Rb. Den Haag, 28-06-2022, nr. 9832807
ECLI:NL:RBDHA:2022:6231
- Instantie
Rechtbank Den Haag
- Datum
28-06-2022
- Zaaknummer
9832807
- Vakgebied(en)
Personen- en familierecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBDHA:2022:6231, Uitspraak, Rechtbank Den Haag, 28‑06‑2022; (Beschikking)
Uitspraak 28‑06‑2022
Inhoudsindicatie
Artikel 1:438, lid 2, en artikel 1:443 BW. Betrokkene verzoekt de kantonrechter om machtiging om hoger beroep aan te tekenen tegen de beschikking van de kantonrechter van 17 mei 2022. Zij wil hiervoor een advocaat inschakelen en zij heeft voldoende geld om deze advocaat te betalen. Haar bewindvoerder wil hiervoor echter geen geld beschikbaar stellen. Machtiging wordt afgewezen omdat de procedure geen kans van slagen heeft.
Rechtbank DEN HAAG
Zittingsplaats 's-Gravenhage
Bm.nr.: [bm nummer]
Zaaknr.: 9832807 EJ VERZ 22-75517
Beschikking op een verzoek tot machtiging
van:
[verzoekster] ,
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] ,
wonende te [plaats] , [adres 1] ,
hierna te noemen betrokkene.
Procedure
De kantonrechter heeft naar aanleiding van diverse emails, met bijlagen, van betrokkene een zitting bepaald op 22 juni 2022. Ter zitting zijn verschenen: betrokkene, bijgestaan door haar begeleidster [naam] , en namens de bewindvoerder [beschermingsbewindvoerder] . De griffier heeft aantekeningen gemaakt van het verhandelde.
Feiten
Bij beschikking van 1 juni 2017 heeft de kantonrechter te Den Haag de goederen die (zullen) toebehoren aan betrokkene onder bewind gesteld wegens haar lichamelijke of geestelijke toestand, met aanstelling van Stichting CAV tot bewindvoerder. Betrokkene lijdt aan schizofrenie van het paranoïde type.
Rond augustus 2018 is betrokkene verhuisd van een zelfstandige woning naar een aanleunwoning.
Bij brief van 8 oktober 2018 heeft de bewindvoerder aan de kantonrechter verzocht om de oude woning door een bedrijf te laten ontruimen en reinigen, zodat de woning opgeleverd zou kunnen worden aan de woningbouwvereniging. Vanwege verzameldrift van betrokkene was de woning volgebouwd met spullen. Bij beschikking van 9 november 2018 is de machtiging verleend.
Betrokkene heeft op 1 oktober 2021 een klacht ingediend tegen Stichting GGZ Delfland bij de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg. Betrokkene klaagde over de uitvoering van haar verhuizing door de zorgaanbieder in 2018 en vorderde een schadevergoeding van € 25.000,--. De Geschillencommissie heeft bij beslissing van 7 maart 2022 verzoekster niet-ontvankelijk verklaard omdat verzoekster het geschil niet binnen twaalf maanden na de datum waarop de klacht bij de zorgaanbieder was ingediend aan de Geschillencommissie heeft voorgelegd.
Bij email van 19 april 2022 heeft betrokkene aan de bewindvoerder om toestemming gevraagd om een advocaat in te schakelen om in beroep te gaan tegen de beslissing van de Geschillencommissie. De bewindvoerder heeft de toestemming geweigerd en vervolgens bij brief van 4 mei 2022 aan de kantonrechter om machtiging gevraagd om een advocaat in te schakelen. Bij beschikking van 17 mei 2022 heeft de kantonrechter de machtiging geweigerd omdat “niet valt in te zien hoe betrokkene enige kans van slagen heeft in een beroepsprocedure.”
Verzoek
Betrokkene verzoekt de kantonrechter om machtiging om hoger beroep aan te tekenen tegen de beschikking van de kantonrechter van 17 mei 2022. Zij wil hiervoor een advocaat inschakelen en zij heeft voldoende geld om deze advocaat te betalen. Haar bewindvoerder wil hiervoor echter geen geld beschikbaar stellen. Dit is een wanhoopskreet, omdat niets doen tegen deze beslissing haar hoop op een beter bestaan zal laten vervliegen. Onrecht door toedoen van anderen blijft haar achtervolgen, wat slecht is voor haar broze gezondheid.
Bij haar verhuizing van de [adres 2] te [plaats] naar de [adres 1] te [plaats] heeft haar SPV-er, zonder haar toestemming, alle nog goed zijnde spullen en nostalgische familie fotoalbums door het verhuisbedrijf laten vernietigen. Betrokkene had juist zelf een lijst opgesteld van spullen die verhuisd moesten worden en die lijst aan GGZ Delfland gestuurd. Betrokkene heeft zelf maar een paar dingen, die ze nog snel kon pakken, kunnen meenemen. Al het overige is vernietigd. De schade is met name emotionele schade omdat zij haar huis niet zelf heeft kunnen ontruimen en als gevolg daarvan diverse spullen is kwijtgeraakt, waaronder alle dossiers van haar hele leven en ook enkele familie fotoalbums.
Verder wenst betrokkene aangifte te doen tegen haar tweede ex-man omdat die zijn dochter ingeschreven heeft (laten staan) op het adres van betrokkene van 1981 tot 1989, terwijl die dochter daar feitelijk niet woonde, waardoor betrokkene gedurende die jaren geen huursubsidie heeft ontvangen. Zij is hier pas in 2014 achter gekomen.
Door haar begeleidster is gevraagd waarom betrokkene, die 72 jaar oud is, geen kinderen heeft, en erg zuinig leeft, niet zelf zou mogen beschikken over haar spaargeld en mogen besluiten om hiervan een advocaat te betalen.
Verweer
De bewindvoerder voert, samengevat, het volgende verweer.
Betrokkene heeft genoeg spaargeld om extra uitgaven te doen. Die extra uitgaven gebeuren ook, als betrokkene daarom vraagt. In dit geval gaat het echter om de kosten van een advocaat voor een procedure die weinig zin heeft. Het gaat om het hoger beroep tegen de weigering om een machtiging te verlenen om een advocaat in te schakelen om beroep aan te tekenen tegen een beslissing van de Geschillencommissie die juist lijkt te zijn. Dat heeft dus weinig kans van slagen.
Beoordeling
Betrokkene strijdt al jaren tegen al het onrecht dat haar in het verleden is aangedaan door vele brieven te schrijven naar instanties. Zij noemt zichzelf “digibeet”. Haar brieven, met diverse bijlagen, laat ze scannen bij een printshop en daar via het emailadres van de printshop verzenden naar de instantie voor wie de brief bestemd is. Zij betaalt daar steeds enkele euro’s voor.
In dit geval heeft betrokkene ervoor gekozen om haar klacht over haar verhuizing, waarbij spullen verdwenen zijn, samen met een vordering tot schadevergoeding, bij de Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg aanhangig te maken. De Geschillencommissie heeft haar klacht niet ontvankelijk verklaard omdat het geschil niet binnen 12 maanden, na de datum waarop de cliënt de klacht bij de zorgaanbieder indiende, bij de commissie aanhangig heeft gemaakt (artikel 6, eerste lid, onder c, van het Reglement Geschillencommissie Geestelijke Gezondheidszorg). Betrokkene heeft op geen enkele wijze aannemelijk gemaakt dat zij de klacht wel binnen de termijn van 12 maanden heeft ingediend. De kans dat de beslissing (een bindend advies) door een rechter wordt vernietigd is daarom minimaal, zoals ook in de beschikking van de kantonrechter van 17 mei 2022 staat vermeld.
Beroep tegen de uitspraak van de Geschillencommissie dient binnen twee maanden te worden ingesteld, derhalve voor 7 mei 2022. Zelfs als het Gerechtshof in hoger beroep zou beslissen dat wel een machtiging had moeten worden verleend om een advocaat in te schakelen, dan is die beroepstermijn reeds verlopen. Het heeft dan ook weinig zin om hoger beroep aan te tekenen tegen de beschikking van de kantonrechter van 17 mei 2022.
Door haar begeleidster is gevraagd waarom betrokkene, die 72 jaar oud is, geen kinderen heeft, en erg zuinig leeft, niet zelf zou mogen beschikken over haar spaargeld en mogen besluiten om hiervan een advocaat te betalen.
Tijdens het bewind komt het beheer over de onder bewind staande goederen niet toe aan de rechthebbende maar aan de bewindvoerder. Tijdens het bewind kan de rechthebbende slechts met medewerking van de bewindvoerder of, indien deze weigerachtig is, met machtiging van de kantonrechter over de onder het bewind staande goederen beschikken (artikel 1:439 BW).
Tijdens het bewind vertegenwoordigt de bewindvoerder bij de vervulling van zijn taak de rechthebbende in en buiten rechte (artikel 1:441, eerste lid, BW). De bewindvoerder kan alvorens in rechte op te treden zich te zijner verantwoording doen machtigen door de rechthebbende of, indien deze daartoe niet in staat of weigerachtig is, door de kantonrechter (artikel 1:443 BW).
Uit het vorenstaande volgt dat betrokkene niet zelf over haar spaargeld kan beschikken en dat de beslissing om een advocaat in te schakelen om een procedure aanhangig te maken aan de bewindvoerder is. Betrokkene kan de bewindvoerder wel vragen om een procedure aanhangig te maken. Als de bewindvoerder daartoe niet genegen is, kan de kantonrechter gevraagd worden om machtiging te verlenen, zoals in dit geval ook is gebeurd.
Ten slotte heeft betrokkene nog aangegeven dat zij aangifte wil doen tegen haar tweede ex-man omdat die zijn dochter ingeschreven heeft (laten staan) op het adres van betrokkene van 1981 tot 1989, terwijl die dochter daar feitelijk niet woonde, waardoor betrokkene gedurende die jaren geen huursubsidie heeft ontvangen. Zij is hier in 2014 achter gekomen.
De kantonrechter heeft hier geen taak. Aangifte van een strafbaar feit dient te worden gedaan bij de politie. Dat kan betrokkene zelf doen. Op grond van de door haar aangegeven jaartallen is echter niet waarschijnlijk dat een aangifte tot strafvervolging zal leiden. De door betrokkene aangedragen feiten hebben te lang geleden plaatsgevonden.
Gelet op het vorenstaande zal het machtigingsverzoek worden afgewezen.
Beslissing
De kantonrechter:
- weigert de gevraagde machtiging.
Deze beschikking is gegeven door mr. D. de Loor, kantonrechter te Den Haag, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 juni 2022.
Tegen deze beslissing kan door indiening van een beroepschrift (door een advocaat) ter griffie van het Gerechtshof Den Haag hoger beroep worden ingesteld:
a. door de verzoeker en door de in de procedure verschenen belanghebbenden, binnen drie maanden na de dag van de uitspraak.
b. door andere belanghebbenden binnen drie maanden na de betekening daarvan of nadat de beschikking hun op andere wijze bekend is geworden.