Hof Den Haag, 14-08-2020, nr. 2200074319
ECLI:NL:GHDHA:2020:1532
- Instantie
Hof Den Haag
- Datum
14-08-2020
- Zaaknummer
2200074319
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:GHDHA:2020:1532, Uitspraak, Hof Den Haag, 14‑08‑2020; (Hoger beroep)
Uitspraak 14‑08‑2020
Inhoudsindicatie
Openbaar Ministerie niet-ontvankelijk in de vervolging. Aan de verdachte zijn ‘terzake van de feiten’ die aan de verdachte in onderhavige strafzaak ten laste zijn gelegd, voor de aanslagjaren 2014 en 2015 verzuimboeten opgelegd. Er is sprake van ‘bestuurlijke boeten’ met dezelfde rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging.
Rolnummer: 22-000743-19
Parketnummer: 83-153440-17
Datum uitspraak: 14 augustus 2020
TEGENSPRAAK
Gerechtshof Den Haag
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 12 februari 2019 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [plaats] op [datum],
adres: [adres].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof op 31 juli 2020.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde veroordeeld tot een taakstraf voor de duur van 72 uren, subsidiair 36 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 mei 2015 tot en met 3 mei 2017, te Den Haag en/of Alphen aan den Rijn, althans in Nederland, (telkens) opzettelijk (een) bij de Belastingwet voorziene aangifte(n), als bedoeld in de Algemene wet inzake rijksbelastingen, te weten (een) aangifte(n) voor de Inkomstenbelasting/ Premie volksverzekeringen/Inkomensafhankelijke bijdrage Zorgverzekeringswet over het/de ja(a)r(en) 2014 en/of 2015, niet of niet binnen de door de Inspecteur der belastingen te Den Haag, althans in Nederland, gestelde termijn heeft gedaan, terwijl dat/die feit(en) ertoe strekte(n) dat te weinig belasting werd geheven.
Vordering advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk zal worden verklaard in de vervolging.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Ontvankelijkheid van het openbaar ministerie
Het hof heeft vastgesteld dat ‘terzake van de feiten’ die aan de verdachte ten laste zijn gelegd, voor de aanslagjaren 2014 en 2015 aan hem verzuimboeten zijn opgelegd.
Het betreft dezelfde feiten in de zin van artikel 243, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering in samenhang met artikel 68 van het Wetboek van Strafrecht. Gelet daarop is sprake van ‘bestuurlijke boeten’ met dezelfde rechtsgevolgen als een kennisgeving van niet verdere vervolging. Op grond van artikel 246, eerste lid, van het Wetboek van strafvordering eindigt daardoor de zaak.
Dit brengt mee dat het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk wordt verklaard in de vervolging.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart het openbaar ministerie ter zake van het tenlastegelegde niet-ontvankelijk in zijn strafvervolging.
Dit arrest is gewezen door mr. A.E. Mos-Verstraten,
mr. J.A.M.J. Janssen-Timmermans en mr. J.J.H.M. van Gennip, in bijzijn van de griffier mr. L.A. Haas.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 14 augustus 2020.
Mr. J.J.H.M. van Gennip is buiten staat om dit arrest te ondertekenen.