Rb. Leeuwarden, 09-04-2009, nr. 17/885151-08 VON
ECLI:NL:RBLEE:2009:BI0666, Hoger beroep: (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Instantie
Rechtbank Leeuwarden
- Datum
09-04-2009
- Zaaknummer
17/885151-08 VON
- LJN
BI0666
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:RBLEE:2009:BI0666, Uitspraak, Rechtbank Leeuwarden, 09‑04‑2009; (Eerste aanleg - meervoudig)
Hoger beroep: ECLI:NL:GHLEE:2010:BM3169, (Gedeeltelijke) vernietiging en zelf afgedaan
- Wetingang
Uitspraak 09‑04‑2009
Inhoudsindicatie
belediging, inbreuk auteursrecht, You Tube, smaadschrift, portretrecht, naaktfilm
Partij(en)
RECHTBANK LEEUWARDEN
Sector straf
parketnummer 17/885151-08
vonnis van de meervoudige kamer voor de behandeling van strafzaken d.d. 9 april 2009 in de zaak van het openbaar ministerie tegen de verdachte
[verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
wonende te [adres].
De rechtbank heeft gelet op het ter terechtzitting gehouden onderzoek van 27 maart 2009.
De verdachte is verschenen, bijgestaan door mr. B.P.M. Canoy, advocaat te Leeuwarden.
Op schriftelijke vordering van de officier van justitie ter terechtzitting is de telastelegging gewijzigd, zoals in die vordering staat omschreven. Een door de griffier gewaarmerkte fotokopie van die vordering is aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan moet als hier ingevoegd worden beschouwd.
Vordering officier van justitie
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd:
- -
vrijspraak van het onder 1 telastegelegde;
- -
veroordeling voor het onder 2, 3 en 4 telastegelegde;
- -
ten aanzien van het onder 2 en 3 telastegelegde oplegging van een werkstraf voor de duur van 180 uren subsidiair 90 dagen hechtenis en oplegging van een voorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van één maand, met een proeftijd van twee jaren;
- -
ten aanzien van het onder 4 telastegelegde oplegging van een geldboete van € 250,- subsidiair vijf dagen hechtenis;
- -
toewijzing van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer] tot een bedrag van
€ 5.000,- als voorschot en oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
Partiële vrijspraak
De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat gelet op de ten tijde van dit delict geldende wetgeving, met betrekking tot het onder 1 telastegelegde onvoldoende is vast komen te staan dat enige vorm van beveiliging is doorbroken om toegang te krijgen tot het systeem van de aangevers. Verdachte zal derhalve van dit feit worden vrijgesproken.
Bewijsmiddelen
De rechtbank past met betrekking tot de telastegelegde feiten de volgende bewijsmiddelen toe:
Feit 2
- 1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 maart 2009, onder meer inhoudende:
Ik heb in het begin van de maand november 2007 een privé-filmpje waarop [slachtoffer] naakt te zien is op de internetsite "You Tube" geplaatst. Ten tijde van het plaatsen van de film was ik in Nederland woonachtig.
- 2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (pag. 40), onder meer - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik voel mij door het feit dat de foto's en het filmpje op het internet zijn geplaatst diep gegriefd. Ik voel me in mijn eer en goede naam aangetast doordat de foto's en de film op het internet zijn geplaatst.
- 3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van klacht, (pag. 42) onder meer - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Ik heb op dinsdag 27 november 2007 klacht gedaan tegen een tot op heden onbekende persoon dan wel personen ter zake smaadschrift. Ik verzoek u tegen N.N. een strafrechtelijke vervolging te doen instellen.
Feit 3 en 4
- 1.
de verklaring van verdachte afgelegd ter terechtzitting van 27 maart 2009, onder meer inhoudende:
Ik heb in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 een privé-filmpje en een aantal foto's waarop [slachtoffer] naakt te zien is van de computer van [naam] gekopieerd en voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" geplaatst en voornoemde foto's in gedeelde mappen van MSN geplaatst. De gedeelde mappen waren voor derden toegankelijk. Ik was in die periode op verschillende plaatsen in Nederland woonachtig.
- 2.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (pag. 38), onder meer - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [naam]:
De foto's en het filmpje die op het internet zijn geplaatst, heb ik uitsluitend voor privé-gebruik gemaakt. Zij waren niet bestemd om te worden verspreid. Ik ben de auteur van de foto's en het filmpje. Ik heb de foto's en het filmpje gemaakt met uitdrukkelijke toestemming en in opdracht van mijn partner [slachtoffer]. Mijn partner [slachtoffer] heeft het portretrecht. Ik heb aan niemand toestemming gegeven de foto's en het filmpje op het internet te plaatsen dan wel via het internet of op andere wijze te verspreiden.
- 3.
het in wettelijke vorm opgemaakte proces-verbaal van aangifte (pag. 39 en 40), onder meer - zakelijk weergegeven - inhoudende als verklaring van [slachtoffer]:
Mijn officiële naam is [slachtoffer]. Voor mijn werk maak ik gebruik van de naam [naam 2]. De foto's en het filmpje waren puur voor de gein gemaakt en waren niet bedoeld om te delen met wie dan ook. De foto's zijn door iemand zonder mijn toestemming en medeweten op het internet geplaatst.
Bovenstaande wettige bewijsmiddelen - in onderling verband en samenhang beschouwd - houden de redengevende feiten en omstandigheden in waarop de beslissing van de rechtbank steunt dat verdachte de hierna bewezenverklaarde feiten heeft begaan.
Bewijsoverweging
De raadsman heeft betoogd dat verdachte van het onder 2 telastegelegde dient te worden vrijgesproken. Hij heeft daartoe aangevoerd dat voor belediging sprake moet zijn van aanranding van de eer en goede naam door iemand in een ongunstig daglicht te stellen middels het verkondigen van een mening in woord, gebaar of geschrift. Door het plaatsen van het privé-filmpje is volgens de raadsman enkel een geheim kenbaar gemaakt. Verdachte heeft daarbij geen mening geuit die de eer en goede naam van aangeefster [slachtoffer] zou kunnen aantasten. Bovendien - zo begrijpt de rechtbank het vervolg van het betoog - is de aard van het afgebeelde niet zodanig dat het een mening verkondigt, tengevolge waarvan die [slachtoffer] in een ongunstig daglicht zou zijn gesteld.
Daarnaast heeft de verdediging aangevoerd dat nu het filmpje zich niet in het dossier bevindt, de mate van belediging niet valt te bepalen, nu de mate van naaktheid niet bepaald kan worden.
De rechtbank overweegt als volgt.
Uit het dossier blijkt dat op het privé-filmpje te zien is dat aangeefster [slachtoffer] naakt in het bad staat. Verdacht heeft eerdergenoemd filmpje zonder toestemming van [slachtoffer] op het internet geplaatst. Het is vaste jurisprudentie van de Hoge Raad dat een gedraging beledigend is als zij de strekking heeft de ander bij het publiek in een ongunstig daglicht te stellen en hem aan te randen in zijn eer en goede naam. De rechtbank is van oordeel dat door het plaatsen van bovengenoemd filmpje op het internet verdachte inbreuk heeft gemaakt op aangeefsters recht op onaantastbaarheid van haar lichaam en het respect waarop iemand als mens, als zedelijk wezen, aanspraak mag maken. Derhalve is aangeefster in een ongunstig daglicht gesteld en in haar eer en goede naam gekrenkt.
Voor zover de raadsman heeft willen betogen dat niet kan worden vastgesteld of het filmpje beledigend is, omdat dat filmpje zich niet in het dossier bevindt, verwerpt de rechtbank dit verweer. In de verklaringen van [naam] en [slachtoffer] wordt, naar het oordeel van de rechtbank, de film duidelijk beschreven.
Nu de rechtbank komt tot veroordeling van verdachte voor feit 2, dient de rechtbank het voorwaardelijk gedane verzoek van de raadsman te beoordelen. De raadsman heeft hervatting van het onderzoek verzocht. Daarbij heeft de raadsman betoogd dat nu het filmpje zich niet in het dossier bevindt, niet kan worden vastgesteld in welke mate aangeefster beledigd is. De mate van belediging is naar zijn mening van belang voor het bepalen van de strafmaat. De rechtbank zal het verzoek tot hervatting van het onderzoek afwijzen, nu naar het oordeel van de rechtbank uit het dossier voldoende duidelijk is gebleken wat op het filmpje te bezien is.
Bewezenverklaring
De rechtbank acht het onder 2, 3 en 4 telastegelegde bewezen, met dien verstande dat:
- 2.
hij in de periode van 1 november 2007 tot en met 19 november 2007 in Nederland, opzettelijk een persoon genaamd [slachtoffer], in het openbaar bij afbeelding heeft beledigd, door een privé-filmpje waarop die [slachtoffer] naakt te zien is op de internetsite "You Tube" te plaatsen;
- 3.
hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 in Nederland, opzettelijk computerbestanden, waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht werken zijn vervat, te weten een privé-filmpje en foto's waarop [slachtoffer] naakt te zien is, gemaakt door [naam], openlijk ter verspreiding heeft aangeboden, immers heeft verdachte opzettelijk voornoemd privé-filmpje en foto's van de computer van die [naam] gekopieerd en openbaar gemaakt en verspreid door voornoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en voornoemde foto's in gedeelde, voor derden toegankelijk, mappen van MSN te plaatsen;
- 4.
hij in de periode van 1 november 2005 tot en met 19 november 2007 in Nederland, zonder daartoe gerechtigd te zijn, portretten, te weten een privé-filmpje en foto's, waarop [slachtoffer] naakt te zien is, in het openbaar ten toon heeft gesteld, door vernoemd filmpje op de internetsite "You Tube" te plaatsen en voornoemde foto's in gedeelde, voor derden toegankelijk, mappen van MSN te plaatsen.
De verdachte zal van het meer of anders telastegelegde worden vrijgesproken, aangezien de rechtbank dat niet bewezen acht.
Kwalificatie
Het bewezene levert de volgende misdrijven op:
- 2.
eenvoudige belediging;
- 3.
opzettelijk een voorwerp waarin met inbreuk op eens anders auteursrecht een werk is vervat openlijk ter verspreiding aanbieden.
Het bewezene levert de volgende overtreding op:
- 4.
zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret in het openbaar ten toon stellen.
Strafbaarheid verdachte
De rechtbank acht verdachte strafbaar nu niet van enige strafuitsluitingsgrond is gebleken.
Strafmotivering
De rechtbank neemt bij de bepaling van de hierna te vermelden strafsoort en strafmaat in aanmerking:
- -
de aard en de ernst van de gepleegde feiten;
- -
de omstandigheden waaronder deze zijn begaan;
- -
de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken en deze naar voren komt uit het uittreksel uit het algemeen documentatieregister en het voorlichtingsrapport;
- -
het bepaalde in artikel 63 van het Wetboek van Strafrecht;
- -
de vordering van de officier van justitie;
- -
het pleidooi van de raadsman.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan handelen in strijd met de Auteurswet en belediging.
Het gaat hier om een verregaande inbreuk op de privacy van het slachtoffer. Verdachte heeft foto's en een filmpje uit de computer van het slachtoffer gehaald, waarbij het ook nog eens ging om beeldmateriaal dat onmiskenbaar niet voor buitenstaanders bestemd was. Verdachte heeft zich voldoende kunnen realiseren dat dit een verregaande invloed moest hebben op het privéleven van het slachtoffer. Ieder die heden ten dage enig benul heeft van de werking van het internet, weet dat pogingen om onrechtmatig geplaatst beeldmateriaal te verwijderen vaak stranden op de schier oneindige verbindingen van het worldwide web, in combinatie met de gemakkelijke kopieerbaarheid van beeldbestanden. Als men al in staat is om beeldmateriaal van een bepaalde gevonden plaats verwijderd te krijgen, kan dit alweer in een veelvoud op andere plaatsen opduiken. Het is dan ook niet overdreven om te vrezen dat het slachtoffer nooit meer uit het virtuele moeras zal komen waarin zij zich door toedoen van verdachte bevindt. Schrijnend daarbij is te horen dat verdachte zegt dit allemaal in een melige bui te hebben gedaan. De rechtbank zal verdachte echter ten volle verantwoordelijk houden voor zijn onrechtmatige handelwijze en hem een straf opleggen, zoals hierna te vermelden.
Inbeslaggenomen goederen
De rechtbank acht de inbeslaggenomen (portable) computer (kleur grijs), de (portable) computer van het merk MSI en de (personal) computer vatbaar voor onttrekking aan het verkeer nu met behulp van deze goederen de telastegelegde en bewezenverklaarde feiten zijn begaan en zij van zodanige aard zijn dat het ongecontroleerde bezit daarvan door verdachte in strijd is met de wet en met het algemeen belang.
Benadeelde partij
[slachtoffer] heeft zich voor de aanvang van de terechtzitting als benadeelde partij in het strafproces gevoegd door middel van indiening van het voorgeschreven formulier bevattende de opgave van een vordering tot vergoeding van door haar geleden schade ten gevolge van de aan verdachte onder 2 en 4 telastegelegde en bewezenverklaarde feiten alsmede de gronden waarop deze berust.
De rechtbank is van oordeel dat de vordering tot een bedrag van € 5.000 voldoende aannemelijk is geworden en in zodanig verband staat met de door verdachte gepleegde strafbare feiten, dat deze aan hem als een gevolg van zijn handelen kan worden toegerekend.
De rechtbank acht daarnaast oplegging van de schadevergoedingsmaatregel aangewezen.
Het overige deel van de vordering heeft betrekking op een nog in de toekomst te bepalen schade. Dit deel van de vordering acht de rechtbank niet van zo eenvoudige aard dat zij zich leent voor behandeling in het strafgeding. Gelet hierop zal de rechtbank bepalen dat de benadeelde partij in dat deel van de vordering niet-ontvankelijk is.
Toepassing van wetsartikelen
De rechtbank heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 22c(oud), 22d, 23(oud), 24(oud), 24c(oud), 36b(oud), 36c, 36f(oud), 57(oud), 62, 63(oud) en 266 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 31a, 33 en 35 Auteurswet.
DE UITSPRAAK VAN DE RECHTBANK LUIDT, RECHTDOENDE:
Verklaart niet bewezen hetgeen verdachte onder 1 is telastegelegd en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart het onder 2, 3 en 4 telastegelegde bewezen, te kwalificeren en strafbaar in voege als voormeld en verdachte deswege strafbaar.
Veroordeelt verdachte te dier zake tot:
Ten aanzien van feit 2 en 3:
Een werkstraf, bestaande uit het verrichten van 180 uren onbetaalde arbeid.
Beveelt dat voor het geval de veroordeelde de werkstraf niet naar behoren verricht, vervangende hechtenis voor de duur van 90 dagen zal worden toegepast.
Beveelt dat de tijd door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde werkstraf geheel in mindering zal worden gebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag inverzekeringstelling.
Een gevangenisstraf voor de duur van één maand.
Bepaalt, dat deze gevangenisstraf niet zal worden tenuitvoergelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten, op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd, welke hierbij wordt vastgesteld op twee jaren, aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Ten aanzien van feit 4:
Betaling van een geldboete ten bedrage van € 250,- (zegge: tweehonderdvijftig euro), bij gebreke van betaling en van verhaal te vervangen door vijf dagen hechtenis.
Verklaart onttrokken aan het verkeer de inbeslaggenomen (portable) computer (kleur grijs), de (portable) computer van het merk MSI en de (personal) computer.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is telastegelegd dan het bewezenverklaarde en spreekt verdachte daarvan vrij.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer], wonende te [adres], toe tot na te melden bedrag en veroordeelt verdachte mitsdien tot betaling aan deze benadeelde partij van een bedrag van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro).
Veroordeelt verdachte in de kosten van het geding door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak alsnog te maken, tot heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op aan de staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], te betalen een som geld ten bedrage van € 5.000,- (zegge: vijfduizend euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 60 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt daarbij dat, indien verdachte heeft voldaan aan de verplichting tot betaling aan de staat van een bedrag van € 5.000,- ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer], daarmee de verplichting van verdachte om aan de benadeelde partij dit bedrag te betalen komt te vervallen en vice versa, dat, indien verdachte aan de benadeelde partij het opgelegde bedrag heeft betaald, daarmee de verplichting tot betaling aan de staat van dit bedrag komt te vervallen.
Bepaalt dat de benadeelde partij [slachtoffer] in het overige deel van de vordering niet ontvankelijk is en dat dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.H.M. Dölle, voorzitter, mr. H. Mol en mr. R. Baluah, rechters, bijgestaan door mr. D.M.A. Jansen, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank op 9 april 2009. Mr. R. Baluah is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.