HR, 22-01-2013, nr. 12/03920 B
ECLI:NL:HR:2013:BY9000
- Instantie
Hoge Raad
- Datum
22-01-2013
- Zaaknummer
12/03920 B
- Conclusie
Mr. Vellinga
- LJN
BY9000
- Vakgebied(en)
Strafrecht algemeen (V)
Strafprocesrecht (V)
- Brondocumenten en formele relaties
ECLI:NL:HR:2013:BY9000, Uitspraak, Hoge Raad (Strafkamer), 22‑01‑2013; (Cassatie)
Conclusie: ECLI:NL:PHR:2013:BY9000
ECLI:NL:PHR:2013:BY9000, Conclusie, Hoge Raad (Advocaat-Generaal), 04‑12‑2012
Arrest Hoge Raad: ECLI:NL:HR:2013:BY9000
- Vindplaatsen
Uitspraak 22‑01‑2013
Inhoudsindicatie
Beschikking, art. 552p Sv. Art. 23 Sv, horen betrokkene/belanghebbende. De maatstaf om geen toepassing te geven aan art. 23.2, 23.3, 23.4 Sv, is of het onderzoek "ernstig wordt geschaad". Blijkens de bestreden beschikking heeft de Rb evenwel als maatstaf gehanteerd dat het onderzoek "ernstig geschaad kan worden". Het oordeel van de Rb dat het oproepen van de betrokkene voor het onderzoek in raadkamer "op goede gronden achterwege is gebleven nu het belang van het onderzoek ernstig geschaad kan worden", getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR LJN BR2326).
22 januari 2013
Strafkamer
nr. S 12/03920 B
Hoge Raad der Nederlanden
Beschikking
op het beroep in cassatie tegen een beschikking van de Rechtbank Rotterdam van 30 augustus 2011, nummer RK 11/1306, op een vordering als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv, in de zaak van onder anderen:
[Betrokkene], geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1981.
1. Geding in cassatie
Het beroep is ingesteld door de betrokkene. Namens deze heeft mr. J.Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, bij schriftuur een middel van cassatie voorgesteld. De schriftuur is aan deze beschikking gehecht en maakt daarvan deel uit.
De Advocaat-Generaal Vellinga heeft geconcludeerd tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het Gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
2. Beoordeling van het middel
2.1. Het middel klaagt dat de Rechtbank ten onrechte de belanghebbende niet heeft gehoord op de vordering tot verlof als bedoeld in art. 552p Sv.
2.2. Het gaat in deze zaak om de verlening van verlof als bedoeld in art. 552p, tweede lid, Sv naar aanleiding van een rechtshulpverzoek van de justitiële autoriteiten van de Republiek Estland op grond waarvan onder meer door de Rechter-Commissaris doorzoekingen zijn verricht waarbij stukken van overtuiging in beslag zijn genomen.
2.3. De bestreden beschikking houdt onder meer het volgende in:
"De behandeling van de vordering heeft plaatsgevonden in meervoudige besloten raadkamer op 30 augustus 2011, alwaar aanwezig de officier van justitie G. Oosterveld.
(...)
De rechtbank stelt vast dat het oproepen van betrokkenen en van andere eventuele belanghebbenden op goede gronden achterwege is gebleven, nu het belang van het onderzoek ernstig geschaad kan worden, indien verkregen onderzoeksgegevens voortijdig bekend zouden worden."
2.4. Art. 23 Sv luidt:
"1. De raadkamer is bevoegd de noodige bevelen te geven, opdat het onderzoek hetwelk aan hare beslissing moet voorafgaan, overeenkomstig de bepalingen van dit wetboek zal plaats vinden.
2. Door de raadkamer worden het openbaar ministerie, de verdachte en andere procesdeelnemers gehoord, althans hiertoe opgeroepen, tenzij anders is voorgeschreven. Artikel 22, vierde lid, is van overeenkomstige toepassing.
3. De verdachte en andere procesdeelnemers kunnen zich bij de behandeling door de raadkamer door een raadsman of advocaat doen bijstaan.
4. Het openbaar ministerie legt aan de raadkamer de op de zaak betrekking hebbende stukken over. De verdachte en andere procesdeelnemers zijn, evenals hun raadsman of advocaat, bevoegd van de inhoud van deze stukken kennis te nemen.
5. Het tweede tot en met het vierde lid zijn niet van toepassing, voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad."
2.5. De maatstaf om geen toepassing te geven aan art. 23, tweede, derde en vierde lid, Sv, is of het onderzoek "ernstig wordt geschaad". Blijkens de bestreden beschikking heeft de Rechtbank evenwel als maatstaf gehanteerd dat het onderzoek "ernstig geschaad kan worden". Het oordeel van de Rechtbank dat het oproepen van de betrokkene voor het onderzoek in raadkamer "op goede gronden achterwege is gebleven nu het belang van het onderzoek ernstig geschaad kan worden", getuigt dus van een onjuiste rechtsopvatting (vgl. HR 4 oktober 2011, LJN BR2326).
2.6. Het middel is terecht voorgesteld.
3. Slotsom
Hetgeen hiervoor is overwogen brengt mee dat de bestreden beschikking niet in stand kan blijven en als volgt moet worden beslist.
4. Beslissing
De Hoge Raad:
vernietigt de bestreden beschikking;
wijst de zaak terug naar de Rechtbank Rotterdam, opdat de zaak op de bestaande vordering opnieuw wordt behandeld en afgedaan.
Deze beschikking is gegeven door de vice-president A.J.A. van Dorst als voorzitter, en de raadsheren J. de Hullu en V. van den Brink, in bijzijn van de waarnemend griffier E. Schnetz, in raadkamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 januari 2013.
Conclusie 04‑12‑2012
Mr. Vellinga
Partij(en)
Nr. 12/03920 B
Mr. Vellinga
Zitting: 4 december 2012
Conclusie inzake:
[Klager = betrokkene]
1.
Bij beschikking van 30 augustus 2011 heeft de Rechtbank te Rotterdam verlof verleend als bedoeld in 552p Sv.
2.
Namens klager heeft mr. Y. Taekema, advocaat te 's-Gravenhage, één middel van cassatie voorgesteld.
3.
Er bestaat samenhang tussen de zaken met de nummers 12/03905 en 12/03920. In beide zaken zal ik vandaag concluderen.
4.
Het middel houdt in dat de rechtbank door te oordelen dat het oproepen van betrokkenen op goede gronden achterwege is gebleven, nu het belang van het onderzoek ernstig geschaad kan worden indien verkregen onderzoeksgegevens voortijdig bekend zouden worden, een onjuiste maatstaf heeft toegepast.
5.
Het middel is gegrond. Art. 23 lid 5 Sv houdt immers in dat het bepaalde in het tweede tot en met het vierde lid niet van toepassing is voor zover het belang van het onderzoek hierdoor ernstig wordt geschaad. Vgl. HR 4 oktober 2011, LJN BR2326, rov. 2.4.
6.
Het middel slaagt.
7.
Ambtshalve heb ik geen gronden aangetroffen waarop de bestreden beschikking zou dienen te worden vernietigd.
8.
Deze conclusie strekt tot vernietiging van de bestreden beschikking en tot verwijzing van de zaak naar het gerechtshof te 's-Gravenhage teneinde op de bestaande vordering opnieuw te worden behandeld en afgedaan.
De Procureur-Generaal
bij de Hoge Raad der Nederlanden
AG