalligheid wordt veroorzaakt door uitzonderlijke en onvermijdelijke omstandigheden.
6.
Indien de begroting niet is vastgesteld voor de aanvang van het nieuwe begrotingsjaar, wordt de begroting van het voorgaande jaar aangehouden volgens de werkwijze voorzien in het financieel reglement.
7
a)
De Unie bezit een operationeel fonds, gevormd door een eenmalige storting van elke Verdragsluitende Staat. Indien het fonds ontoereikend blijkt, treft de Algemene Vergadering regelingen voor bijstorting. Indien een deel van het fonds niet langer nodig is, wordt het terugbetaald.
b)
Het bedrag van de eerste storting door iedere Verdragsluitende Staat aan genoemd fonds of van zijn deelneming in de bijstorting wordt bepaald door de Algemene Vergadering op grond van overeenkomstige beginselen als die genoemd in het vijfde lid, onder b).
c)
De betalingsvoorwaarden worden vastgesteld door de Algemene Vergadering op voorstel van de Directeur-Generaal en na ingewonnen advies van de Coördinatiecommissie van de Organisatie.
d)
Elke terugbetaling is evenredig aan de door elke Verdragsluitende Staat betaalde bedragen met inachtneming van de tijdstippen waarop zij zijn betaald.
8
a)
In de overeenkomst betreffende de zetelvestiging, gesloten met de Staat op wiens grondgebied de Organisatie haar zetel heeft, wordt bepaald dat, telkens wanneer het operationele fonds niet toereikend is, die Staat voorschotten verstrekt. Het bedrag van deze voorschotten en de voorwaarden waarop zij worden verstrekt, vormen telkenmale het onderwerp van afzonderlijke overeenkomsten tussen deze Staat en de Organisatie. Zolang deze Staat gehouden is voorschotten te verstrekken, beschikt hij van rechtswege over een zetel in de Algemene Vergadering en in de Uitvoerende Commissie.
b)
De Staat bedoeld onder a) en de Organisatie hebben elk het recht de verplichting tot het verstrekken van voorschotten schriftelijk op te zeggen. De opzegging wordt van kracht drie jaar na afloop van het jaar waarin de kennisgeving is gedaan.
9.
Het nazien der rekeningen wordt verricht, op de wijze voorzien in het financieel reglement, door een of meer Verdragsluitende Staten of door onafhankelijke accountants. Zij worden, met hun instemming, aangewezen door de algemene Vergadering.