Rb. Breda, 02-09-2010, nr. 800567-10 [P]
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN5667
- Instantie
Rechtbank Breda
- Datum
02-09-2010
- Zaaknummer
800567-10 [P]
- LJN
BN5667
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBBRE:2010:BN5667, Uitspraak, Rechtbank Breda, 02‑09‑2010; (Eerste aanleg - meervoudig)
Uitspraak 02‑09‑2010
Inhoudsindicatie
"Rechtbank veroordeelt man tot gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes voorwaardelijk wegens uitbarsting van geweld na verkeersincident. Poging tot doodslag is niet bewezen. Geen noodweer(exces). Verdachte is verminderd toerekeningsvatbaar en wordt verplicht zich door de GGZ te laten behandelen en agressieregulatietherapie te volgen
Partij(en)
RECHTBANK BREDA
Sector strafrecht
parketnummer: 800567-10 [P]
vonnis van de meervoudige kamer d.d. 2 september 2010
in de strafzaak tegen
[verdachte]
geboren op [datum en plaats]
wonende te [adres]
thans gedetineerd in het huis van bewaring De Boschpoort te Breda
raadsvrouw mr. Van Beurden, advocaat te Waalwijk
- 1.
Onderzoek van de zaak
De zaak is inhoudelijk behandeld op de zitting van 19 augustus 2010, waarbij de officier van justitie, mr. Van Damme, en de verdediging hun standpunten kenbaar hebben gemaakt.
2. De tenlastelegging
De tenlastelegging is als bijlage aan dit vonnis gehecht. De tenlastelegging is gewijzigd overeenkomstig artikel 313 van het Wetboek van Strafvordering.
De verdenking komt er, kort en feitelijk weergegeven, op neer dat verdachte:
Feit 1:
heeft geprobeerd [slachtoffer] te doden dan wel zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, dan wel dat verdachte [slachtoffer] heeft mishandeld;
Feit 2:
[slachtoffer] heeft bedreigd met de dood of met zware mishandeling;
Feit 3:
zich met geweld heeft verzet tegen zijn aanhouding door de politie;
Feit 4:
een auto heeft vernield.
3. De voorvragen
De dagvaarding is geldig.
De rechtbank is bevoegd.
De officier van justitie is ontvankelijk in de vervolging.
Er is geen reden voor schorsing van de vervolging.
4. De beoordeling van het bewijs
4.1
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte alle tenlastegelegde feiten heeft gepleegd en baseert zich daarbij op de aangiften en de verklaringen van de getuigen. Naar de mening van de officier van justitie blijkt uit alle verklaringen dat verdachte de aanvaller was en dat aangever zich tegen hem heeft moeten verdedigen. Ten aanzien van de onder feit 3 tenlastegelegde wederspannigheid wijst de officier van justitie op de ambtsedig opgemaakte processen-verbaal van bevindingen.
4.2
Het standpunt van de verdediging
De verdediging is van mening dat de rechtbank niet tot een bewezenverklaring kan komen en stelt dat verdachte werd aangevallen door aangever en dat verdachte zich heeft moeten verdedigen. Verdachte ontkent met de wielmoersleutel aangever geslagen te hebben. Hij had volgens de raadsvrouw ook geen opzet om aangever te doden of te mishandelen. Hij heeft wel geweld gebruikt en daardoor ook letsel toegebracht bij aangever, maar hierbij handelde verdachte uit noodweer, aldus de raadsvrouw. Bij het gooien met de stenen door verdachte was sprake van noodweerexces. Ook de vernieling van de auto is naar de mening van de raadsvrouw niet opzettelijk gedaan. Voorts ontkent verdachte zich te hebben verzet tegen de aanhouding. De raadsvrouw verzoekt primair om vrijspraak van alle tenlastegelegde feiten. Zij verzoekt subsidiair om ontslag van alle rechtsvervolging vanwege noodweer(exces).
4.3
Het oordeel van de rechtbank
Feit 1, 2 en 4:
Op 13 mei 2010 is aangever [slachtoffer] aan het hardlopen in Oisterwijk. Bij een T-splitsing aangekomen ziet hij een auto met hoge snelheid aan komen rijden, die maar net vóór de splitsing tot stilstand komt. [slachtoffer] maant de bestuurder van de auto (verdachte) middels een handgebaar rustiger aan te doen. Daarop stapt verdachte uit. Hij komt met gespreide armen met flinke pas op aangever afgelopen en hij roept vrijwel direct: “Ik maak je af” . Verdachte duwt aangever en scheldt hem uit. Verdachte slaat met zijn rechtervuist tegen de schouder van aangever. Aangever duwt verdachte van zich af, maar die slaat daarna met zijn vuist tegen het gezicht van aangever. Aangever ziet dat verdachte weer wil aanvallen en slaat daarop met zijn vuist in het gezicht van verdachte. Ondanks deze klap, valt verdachte opnieuw aan. Aangever trapt hem tegen de borstkas en grijpt verdachte vast. Daarop voelt aangever pijn in zijn geslachtsdeel . Later blijkt dat verdachte aangever in zijn geslachtsdeel gebeten heeft . Getuige [getuige 1] ziet dit alles vanaf het begin van het incident gebeuren. Zij ziet dat verdachte agressief reageert en meteen begint te schoppen en slaan en aangever probeert te raken waar hij hem raken kan. Aangever wordt onder andere op zijn hoofd geslagen en verdachte slaat zeker 7 tot 8 keer. Zij hoort verdachte tegen aangever schreeuwen: “Ik maak je kapot”. Ze ziet dat verdachte aangever meermalen schopt. Dan ziet zij dat verdachte een ijzeren staaf uit zijn auto haalt en ermee op los begint te slaan. Zij ziet dat aangever met de staaf onder andere op zijn bovenbeen en rug geraakt wordt. Verdachte slaat ook in de richting van het hoofd van aangever, wat die probeert af te weren met zijn armen en handen. Verdachte slaat ook een paar keer mis, doordat aangever wegspringt en doordat verdachte helemaal dol is geworden. Verdachte roept daarbij: “Ik sla uw kapot” . Aangever herkent de ijzeren staaf meteen als een wielsleutel. Hij hoort verdachte tegen hem roepen: “Ik ga jou helemaal in elkaar slaan, ik sla je hersens in, mongool”. Hij ziet dat verdachte op hem afstormt en begint te slaan. Hij voelt dat hij met die sleutel geraakt wordt tegen zijn linkerzij, aan de onderkant van zijn ribben. Hij probeert met zijn armen en handen af te weren, maar wordt ook een paar maal op zijn hoofd geraakt. Uiteindelijk weet aangever de sleutel ook vast te pakken, zodat verdachte er niet meer mee kan slaan . Dat verdachte aangever slaat met een ijzeren pijp, wordt ook gezien door getuige [getuige 2]. Die is met zijn auto aan komen rijden op het incident. Hij ziet dat aangever door de verdachte met een wielmoersleutel geslagen wordt en onder andere op zijn bovenlichaam, op zijn ribben geraakt wordt. Hij ziet dat aangever probeert met zijn armen het slaan af te weren. Getuige [getuige 2] ziet dat verdachte een trottoirband oppakt en kapot gooit op de grond. Hij ziet dat verdachte de stukken steen in de richting van aangever gooit. Eén van de stukken steen mist aangever en slaat tegen de linkerzijkant van de auto van [getuige 2], waardoor een kras ontstaat . Aangever kan een aantal van de stenen ontwijken, maar weert er ook één af met zijn linkerpols, waardoor zijn horloge beschadigt. Een andere steen weert hij af met de binnenkant van zijn linkerhand . Op enig moment komen de broer en de vader van verdachte ter plaatse. Verdachte wordt door zijn broer stevig vastgepakt en in de auto gezet . Door een arts wordt geconstateerd dat aangever na het incident een ribfractuur, meerdere blauwe plekken, een zwelling op het hoofd en een bijtwond in de penis heeft .
Feit 3:
Enige tijd later wordt verdachte in de woning van zijn ouders aangehouden door de politie in verband met het bovengenoemde incident. Verdachte wordt hierbij zichtbaar agressief. De politieagenten proberen verdachte met een nekklem onder controle te brengen om hem te kunnen boeien. Na een worsteling lukt dit . Verdachte wordt door de hal van de woning naar buiten begeleid. Verdachte trapt dan met beide benen opzettelijk en met kracht naar achteren, onder andere tegen het been van verbalisant [naam verbalisant] die achter hem loopt. Verdachte beweegt wild met zijn bovenlichaam .
Onder feit 1 is het fysieke geweld van verdachte tegen aangever tenlastegelegd. De rechtbank ziet zich voor de vraag gesteld hoe deze handelingen gekwalificeerd dienen te worden. De rechtbank stelt vast dat het met kracht slaan met een wielmoersleutel tegen het hoofd van een slachtoffer een poging tot doodslag kan zijn, aangezien hierdoor de aanmerkelijke kans op de dood kan ontstaan. In dit geval is aangever met de wielmoersleutel geraakt op zijn hoofd, maar dit lijkt niet met een zodanige gerichte kracht geweest te zijn dat hierdoor de aanmerkelijke kans op de dood is ontstaan. Uit de geneeskundige verklaring blijkt niet dat aangever aan zijn hoofd ernstig verwond is geraakt. De rechtbank constateert dat aangever met de wielmoersleutel op het hoofd geraakt is doordat verdachte, zoals getuige [getuige 1] verklaart, helemaal dol was en overal probeerde te slaan. De rechtbank kwalificeert het fysieke geweld dan ook niet als een poging tot doodslag en zij zal verdachte hiervan vrijspreken. Van een poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel is naar het oordeel van de rechtbank wel sprake. Immers, uit de verklaringen van de getuigen blijkt dat verdachte wel gericht en met kracht tegen het bovenlichaam van aangever heeft geslagen. Hierdoor is bij aangever een ribfractuur ontstaan. Het is een feit van algemene bekendheid dat door met een ijzeren voorwerp tegen de romp te slaan, zoals in dit geval tegen de ribben, zwaar lichamelijk letsel kan ontstaan. Aangever had immers evengoed op vitale organen geraakt kunnen worden, waardoor het letsel ernstiger geweest had kunnen zijn. Aangever is tevens met de wielmoersleutel meerdere malen op zijn armen en handen geraakt. Verdachte heeft daarnaast aangever in zijn geslachtsdeel gebeten, tegen het hoofd en lichaam gestompt, tegen het lichaam geschopt en tot slot stukken steen naar hem gegooid, waardoor verdachte geraakt is. De rechtbank acht gezien deze feiten de onder feit 1 subsidiair tenlastegelegde poging tot het toebrengen van zwaar lichamelijk letsel wettig en overtuigend bewezen.
Gezien de bovenstaande bewijsmiddelen acht de rechtbank tevens de onder feit 2 tenlastegelegde bedreiging, de onder feit 3 tenlastegelegde wederspannigheid en de onder feit 4 tenlastegelegde vernieling wettig en overtuigend bewezen.
Door de verdediging is aangevoerd dat de getuigen bekenden zijn van aangever en dat zij na het incident, in afwachting van de komst van de politie, de zaken hebben besproken. De raadsvrouw heeft hieraan geen conclusie verbonden, maar de rechtbank begrijpt deze stelling zodanig dat naar de mening van de verdediging de verklaringen van de getuigen niet betrouwbaar zijn en derhalve niet kunnen meewerken aan het bewijs. De rechtbank verwerpt dit verweer. De rechtbank constateert dat getuige [getuige 1] een kennis is van aangever. Zij is echter toevallig bij het incident betrokken geraakt. Zij verklaart gedetailleerd over hetgeen zij heeft waargenomen. Wat zij verklaart komt overeen met wat aangever zelf en de andere getuigen verklaren. De andere getuigen hebben geen relatie met aangever of met verdachte. Zij hebben geen enkel belang anders te verklaren dan zij hebben gezien en gehoord. De rechtbank constateert dat alle verklaringen in één richting wijzen, en dat die richting tegengesteld is aan de verklaring die verdachte geeft over de gebeurtenissen. Hierbij merkt de rechtbank bovendien op dat de vriendin van verdachte verklaart dat hij agressief was en doordraaide. Ook de broer van verdachte verklaart dat verdachte goed agressief was en een soort vuur in zijn ogen had, alsof hij iemand iets wilde aandoen. De rechtbank oordeelt gelet op het bovenstaande dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar zijn en heeft deze dan ook gebruikt voor het bewijs.
In het verlengde hiervan heeft de verdediging betoogd dat aangever de eerste klap heeft uitgedeeld en dat verdachte enkel heeft geprobeerd zich tegen de voortdurende aanvallen van aangever te verdedigen. Verdachte handelde naar de mening van de raadsvrouw uit noodweer. Pas later escaleerde de situatie en is verdachte, zoals hij zelf ter zitting heeft verklaard, te ver gegaan. Hij heeft toen de stenen naar aangever gegooid. Dit was echter het gevolg van een hevige gemoedsbeweging, zodat naar de mening van de raadsvrouw verdachte een beroep op noodweerexces toekomt. De rechtbank wijst allereerst op de voorgaande overweging. De verklaring van verdachte dat juist hij werd aangevallen en zich diende te verdedigen, vindt geen steun in de overige bewijsmiddelen. Om die reden verwerpt de rechtbank het beroep op noodweer. Ten overvloede oordeelt de rechtbank dat het beroep op noodweer bovendien faalt omdat is komen vast te staan dat verdachte uit de auto is gestapt. Hij deed dit, zoals hij ter zitting verklaarde, om verhaal te halen voor het handgebaar dat aangever naar hem maakte. Uit vaste jurisprudentie volgt dat indien iemand zelf de confrontatie opzoekt, zoals hier is gebeurd, dat aan een geslaagd beroep op noodweer in de weg staat. Er was immers op dat moment geen sprake van een noodzakelijke verdediging.
Nu naar het oordeel van de rechtbank geen noodweersituatie is ontstaan, kan het beroep op noodweerexces onbesproken blijven.
De raadsvrouw heeft bovendien aangevoerd dat verdachte bij de tenlastegelegde feiten 1, 3 en 4 niet opzettelijk heeft gehandeld en om die reden dient te worden vrijgesproken. Voor wat betreft feit 1 en 3 blijkt uit de keuze van de bewijsmiddelen dat verdachte naar het oordeel van de rechtbank wel degelijk opzettelijk heeft gehandeld. Voor wat betreft feit 4 zou betoogd kunnen worden dat verdachte de steen gooide om aangever te raken en dus niet de opzet had om de auto van [getuige 2] te beschadigen. De rechtbank oordeelt dat door op die manier met stenen te gooien, verdachte bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat hierdoor niet alleen de persoon geraakt werd die hij zelf wilde raken, maar dat ook voorwerpen in de directe omgeving, zoals in dit geval de auto van [getuige 2], geraakt werd en beschadigd raakte. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
4.4
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
Feit 1 subsidiair:
op 13 mei 2010 te Oisterwijk ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- -
met een wielmoersleutel meermalen, tegen het hoofd en de armen en de handen en het (boven)lichaam heeft geslagen en/of met die wielmoersleutel zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar het hoofd, van die [slachtoffer] en
- -
met kracht in het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft gebeten
- -
die [slachtoffer] meermalen, tegen het hoofd en het lichaam heeft gestompt en
- -
die [slachtoffer] meermalen, tegen het lichaam heeft geschopt en
- -
een steen tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
Feit 2:
op 13 mei 2010 te Oisterwijk [slachtoffer] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een wielmoersleutel, ter hand genomen en daarmee slaande en zwaaiende bewegingen gemaakt naar en die [slachtoffer] en (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : “ik sla je hersens in” en “ik maak je af” en “ik sla je kapot";
Feit 3:
op 13 mei 2010 te Oisterwijk, toen aldaar in uniform geklede dienstdoende politieambtenaren [namen verbalisanten] verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad ontdekte strafbare feiten hadden aangehouden en hadden vastgegrepen, teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtenaren werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun bediening, heeft verzet door te trappen in de richting van die politieambtenaren en door tegen het been van die [naam verbalisant] te trappen en wild met zijn bovenlichaam te bewegen;
- 4.
op 13 mei 2010 te Oisterwijk opzettelijk en wederrechtelijk een personenauto (Renault Megane Scenic), toebehorende aan [getuige 2] heeft beschadigd.
De rechtbank acht niet bewezen hetgeen meer of anders is ten laste gelegd. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
5. De strafbaarheid
Zoals onder 4.3 is gemotiveerd, volgt de rechtbank het beroep van verdachte op noodweer niet en is het beroep op noodweerexces eveneens verworpen.
Er zijn geen feiten of omstandigheden aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten. Dit levert de in de beslissing genoemde strafbare feiten op.
De raadsvrouw heeft betoogd dat de tenlastegelegde feiten verdachte niet kunnen worden toegerekend vanwege de gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Anders dan de raadsvrouw is de rechtbank van oordeel dat de conclusie dat de feiten niet aan verdachte kunnen worden toegerekend, niet kan volgen uit de gedragskundige rapportages. De rechtbank verwerpt derhalve het verweer.
Verdachte is strafbaar, omdat niet is gebleken van een omstandigheid die zijn strafbaarheid uitsluit.
6. De strafoplegging
6.1
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie vordert aan verdachte op te leggen een gevangenisstraf van 24 maanden met aftrek van voorarrest, waarvan 8 maanden voorwaardelijk. Hij vordert als bijzondere voorwaarden op te leggen dat verdachte zich onder toezicht van de reclassering dient te stellen, dat verdachte een agressieregulatietherapie volgt en dat hij zich ambulant laat behandelen door de GGZ of een soortgelijke instelling. De officier van justitie wijst hierbij op de mate van geweld die verdachte gebruikt heeft en de invloed die dit op aangever en zijn familie heeft gehad. De officier van justitie wijst daarnaast op de psychologische rapportage waaruit blijkt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is.
Voorts verzoekt de officier van justitie de in beslag genomen voorwerpen verbeurd te verklaren. Hij acht de vordering van de benadeelde partij in zijn geheel toewijsbaar.
6.2
Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw heeft zich op het standpunt gesteld dat de rechtbank tot vrijspraak en/of tot ontslag van alle rechtsvervolging moet komen en heeft verzocht om opheffing van de voorlopige hechtenis. Zij gaat akkoord met verbeurdverklaring van de in beslag genomen goederen. De verdediging gaat tevens akkoord met toewijzing van de materiële schade aan de benadeelde partij. Voor wat betreft de immateriële schade refereert de raadsvrouw zich aan het oordeel van de rechtbank.
6.3
Het oordeel van de rechtbank
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan een uitbarsting van geweld die plaatsvond na een zeer geringe aanleiding. Hij heeft hierbij meerdere malen geslagen, geschopt, gebeten, geslagen met een metalen voorwerp en met stenen gegooid. Hierbij wist verdachte van geen ophouden, hij bleef maar terugkomen, ondanks dat aangever hem probeerde tot kalmte te manen en ondanks dat aangever fysiek weerstand bood. Verdachte heeft zich verloren in agressie en kon slechts met moeite door zijn eigen familie gestopt worden. Als na enige tijd de politie komt, leidt dit opnieuw tot agressie van verdachte. De rechtbank neemt het verdachte kwalijk dat hij zonder serieuze aanleiding zoveel geweld heeft gebruikt.
De materiële schade van het geweld is gelukkig relatief beperkt gebleven. Een auto van een willekeurige voorbijganger is beschadigd en aangever heeft flink letsel opgelopen, maar gezien de mate van geweld, had dit ook vele malen erger kunnen zijn. Dat aangever goed in staat bleek om weerstand te bieden aan het geweld van verdachte, heeft de afloop vermoedelijk gunstig beïnvloed. De immateriële schade is echter behoorlijk. Het incident heeft langere tijd invloed gehad op het leven van aangever en zijn familie. Maar zij zijn niet de enigen die door het incident geraakt zijn. Het vond plaats op de openbare weg en op klaarlichte dag. Meerdere mensen zijn getuige geweest en uit hun verklaringen blijkt dat zij schrokken van het geweld. Ook op hun gevoel van veiligheid is door het handelen van verdachte inbreuk gemaakt.
Verdachte heeft tijdens de zitting spijt betuigd en zijn excuses aangeboden aan aangever. De rechtbank constateert echter ook dat verdachte bij het standpunt blijft dat hij werd aangevallen en dat hij het werkelijke slachtoffer is. Deze houding baart de rechtbank zorgen. Het lijkt erop dat verdachte onvoldoende beseft wat er is voorgevallen en hiervoor in ieder geval geen volledige verantwoordelijkheid wil nemen. Gezien deze houding is een flinke waarschuwing naar verdachte op zijn plaats.
Uit het onderzoek dat door psycholoog [naam deskundige] naar verdachte gedaan is, blijkt dat de boosheid van verdachte vooral voort komt uit een borderline persoonlijkheidsstoornis en kenmerken van een post traumatische stressstoornis, waarbij angst en agressie als het ware samenvloeien. Verdachte ervaart de wereld als vijandig en voelt zich snel beledigd. In situaties die bij hem boosheid opwekken, zal hij snel de controle verliezen waarna een woede-uitbarsting volgt. Drs. [naam deskundige] concludeert dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Verdachte heeft adequate interventie nodig omdat er anders sprake is van een vrij hoog recidiverisico.
De rechtbank volgt de door de deskundige getrokken conclusie en maakt die tot de hare. De rechtbank beschouwt het als een positief punt dat verdachte zelf al op zoek is gegaan naar passende hulp om met zijn agressie om te gaan.
Alles afwegende is de rechtbank van oordeel dat een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden noodzakelijk is. De rechtbank ziet geen ruimte voor een andere of lichtere sanctie. Wel ziet de rechtbank aanleiding een deel daarvan, te weten zes maanden, voorwaardelijk op te leggen. Deze voorwaardelijke straf maakt een verplichte begeleiding door de reclassering mogelijk. De rechtbank legt hierbij als bijzondere voorwaarden op dat verdachte zich houdt aan de aanwijzingen die de reclassering hem geeft, dat hij deelneemt aan een agressieregulatietraining en dat hij zich voor zijn borderline persoonlijkheidsstoornis ambulant laat behandelen via GGZ Breburg of een soortgelijke instelling.
7. De benadeelde partij
De benadeelde partij [slachtoffer] vordert een schadevergoeding van € 578,21 voor de feiten 1 en 2.
De rechtbank is van oordeel dat de schade een rechtstreeks gevolg is van deze bewezen verklaarde feiten, waarvan € 78,21 ter zake van materiële schade (voortvloeiend uit feit 1) en € 500,- ter zake van immateriële schade, en acht verdachte aansprakelijk voor die schade.
Het gevorderde acht zij tot dat bedrag voldoende aannemelijk gemaakt en zij zal de vordering tot dat bedrag toewijzen.
Met betrekking tot de toegekende vordering benadeelde partij zal de rechtbank tevens de schadevergoedingsmaatregel opleggen.
- 8.
Het beslag
- 8.1.
De verbeurdverklaring
De rechtbank acht de hierna in de beslissing genoemde in beslag genomen voorwerpen vatbaar voor verbeurdverklaring.
Gebleken is dat de wielmoersleutel aan verdachte toebehoort en dat feiten 1 en 2 zijn begaan met behulp van dat voorwerp. De feiten 1 en 4 zijn begaan met behulp van de in beslag genomen stoepstenen.
- 9.
- 10.
De beslissing
De rechtbank:
Vrijspraak
- -
spreekt verdachte vrij van het onder feit 1 primair tenlastegelegde feit;
Bewezenverklaring
- -
verklaart het ten laste gelegde bewezen, zodanig als hierboven onder 4.4 is omschreven;
- -
spreekt verdachte vrij van wat meer of anders is ten laste gelegd;
Strafbaarheid
- -
verklaart dat het bewezen verklaarde de volgende strafbare feiten oplevert:
feit 1 subsidiair: Poging tot zware mishandeling;
feit 2: Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
feit 3: Wederspannigheid;
feit 4: Opzettelijk en wederrechtelijk enig goed dat geheel of ten dele aan een ander toebehoort, beschadigen;
- -
verklaart verdachte strafbaar;
Strafoplegging
- -
veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 18 maanden, waarvan zes maanden voorwaardelijk met een proeftijd van twee jaar;
- -
bepaalt dat het voorwaardelijke deel van de straf niet ten uitvoer wordt gelegd, tenzij de rechter tenuitvoerlegging gelast:
- *
omdat verdachte zich voor het einde van de proeftijd schuldig maakt aan een strafbaar feit;
- *
omdat verdachte tijdens de proeftijd de bijzondere voorwaarden niet heeft nageleefd;
- -
stelt als bijzondere voorwaarden:
- -
dat verdachte zich tijdens de proeftijd moet gedragen naar de voorschriften en aanwijzingen die worden gegeven door of namens Reclassering Nederland;
- -
dat verdachte zich binnen drie dagen na het onherroepelijk worden van dit vonnis zal melden bij deze reclasseringsinstelling;
- -
dat verdachte moet deelnemen aan de gedragsinterventie ART (agressieregulatietraining);
- -
dat verdachte zich gedurende de proeftijd ambulant laat behandelen door de GGZ Breburg of een soortgelijke instelling zolang Reclassering Nederland dat noodzakelijk acht;
- -
draagt de reclasseringsinstelling op om aan verdachte hulp en steun te verlenen bij de naleving van deze voorwaarden;
- -
bepaalt dat de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest heeft doorgebracht in mindering wordt gebracht bij de tenuitvoerlegging van het onvoorwaardelijke deel van de opgelegde gevangenisstraf;
Beslag
- -
verklaart verbeurd de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten 1 steen, 1 arm voor dopsleutelset en 1 opzetstuk voor dopsleutel;
Benadeelde partijen
- -
veroordeelt verdachte tot betaling aan de benadeelde partij [slachtoffer] van
€ 578,21 , waarvan € 78,21 ter zake van materiële schade en € 500,- ter zake van immateriële schade;
- -
veroordeelt verdachte in de kosten van de benadeelde partij tot nu toe gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog te maken, tot op heden begroot op nihil; (BP.06)
- -
legt aan verdachte de verplichting op aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[slachtoffer] (feit 1 en 2), € 578,21 te betalen, bij niet betaling te vervangen door
- 11.
dagen hechtenis, met dien verstande dat toepassing van de vervangende hechtenis de betalingsverplichting niet opheft;
- -
bepaalt dat bij voldoening van de schadevergoedingsmaatregel de betalingsverplichting aan de benadeelde partij vervalt en omgekeerd; (BP.04).
Dit vonnis is gewezen door mr. Visser, voorzitter, mr. Van Kralingen en mr. Van Bergen, rechters, in tegenwoordigheid van mr. Van ‘t Nedereind, griffier, en is uitgesproken ter openbare zitting op 2 september 2010.
BIJLAGE I: De tenlastelegging
Aan bovenbedoelde gedagvaarde persoon wordt tenlastegelegd dat
1.
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer] van het
leven te beroven, met dat opzet die [slachtoffer]:
- -
met een wielmoersleutel en/of een ijzeren en/of metalen stang, in elk geval
met een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal met kracht
op/tegen het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en)en/of het (boven)lichaam
heeft geslagen en/of met die wielmoersleutel en/of die ijzeren en/of metalen
stang, in elk geval dat harde en/of zware voorwerp met kracht slaande en/of
zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar het hoofd, in elk geval het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- -
meermalen, althans eenmaal met kracht in het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft gebeten,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 287 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een veroordeling
mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [initialen]. [slachtoffer], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- -
met een wielmoersleutel en/of een ijzeren en/of metalen stang, in elk geval
met een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal met kracht
op/tegen het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en)en/of het (boven)lichaam
heeft geslagen en/of met die wielmoersleutel en/of die ijzeren en/of metalen
stang, in elk geval dat harde en/of zware voorwerp met kracht slaande en/of
zwaaiende bewegingen heeft gemaakt naar het hoofd, in elk geval het lichaam
van die [slachtoffer] en/of
- -
meermalen, althans eenmaal met kracht in het geslachtsdeel van die [slachtoffer] heeft gebeten
- -
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd
en/of het lichaam heeft gestompt en/of geslagen en/of
- -
die [slachtoffer] meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het
lichaam heeft geschopt en/of getrapt en/of
- -
(een) ste(e)n(en) en/of (een) stuk(ken) beton, in elk geval (telkens) een
hard voorwerp op/tegen tegen het lichaam van die [slachtoffer] heeft gegooid
en/of naar en/of in de richting van het hoofd en/of in elk geval het lichaam
van die [slachtoffer] heeft gegooid,
terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
art 302 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
tweede subsidiair, althans, indien het vorenstaande onder 1 niet tot een
veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk opzettelijk mishandelend een
persoon (te weten [slachtoffer]),
- -
met een wielmoersleutel en/of een ijzeren en/of metalen stang, in elk geval
met een hard en/of zwaar voorwerp meermalen, althans eenmaal met kracht
op/tegen het hoofd en/of de arm(en) en/of de hand(en)en/of het (boven)lichaam
heeft geslagen en/of
- -
meermalen, althans eenmaal met kracht in het geslachtsdeel heeft gebeten
en/of
- -
meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het hoofd en/of het lichaam
heeft gestompt en/of geslagen en/of
- -
meermalen, althans eenmaal met kracht op/tegen het lichaam heeft geschopt
en/of getrapt en/of
- -
(een) ste(e)n(en) en/of (een) stuk(ken) beton, in elk geval (telkens) een
hard voorwerp op/tegen tegen diens lichaam heeft gegooid, waardoor deze letsel
heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
art 300 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk[slachtoffer] heeft
bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware
mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend een wielmoersleutel,
althans een hard en/of zwaar voorwerp ter hand genomen en/of daarmee slaande
en/of zwaaiende bewegingen gemaakt naar en/of in de richting van die [slachtoffer] en/of (daarbij) deze dreigend de woorden toegevoegd : "ik sla jou
helemaal in elkaar en/of ik sla je hersens in en/of ik maak je af en/of ik sla
je kapot", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
art 285 lid 1 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk, toen (een) aldaar in uniform
geklede dienstdoende politieambtena(a)r(en) [namen verbalisanten]
verdachte, als verdacht van het gepleegd hebben van één of meer op heterdaad
ontdekt(e) strafba(a)r(e) feit(en) had(den) aangehouden en had(den)
vastgegrepen, althans vast had(den) teneinde verdachte, ter geleiding voor een
hulpofficier van justitie, over te brengen naar een politiebureau, zich met
geweld tegen die eerstgenoemde opsporingsambtena(a)r(en), werkzaam in de
rechtmatige uitoefening van hun/zijn bediening, heeft verzet door te
trappen/trappende bewegingen te maken in de richting van die politieambtenaren
en door tegen het been van die [naam verbalisant] te trappen en/of wild met zijn
bovenlichaam te bewegen;
art 180 Wetboek van Strafrecht
4.
hij op of omstreeks 13 mei 2010 te Oisterwijk opzettelijk en wederrechtelijk
een personenauto (Renault Megane Scenic), in elk geval enig goed, geheel of
ten dele toebehorende aan [getuige 2] in elk geval aan een ander of
anderen dan aan verdachte, heeft vernield en/of beschadigd en/of onbruikbaar
gemaakt;
Aangifte, blz 55 pv)
art 350 lid 1 Wetboek van Strafrecht