NJ 1964/113
Bij niet-nakoming van art. 41 Sv. (substantiële) nietigheid.
HR 18-12-1962, ECLI:NL:HR:1962:134, m.nt. Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
18 december 1962
- Magistraten
Mrs. Feber, Westerouen van Meeteren, Kazemier, Loeff [Rapp.], de Meijere
- Zaaknummer
[18121962/NJ_1964-113]
- Conclusie
Mr. Bakhoven
- Noot
Prof. Mr. W.P.J. Pompe
- Folio weergave
- Deze functie is alleen te gebruiken als je bent ingelogd.
- JCDI
JCDI:ADS140001:1
- Vakgebied(en)
Archief (V)
- Brondocumenten
ECLI:NL:HR:1962:134, Uitspraak, Hoge Raad, 18‑12‑1962
- Wetingang
(Sv art. 41.)
Essentie
Bij niet-nakoming van art. 41 Sv. (substantiële) nietigheid.
Samenvatting
Ambtshalve: Het niet in acht nemen van art. 41 Sv. maakt een zodanige inbreuk op de beginselen van het strafproces, dat ook al is op de niet-nakoming daarvan niet uitdrukkelijk nietigheid van het onderzoek t. t.r.z. gesteld, niettemin moet worden aangenomen, dat die niet-nakoming nietigheid van dat onderzoek tengevolge heeft. 1
Voorgaande uitspraak
Op het beroep van W. d. G., te A., verblijf houdende in het Rijksasyl voor Psychopathen „Huize Veldzicht" te Avereest, req. van cassatie tegen een arrest van het Hof te Leeuwarden van 22 Aug. 1962, houdende in ... Verder lezen? Log in om dit document te bekijken.