Einde inhoudsopgave
Pensioenwet
Artikel 150l Standaard invaarpad
Geldend
Geldend vanaf 01-07-2023
- Bronpublicatie:
03-06-2023, Stb. 2023, 216 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken: 36067)
- Inwerkingtreding
01-07-2023
- Bronpublicatie inwerkingtreding:
22-06-2023, Stb. 2023, 218 (uitgifte: 30-06-2023, kamerstukken/regelingnummer: -)
- Vakgebied(en)
Arbeidsrecht / Arbeidsovereenkomstenrecht
Sociale zekerheid algemeen / Algemeen
Verzekeringsrecht / Pensioenrecht
1.
De wijze waarop wordt omgegaan met opgebouwde pensioenaanspraken en pensioenrechten als bedoeld in artikel 150d, tweede lid, onderdeel b, houdt voor pensioenfondsen in dat na de collectieve wijziging van de pensioenovereenkomsten door collectieve waardeoverdracht de waarde van de pensioenaanspraken en pensioenrechten wordt aangewend bij het pensioenfonds overeenkomstig de gewijzigde pensioenovereenkomsten, tenzij dit onevenredig ongunstig zou zijn voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden, pensioengerechtigden of de werkgever.
2.
Het besluit van de werkgever om het pensioenfonds niet te verzoeken over te gaan tot collectieve waardeoverdracht moet evenwichtig zijn en alle relevante belangen moeten in acht zijn genomen. De onderbouwing van dit besluit wordt opgenomen in het transitieplan.
3.
Het pensioenfonds meldt de werkgever of de analyse en de onderbouwing voor het afzien van collectieve waardeoverdracht wordt gedeeld en informeert het verantwoordingsorgaan, het belanghebbendenorgaan of de raad van toezicht.
4.
Indien de werkgever een verzoek tot collectieve waardeoverdracht doet, wijst het pensioenfonds het verzoek van de werkgever alleen af indien:
- a.
sprake is van strijd met wettelijke voorschriften;
- b.
de effecten van de voorgenomen wijzigingen ten aanzien van het pensioen als geheel tot onevenwichtig nadeel zou leiden voor deelnemers, gewezen deelnemers, andere aanspraakgerechtigden of pensioengerechtigden; of
- c.
de waardeoverdracht niet uitvoerbaar is binnen de grenzen van een beheerste en integere bedrijfsvoering.
5.
Bij de collectieve waardeoverdracht, bedoeld in dit artikel, is, in afwijking van de artikelen 20 en 83, artikel 150m van toepassing.
6.
Indien de wijziging van de pensioenovereenkomsten betekent dat een pensioenfonds overgaat van uitvoering van een pensioenovereenkomst die het karakter heeft van een uitkeringsovereenkomst als bedoeld in artikel 1, zoals dat artikel luidde op de dag voorafgaand aan het tijdstip van inwerkingtreding van de Wet toekomst pensioenen, naar uitvoering van een flexibele premieovereenkomst, legt het pensioenfonds binnen een jaar na de collectieve waardeoverdracht, bedoeld in artikel 150m, gepensioneerden de keuze voor tussen een vastgestelde of variabele uitkering. In afwijking van artikel 70, derde lid, is artikel 80 van overeenkomstige toepassing. De artikelen 44a, 47a, 47b, 47c en 63b zijn van overeenkomstige toepassing.
7.
Voor zover een pensioenfonds niet overgaat tot een collectieve waardeoverdracht als bedoeld in artikel 150m, worden de pensioenaanspraken en pensioenrechten die voortvloeien uit de pensioenovereenkomsten zoals die luidden voor de wijziging van deze pensioenovereenkomsten aangemerkt als een te onderscheiden financieel geheel. Artikel 125a is van overeenkomstige toepassing.
8.
Bij of krachtens algemene maatregel van bestuur kunnen regels worden gesteld met betrekking tot dit artikel.